ECLI:NL:RBDHA:2022:8036

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 augustus 2022
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 7390
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eervol ontslag wegens volledige arbeidsongeschiktheid en onderzoek herplaatsingsmogelijkheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een medewerker van de brandweer, en het Dagelijks Bestuur van de Veiligheidsregio Haaglanden. Eiser was sinds 2004 werkzaam als Medewerker Incidentenbestrijding II, maar werd op 13 februari 2018 ongeschikt verklaard voor zijn functie. Op 12 april 2021 verleende verweerder eiser eervol ontslag wegens volledige arbeidsongeschiktheid, met ingang van 1 mei 2021, op basis van artikel 8:4 van de Arbeidsvoorwaardenregeling Veiligheidsregio Haaglanden (Arg VRH). Eiser ging tegen dit besluit in beroep, omdat hij meende dat de herplaatsingsmogelijkheden niet adequaat waren onderzocht.

Tijdens de zitting op 12 april 2022 heeft eiser, via een beeldverbinding, zijn standpunt toegelicht. Hij stelde dat de bedrijfsarts in 2019 had aangegeven dat hij inzetbaar was in passende arbeid en dat er geen zorgvuldig onderzoek was gedaan naar zijn mogelijkheden voor herplaatsing. Verweerder heeft echter betoogd dat er geen concrete aanknopingspunten waren voor de verwachting dat eiser binnen afzienbare tijd weer in staat zou zijn om passende werkzaamheden te verrichten. De rechtbank heeft overwogen dat het ontbreken van een zorgvuldig onderzoek naar passende werkzaamheden niet automatisch leidt tot onrechtmatigheid van het ontslag, maar kan wel invloed hebben op de redelijkheid van het besluit.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat verweerder in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot ontslagverlening gebruik heeft kunnen maken. Eiser was meermalen ziek uitgevallen en er waren geen concrete werkzaamheden die hij kon verrichten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/7390

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.H. Horst),
en

het Dagelijks Bestuur van de Veiligheidsregio Haaglanden, verweerder

(gemachtigde: mr. P.R.M. Berends-Schellens).

Procesverloop

Bij besluit van 12 april 2021 heeft verweerder eiser met ingang van 1 mei 2021 eervol ontslag verleend wegens volledige arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 8:4 van de Arbeidsvoorwaardenregeling Veiligheidsregio Haaglanden (Arg VRH).
Bij besluit van 7 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2022. Eiser en zijn gemachtigde zijn met een beeldverbinding verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voor verweerder zijn tevens verschenen [A] , mr. [B] en [C] .

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft sinds 2004 bij de brandweer gewerkt in de functie van Medewerker Incidentenbestrijding II, met het takenpakket Manschap. Eiser is sinds 13 februari 2018 onverminderd ongeschikt voor de functie van Manschap. Vanaf 7 september 2020 is eiser volledig arbeidsongeschikt verklaard.
2. Na een voornemen daartoe, waarop eiser zijn zienswijze kenbaar heeft gemaakt, heeft verweerder bij besluit van 12 april 2021 aan eiser ontslag verleend wegens volledige arbeidsongeschiktheid op grond van artikel 8:4 van de Arg VRH. Aan dit besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser volledig arbeidsongeschikt is verklaard en er geen concreet aanknopingspunt bestaat dat eisers belastbaarheid binnen afzienbare tijd zodanig toeneemt dat hij duurzaam met passende werkzaamheden belast kan worden. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft verweerder verwezen naar het advies van de bedrijfsarts en de Uwv. Verweerder heeft dit besluit na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit.
Wat is het standpunt van partijen?
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder de herplaatsingsmogelijkheden, wat betreft duurzame inzetbaarheid bij de eigen werkgever als daarbuiten, niet volledig en adequaat heeft onderzocht. Dit terwijl de bedrijfsarts in 2019 meerdere malen heeft geoordeeld dat eiser inzetbaar is in passende arbeid en de verwachting ten aanzien van de toename van belastbaarheid goed was. Gelet hierop is het besluit onzorgvuldig voorbereid.
4. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank stelt allereerst van dat de gronden zoals nader toegelicht ter zitting ook betrekking hebben op het bestreden besluit zodat er, anders dan verweerder betoogt, geen reden bestaat om het beroep van eiser op dat punt niet-ontvankelijk te verklaren.
6. De rechtbank overweegt dat in artikel 8:4 van de Arg VRH is bepaald dat ontslag aan de ambtenaar kan worden verleend op grond van volledige ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking wegens ziekte. Het ontbreken van een zorgvuldig onderzoek naar passende werkzaamheden bij volledige arbeidsongeschiktheid van een ambtenaar voor zijn functie doet niet af aan de bevoegdheid tot verlenen van ontslag op grond van artikel 8:4 van de Arg VRH, maar kan wel tot het oordeel leiden dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot ontslagverlening gebruik heeft kunnen maken.
7. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder als goed werkgever meer had moeten doen om hem terug te brengen in het arbeidsproces. Hij was in staat om zes tot acht uur per week werkzaamheden te verrichten. De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheden niet zodanig zijn dat verweerder niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot ontslagverlening gebruik heeft kunnen maken. Verweerder heeft overtuigend toegelicht dat eiser geen concrete werkzaamheden kon uitvoeren. Eiser is vijf maal uitgevallen wegens ziekte. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in volledige arbeidsongeschiktheid in september 2020. Het zag er niet naar uit dat eiser snel zou verbeteren. De arbeidsdeskundige rapportages uit 2019 waar eiser naar verwijst zijn achterhaald en kunnen evenmin leiden tot een andere conclusie.
Ter zitting heeft de heer Harst nog aangegeven dat het re-integratie traject is gestart met een goed gesprek. Er was en is nog steeds een goede verhouding met eiser. Helaas is het niet gelukt om passende werkzaamheden te vinden doordat eiser meerder malen ziek is geworden. Hij is bereid om buiten deze zaak om nog een gesprek met eiser te hebben, zeker als dat helpt voor zijn herstelproces.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.