ECLI:NL:RBDHA:2022:8022

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
09-025800-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van opzettelijke brandstichting met gevaar voor goederen

In deze strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2003, werd op 30 juni 2022 door de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van opzettelijke brandstichting door een ontploffing teweeg te brengen met zwaar vuurwerk bij de woning van de aangever op 11 november 2020. De officier van justitie eiste een werkstraf van 100 uren of, bij niet-naleving, 47 dagen jeugddetentie. De zaak werd behandeld op een besloten zitting op 16 juni 2022, waarbij de verdachte aanwezig was, vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. M.G. Eckhardt.

De tenlastelegging stelde dat de verdachte samen met anderen een explosief had geplaatst bij de woning van de aangever, wat gevaar voor goederen met zich meebracht. De officier van justitie baseerde zijn eis op getuigenverklaringen en forensisch bewijs, waaronder het gebruik van een Super Cobra 6 vuurwerk. Getuigen zagen een auto met draaiende motor en een man wegrennen na de ontploffing, wat leidde tot onderzoek naar de betrokkenheid van de verdachte en medeverdachten.

De rechtbank concludeerde echter dat, hoewel er sterke aanwijzingen waren voor de betrokkenheid van de verdachte, er onvoldoende bewijs was om wettig en overtuigend aan te tonen dat hij daadwerkelijk betrokken was bij de ontploffing. De rechtbank oordeelde dat het onduidelijk bleef of de verdachte een rol had gespeeld en dat er geen sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit en werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-025800-21
Datum uitspraak: 30 juni 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de besloten zitting van
16 juni 2022.
De officier van justitie in deze zaak is mr. S. van Dongen en de advocaat van de verdachte is mr. M.G. Eckhardt te Den Haag. De verdachte is op de zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er van beschuldigd dat:
hij op of omstreeks 11 november 2020 te Den Haag, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door (zwaar) vuurwerk, althans een voorwerp houdende een explosieve stof, te plaatsen tegen of in de directe nabijheid van de deur van de woning aan de [adres] en dit vuurwerp/voorwerp tot ontbranding te brengen en daarvan gemeen gevaar voor die deur en/of de woning aan de [adres] en/of ruiten van de portiek van het complex waar voornoemde woning deel van uit maakt, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.

3.Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geëist dat wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en wordt veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren met aftrek van drie dagen voorarrest subsidiair 47 dagen jeugddetentie
De officier van justitie heeft daartoe – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende naar voren gebracht.
[aangever] heeft aangifte gedaan van een ontploffing bij zijn woning aan de [adres] . Uit forensisch onderzoek aan de woning blijkt dat aan de onderzijde van de deur een Super Cobra 6 is geplaatst en is aangestoken, waardoor vuur en een explosie en daarmee gevaar voor goederen en personen is ontstaan. [getuige 1] heeft op de avond van het incident bij de [adres] een blauwe [auto] zien staan met draaiende motor. Nadat zij een knal hoorde zag zij komend uit de richting van [adres] een man rennen die als bijrijder instapte, waarna de auto wegreed. De getuige zag een deel van het kenteken, te weten [nummer] . Uit onderzoek naar dit kenteken blijkt dat de auto te linken is aan de [medeverdachte 1] . Uit de telefoongegevens van deze medeverdachte blijkt dat op het moment van de ontploffing twee tegencontacten een zendmast in de omgeving van [adres] aanstralen. Uit nader onderzoek blijkt dat deze nummers toebehoren aan de verdachte en [medeverdachte 2] . Voorts blijkt uit onderzoek dat de telefoons van de drie verdachten ook een zendmast in de omgeving van de woning aanstralen op 5 november 2020. [getuige 2] heeft op die dag rond dat tijdstip twee mannen gezien bij het portiek waar het incident heeft plaatsgevonden en verklaard dat één van die mannen met haar mee het portiek in wilde lopen. Uit tapgesprekken tussen de verdachte en [medeverdachte 1] blijkt dat zij op opvallende momenten in het onderzoek (zoals voorafgaand aan en na verhoren bij de politie) telefonisch contact met elkaar hadden waarbij ook aan het verhoor wordt gerefereerd. Daarbij zeggen alle drie de verdachten elkaar niet te kennen en niet met elkaar te bellen. De verdachte geeft bovendien geen verklaring voor het feit dat zijn telefoon op 5 november 2020 en 11 november 2020 een zendmast heeft aangestraald dichtbij de plaats delict. Gelet op het voorgaande kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. Het medeplegen blijkt uit de voorverkenning met anderen bij de woning op 5 november 2020 en uit de telefoongegevens en de inhoud van de tapgesprekken.

4.Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.

5.Vrijspraak

Vaststaat dat op 11 november 2020 te Den Haag een ontploffing teweeg is gebracht bij de woning van aangever aan [adres] te Den Haag door het afsteken van een Super Cobra 6. De rechtbank ziet zich voor de vragen gesteld of de betrokkenheid van de verdachte bij het incident kan worden vastgesteld en zo ja, of er sprake is van medeplegen.
De rechtbank overweegt dat de door de officier van justitie genoemde bewijsmiddelen weliswaar sterke aanwijzingen opleveren dat de verdachte betrokken is geweest bij de ontploffing, maar dat op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan deze ontploffing. Weliswaar kan uit de bewijsmiddelen wel worden afgeleid dat verdachte op genoemde datum en rond het tijdstip van de ontploffing in de buurt van de woning is geweest maar het is de rechtbank onduidelijk gebleven wie de Super Cobra 6 bij de woning van de aangever tot ontploffing heeft gebracht. Uit het dossier kan niet worden afgeleid óf de verdachte daarbij een rol heeft gehad, en zo ja, waar zijn aandeel dan precies uit bestond en waar zijn opzet op zag. Voorts blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het dossier niet van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde.

6.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.P. Meeuwisse, kinderrechter, voorzitter,
mr. R. van Zeijst - Repelaer van Driel, kinderrechter,
en mr. D.M. Rupert, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Leurs, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 30 juni 2022.