ECLI:NL:RBDHA:2022:8059

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 augustus 2022
Publicatiedatum
11 augustus 2022
Zaaknummer
C/09/623001 / HA ZA 22-10
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Collectieve actie van stichting BREIN tegen gedaagde inzake auteursrechtinbreuken door verkoop van IPTV-pakketten

Op 10 augustus 2022 heeft de Rechtbank Den Haag een tussenvonnis gewezen in de zaak van stichting BREIN tegen een gedaagde die beschuldigd wordt van het verkopen van IPTV-pakketten die inbreuk maken op auteursrechten en naburige rechten. BREIN, een stichting die zich richt op de collectieve bestrijding van auteursrechtinbreuken, heeft een collectieve actie ingesteld. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van de vordering beoordeeld en vastgesteld dat BREIN voldoet aan de vereisten van artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft besloten dat BREIN als exclusieve belangenbehartiger wordt aangewezen en dat het vonnis in geanonimiseerde vorm moet worden aangetekend in het centraal register voor collectieve vorderingen. De rechtbank heeft ook de gedaagde bevolen om binnen 24 uur na betekening van het vonnis te stoppen met het aanbieden van IPTV-pakketten en heeft dwangsommen opgelegd voor het niet naleven van deze bevelen. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen en partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de praktische invulling van de collectieve actie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/623001 / HA ZA 22-10
Vonnis van 10 augustus 2022
in de zaak van
STICHTING BREIN, te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
[gedaagde], te [woonplaats] ,
(thans) handelende onder de naam
[gedaagde],
gedaagde,
advocaat mr. A.W. van Rijn te Katwijk , Zuid-Holland.
Partijen zullen hierna BREIN en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 december 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord.
1.2.
Vervolgens is een datum voor dit vonnis bepaald. Het vonnis heeft alleen betrekking op de voorschriften voor collectieve vorderingen als bedoeld in artikel 1018c Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) tot en met 1018g Rv. Bij de beoordeling wordt uitgegaan van de nu vaststaande feiten voor zover deze nu van belang zijn. Gelet op het stadium waarin de procedure zich nu bevindt en de beslissing in dit vonnis heeft de rechtbank het niet nodig geacht dat Brein, zoals verzocht, zich voor het wijzen van dit vonnis nog uitlaat.

2.De feiten

2.1.
BREIN is een stichting die als doel heeft de collectieve bestrijding van auteursrechtinbreuken, met name ten behoeve van haar aangesloten rechthebbenden.
2.2.
[gedaagde] exploiteert te [plaats] een winkel in elektronische apparatuur zoals laptops, beeldschermen, mobiele telefoons en dergelijke.

3.Het geschil

3.1.
BREIN vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I voor recht verklaart dat [gedaagde] met de verhandeling van IPTV-pakketten, op een wijze zoals toegelicht in het lichaam van de dagvaarding, een openbaarmaking c.q. een “mededeling aan het publiek” verricht in de zin van de artikel 1 en 12 Auteurswet, artikelen 2, 6, 7a en 8 Wet op de Naburige Rechten jo. artikel 3 Auteursrecht-richtlijn;
II [gedaagde] beveelt om binnen 24 uur na betekening van het vonnis te staken en gestaakt te houden: ieder met winstoogmerk aanbieden van hyperlinks of andere technische verwijzingen, al dan niet in de vorm van zogenaamde IPTV-pakketten, al dan niet via een fysieke winkel of via iptv-4k.co, uw8k.cc, of enige andere website, die gebruikers toegang bieden tot illegale (live)streams of ander illegaal aanbod van beschermde werken, uitvoeringen, vastleggingen en uitzendingen, zulks op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 10.000, per individueel aangeboden IPTV-pakket of hyperlink, ofwel € 25.000 per dag (een deel van de dag daaronder mede begrepen) dat hij in gebreke blijft aan dit verbod te voldoen, zulks ter keuze van BREIN, tot een maximum van € 100.000;
III [gedaagde] beveelt om aan deurwaarder Groot & Evers en DigiJuris toestemming te verlenen (afschriften van) de bescheiden als bedoeld onder 56 van de dagvaarding aan BREIN te verstrekken, en bij gebreke van die toestemming BREIN te machtigen om hen zelf te instrueren, zulks op straffe van een direct opeisbare dwangsom van € 10.000,- per dag (een deel van de dag daaronder begrepen) dat [gedaagde] niet aan dit gebod voldoet, tot een maximum van € 100.000;
IV voor recht verklaart dat [gedaagde] met de weigering medewerking te verlenen aan het conservatoir bewijsbeslag een bedrag van € 50.000 heeft verbeurd op grond van rov. 3.7 van de beschikking van 19 oktober 2021 en een bedrag van € 100.000 wegens overtreding van het ex parte bevel zoals opgenomen in rov. 3.4 van de beschikking;
V [gedaagde] beveelt tot betaling van een bedrag van € 150.000,- aan verbeurde dwangsommen;
VI [gedaagde] veroordeelt in de volledige proceskosten ex artikel 1019h Rv.
3.2.
BREIN legt aan haar vorderingen, kort gezegd, het volgende ten grondslag. [gedaagde] verkoopt via zijn winkel en via websites op grote schaal IPTV-pakketten. Deze IPTV-pakketten geven via een hyperlink toegang tot duizenden illegale kopieën van beschermde films, tv-series en (live)streams van televisiekanalen. De verkoop van deze IPTV-pakketten levert een inbreuk op auteursrechten en naburige rechten op. BREIN heeft na een ex parte bevel en verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank conservatoir bewijsbeslag en derdenbeslag gelegd. [gedaagde] heeft aan het bewijsbeslag onvoldoende medewerking verleend. Daarnaast heeft hij na betekening van het ex parte bevel IPTV-pakketten laten doorlopen en de websites weer online gezet. Hierdoor heeft [gedaagde] het maximum aan dwangsommen verbeurd.
3.3.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen.

4.De beoordeling

Collectieve actie

4.1.
De dagvaarding bevat een vordering in een collectieve actie op grond van artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek (BW), die is ingesteld na 1 januari 2020 en betrekking heeft betrekking op gebeurtenissen die (mede) hebben plaatsgevonden op of na 15 november 2016. De vordering valt daarmee onder het regime van Titel 14A van Boek 3 Rv. Voor de ontvankelijkheid van deze vordering geldt een aantal, ambtshalve te beoordelen, vereisten.
De voorwaarden voor ontvankelijkheid
4.2.
BREIN heeft op 16 december 2021 voldaan aan de vereisten van artikel 1018c lid 2 Rv, te weten het binnen twee dagen na dagvaarding indienen van de dagvaarding ter griffie van de rechtbank en het doen aantekenen van de dagvaarding in het centraal register voor collectieve acties.
4.3.
Op grond van artikel 1018c lid 5 Rv vindt inhoudelijke behandeling van de collectieve vordering van BREIN slechts plaats indien en nadat de rechtbank heeft beslist:
dat BREIN voldoet aan de ontvankelijkheidseisen van artikel 3:305a lid 1 tot en met 3 BW of dat het zogenaamde lichte regime van toepassing is als bedoeld in lid 6 van dit artikel;
dat BREIN voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het voeren van deze collectieve vordering efficiënter en effectiever is dan het instellen van een individuele vordering, doordat de te beantwoorden feitelijke en rechtsvragen in voldoende mate gemeenschappelijk zijn, het aantal personen tot bescherming van wier belangen de vordering strekt voldoende is en, indien de vordering strekt tot schadevergoeding, dat zij alleen dan wel gezamenlijk een voldoende groot financieel belang hebben;
dat niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van de collectieve vordering blijkt op het moment waarop het geding aanhangig wordt.
4.4.
De rechtbank moet beoordelen of artikel 3:305a lid 6 BW van toepassing is. Indien
dat het geval is, moet zij beoordelen of zij al dan niet gebruik maakt van de bevoegdheid om
de vereisten van artikel 3:305a leden 2 en 5 BW terzijde te stellen. Daarnaast moet hoe dan
ook zijn voldaan aan de eisen van artikel 3:305a leden 1 en 3 BW.
4.5.
De vordering van BREIN voldoet aan het vereiste van artikel 3:305a lid 1 BW. BREIN is een stichting die als doel heeft de collectieve bestrijding van auteursrechtinbreuken met name ten behoeve van de bij haar aangesloten rechthebbenden, wat ook tot uitdrukking komt in haar statuten.
4.6.
De vordering van BREIN voldoet ook aan de vereisten van artikel 3:305a lid 3 BW. Zij heeft geen winstoogmerk en vordert geen schadevergoeding. BREIN is al lange tijd actief in het handhaven van rechten van intellectuele eigendom. Er is er geen aanleiding om te veronderstellen dat haar bestuurders een winstoogmerk hebben dat via de stichting wordt gerealiseerd. De vordering heeft een voldoende band met de Nederlandse rechtssfeer nu [gedaagde] in Nederland woonplaats heeft en de websites waartegen BREIN in deze zaak opkomt in het Nederlands waren opgesteld en op het Nederlandse publiek waren gericht. BREIN heeft, zoals zij onweersproken heeft gesteld, in de gegeven omstandigheden voldoende getracht het gevorderde via overleg te bereiken.
4.7.
Artikel 3:305a lid 6 BW is van toepassing. BREIN vordert geen schadevergoeding maar maatregelen ter handhaving van rechten van intellectuele eigendom. Zij dient een breed gedragen maatschappelijk belang. De aard van de vordering geeft dan ook aanleiding om het lichte regime toe te passen, wat betekent dat niet hoeft te worden getoetst aan de leden 2 en 5 van artikel 3:305a BW.
4.8.
Gelet op de doelstelling van BREIN en de daarop aansluitende vordering in deze zaak is voldoende aannemelijk dat het voeren van deze collectieve vordering efficiënter en effectiever is dan het instellen van een individuele vordering.
4.9.
Tot slot is geen sprake van de situatie dat de vordering van BREIN op voorhand al ondeugdelijk is gebleken.
4.10.
Dit alles betekent dat de vordering van BREIN de toets van artikel 1018c lid 5 Rv kan doorstaan.
De aanwijzing van een exclusieve belangenbehartiger
4.11.
De rechtbank zal BREIN als exclusieve belangenbehartiger als bedoeld in artikel 1018e Rv aanwijzen. Op grond van het bepaalde in artikel 1018e lid 5 Rv moet
BREIN dit vonnis, inhoudende deze beslissing – in geanonimiseerde vorm – laten aantekenen in het centrale register voor collectieve vorderingen.
4.12.
Artikel 1018f Rv verbindt aan de aanwijzing van BREIN als exclusief belangenbehartiger een aantal voorschriften die ertoe strekken dat de personen voor wier belangen zij opkomt van die aanwijzing in kennis worden gesteld en zich kunnen beraden over hun positie (‘opt-out’, lid 1, dan wel ‘opt-in’, lid 5). Alvorens deze voorschriften, voor zover nodig, te concretiseren, zal de rechtbank partijen, eerst BREIN en vervolgens twee weken later [gedaagde] , in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten over de praktische invulling daarvan.
4.13.
Dit betreft allereerst de vraag of dit vonnis (en eventueel een vertaling daarvan in een of meer andere talen dan de Nederlandse taal) op de voet van artikel 1018f lid 2 Rv op een of meer internetadressen moet worden geplaatst. In dit verband wordt erop gewezen dat dit vonnis zal worden aangetekend in het centraal register voor collectieve vorderingen.
4.14.
Dit betreft verder de omschrijving van de ‘nauw omschreven groep’ en de betekenis van de opt-outregeling voor deze collectieve vordering (artikel 1018f lid 1 Rv), de vraag in hoeverre de achterban van BREIN bestaat uit “bekende personen” wier belangen zij in deze collectieve vordering behartigt en die dus bij “gewone brief” kunnen worden aangeschreven (zie artikel 1018f lid 3 Rv). Daarbij merkt de rechtbank op dat zij blijkens die bepaling “anders kan bepalen”, hetgeen zou kunnen betekenen dat de rechtbank bepaalt dat het aanschrijven van de “bekende personen” achterwege kan blijven.
4.15.
Artikel 1018f lid 3 Rv bepaalt verder:
“Bovendien wordt hiervan zo spoedig mogelijk aankondiging gedaan in één of meer door de rechter aan te wijzen nieuwsbladen. Hierbij wordt telkens op een door de rechter aan te geven wijze melding gemaakt van de wijze waarop deze personen zich overeenkomstig het eerste lid van de behartiging van hun belangen in deze collectieve vordering kunnen bevrijden, of overeenkomstig het vijfde lid met de behartiging van hun belangen in deze collectieve vordering instemmen.”
4.16.
De rechtbank is voornemens ter uitvoering van het onder 4.15 aangehaalde voorschrift te bevelen dat in een aantal landelijke dagbladen de volgende advertentie wordt geplaatst:
Collectieve actie van stichting BREIN tegen X inzake de handhaving van auteursrechten en naburige rechten.
Stichting BREIN voert bij de rechtbank Den Haag een procedure tegen X over de beweerdelijke verkoop door X van IPTV-pakketten waarmee volgens stichting BREIN inbreuk gemaakt wordt op auteursrechten en naburige rechten. De dagvaarding is op 16 december 2021 aangetekend in het register voor collectieve vorderingen (https://www.rechtspraak.nl/Registers/centraal-register-voor-collectieve-vorderingen).
Wilt niet dat ook uw belangen in deze procedure worden behartigd, of hebt u geen woonplaats of verblijf in Nederland, maar wil u juist wel dat uw belangen worden behartigd, stuur dan vervolgens een bericht aan de rechtbank Den Haag, team Handel, Postbus 20302, 2500 EH Den Haag. Vermeld daarin dat uw verzoek betrekking heeft op zaak/rolnummer C/09/ 623001 / HA ZA 22-10. U kunt dit doen tot en met [datum volgt]”
4.17.
De rechtbank is verder voornemens op het centraal register voor collectieve vorderingen de volgende tekst te doen plaatsen:
Collectieve actie van de stichting BREIN tegen X inzake de handhaving van auteursrechten en naburige rechten.
Stichting BREIN voert bij de rechtbank Den Haag een procedure tegen X over de beweerdelijke verkoop door X van IPTV-pakketten waarmee volgens stichting BREIN inbreuk gemaakt wordt op auteursrechten en naburige rechten. Stichting BREIN is door de rechtbank aangewezen als exclusieve belangenbehartiger.
Niet meedoen of juist wel meedoen
Als u behoort tot de groep van personen of ondernemingen voor wie stichting BREIN opkomt en u vindt het goed dat deze stichting ook uw belangen behartigt, dan hoeft u niets te doen.
Als u niet wilt dat ook uw belangen in deze procedure worden behartigd (bijvoorbeeld omdat u hiervoor zelf een procedure wilt voeren), dan kunt u dat aan de rechtbank kenbaar maken. [U bent dan niet aan de uitspraak in deze zaak gebonden, maar u kunt er ook geen rechten aan ontlenen.]
Als u geen woonplaats of verblijf in Nederland hebt, dan heeft de collectieve actie geen betrekking op uw belangen. Dat is alleen anders als u kenbaar maakt dat u wilt dat stichting BREIN ook voor uw belangen optreedt. Als de vorderingen van stichting BREIN geheel of gedeeltelijk worden toegewezen, kunt u daaraan rechten ontlenen, maar als deze worden afgewezen, bent u daaraan gebonden.
Wilt u niet dat ook uw belangen in deze procedure worden behartigd, of hebt u geen woonplaats of verblijf in Nederland, maar wil u juist wel dat ook uw belangen of de belangen van uw onderneming worden behartigd, stuur dan een brief aan de Rechtbank Den Haag, Team Handel, Postbus 20302, 2500 EH Den Haag. U kunt dit doen tot en met [datum volgt].
U kunt de volgende teksten gebruiken:
“Ik wil niet dat in de collectieve actie van stichting BREIN (zaak/rolnummer C/09/623001 / HA ZA 22-10) mijn belangen worden behartigd en wens mij daarvan te bevrijden.”
OF
“Ik heb geen woonplaats of verblijf in Nederland, maar stem ermee in dat de collectieve actie van stichting BREIN (zaak/rolnummer C/09/623001 / HA ZA 22-10) ook mijn belangen worden behartigd.””
4.18.
Partijen mogen zich bij akte uitlaten over deze voorgenomen teksten en over de
landelijke dagbladen waarin de bedoelde advertentie geplaatst zou moeten worden. De
rechtbank zal partijen tevens in de gelegenheid stellen zich bij diezelfde akte uit te laten
over noodzaak en nut van het stellen van een termijn als bedoeld in artikel 1018g Rv. BREIN kan in haar akte tevens laten weten of zij behoefte heeft aan het aanvullen van de gronden van de vordering als bedoeld in die bepaling.
4.19.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beslist dat BREIN en haar vordering de toets van artikel 1018c lid 5 Rv doorstaan;
5.2.
wijst BREIN aan als exclusieve belangenbehartiger;
5.3.
draagt BREIN op van dit vonnis – in geanonimiseerde vorm - aantekening te maken in het centraal register voor collectieve vorderingen;
5.4.
verwijst de zaak naar de rol van 31 augustus 2022 voor akte aan de zijde van BREIN als bedoeld in rechtsoverwegingen 4.12, 4.13, 4.14 en 4.18, waarna de zaak naar de rol van 14 september 2022 wordt verwezen voor akte aan de zijde van [gedaagde] ;
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. de Bruijn en in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1554