8.3Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feitenDe verdachte heeft drie vuurwapens voorhanden gehad. Twee van deze vuurwapens waren omgebouwd en één daarvan was doorgeladen. Het voorhanden hebben van dergelijke voorwerpen is verboden, omdat dit een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt. Het is de rechtbank bekend dat steeds meer jongeren wapens bij zich dragen. Dit komt deels voort uit eerdere geweldsincidenten, waardoor sommige jongeren zich niet meer veilig voelen en zelf wapens meenemen om zich te kunnen verdedigen, met alle gevolgen van dien. Het voorhanden hebben van een wapen vergroot het risico op daadwerkelijk gebruik daarvan aanzienlijk, en dit leidt tot steeds meer geweldsincidenten met vaak een zeer ernstige afloop. Dit geldt zelfs nog meer daar waar het gaat om vuurwapens. Ook de verdachte heeft verklaard de vuurwapens te hebben ter verdediging. De rechtbank acht dit zeer ongewenst en kwalijk en gevaarlijk of zeer risicovol.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van een grote hoeveelheid XTC pillen, bestemd om deze te verkopen. Hiermee heeft de verdachte gehandeld in strijd met de Opiumwet. Harddrugs vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en de samenleving, temeer omdat dit vaak gepaard gaat met en leidt tot vele andere vormen van criminaliteit.
Strafblad
Uit het strafblad van 22 maart 2022 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de rapporten en adviezen die zijn opgemaakt over de verdachte, waaronder het rapport door GZ-psycholoog [naam] van
25 maart 2022 en het advies van Reclassering Nederland van 9 juni 2022.
In de Pro Justitia rapportage van 25 maart 2022 is – samengevat weergegeven – het volgende naar voren gebracht:
De verdachte heeft een disharmonisch opgebouwd intelligentieprofiel en er is sprake van ernstige gedragsproblemen die zijn ontstaan voor zijn vijftiende jaar. Verdachte heeft problemen om zichzelf te beheersen. Hij reageert vaak impulsief en reactief vanuit de wens om zijn eigen wensen zo snel mogelijk in te willigen. Bij tegenspraak en/of frustratie is er risico op verbaal en fysiek agressief gedrag. Achteraf voelt hij geen schuld of schaamte waardoor de lijdensdruk gering is en er geen bereidheid is tot verandering. Het gedragspatroon van verdachte wordt geclassificeerd als een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Vanuit gedragsdeskundig oogpunt worden risico’s voornamelijk verwacht wanneer verdachte wordt begrensd in zijn zelfbepalende en/of antisociale gedrag. Hoewel hij verstandelijk goed weet wat wel en niet mag, past hij dat zonder controle of zwaarwegende consequenties niet toe. De ouders hebben al enige jaren geen invloed op zijn gedrag waardoor er voor hem een negatief leereffect is ontstaan dat hem gesterkt heeft in zijn zelfbepalende gedrag. De kans op recidive van de ten laste gelegde feiten kan onderzoeker niet beoordelen nu hij weigerde hierover te praten. Volgens het klinisch oordeel van onderzoeker zijn er onvoldoende indicaties om het jeugdstrafrecht toe te passen. Contra indicaties voor het toepassen van het jeugdstrafrecht vormen de geringe mate waarin hij empathie laat meewegen in zijn beslissingen, zijn calculerende proceshouding en het idealiseren van gedragscodes die behoren bij een delinquente levensstijl. Zijn loyaliteit aan eventuele mededaders is groot. Betrokkene verwoordt daarbij naar de reclassering en naar onderzoeker geen enkele pedagogische bemoeienis te accepteren en geen belang te hebben om zijn gedrag te veranderen. Geadviseerd wordt om de verdachte bij bewezenverklaring van het tenlastegelegde een detentie op te leggen. Tevens is een agressieregulatie training een kans om zijn verstoorde kerncognities te beïnvloeden waardoor hij minder reactief leert reageren. Aansluitend aan de geadviseerde detentie wordt een reclasseringstoezicht wenselijk geacht waarin hij begeleiding krijgt bij het vinden van een woonplek en werk.
In het advies van Reclassering Nederland van 9 juni 2022 is – samengevat weergegeven – het volgende naar voren gebracht:
De reclassering heeft diverse interventies gericht op recidive vermindering ingezet voor de verdachte. Al deze interventies zijn niet van de grond gekomen door zijn zelfbepalende houding. Ondanks dat de reclassering, samen met de gedragswetenschapper van de JJI, de gedragswetenschapper van de KVJJ en zijn moeder meermaals motiverende gesprekstechnieken hebben ingezet, blijft verdachte ambivalent in zijn uitspraken over het aanvaarden van hulpverlening. In de Pro Justitia rapportage van 25 maart 2022 wordt dit gedrag onderstreept en is een antisociale persoonlijkheidsstoornis vastgesteld. De reclassering heeft het onderwerp huisvesting niet kunnen realiseren omdat verdachte niet gemotiveerd is voor een kamertraining of beschermde woonvorm en zegt hier zijn eigen plan in te trekken. In praktijk zal het erop neer komen dat betrokkene bij zijn moeder gaat verblijven. Wegens door de moeder uitgesproken zorgen zal de reclassering zich richten op de ondersteuning en begeleiding van het herstellen van de familieband. Verdachte betreft een 18-jarige jongeman, die niet eerder is veroordeeld en derhalve wordt het belang extra onderstreept tot het motiveren van verdachte en het aanbieden van hulp en begeleiding om recidive te verminderen in de toekomst. De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen. Hoewel betrokkene af en toe wat kinderlijk en kwetsbaar gedrag laat zien, lijkt dit passend voor de leeftijd. Er is sprake van een disharmonisch intelligentieprofiel, echter is dit geen doorslaggevende reden voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante begeleiding door Geerlings en Bernard, verplichte dagbesteding en een locatieverbod voor de woning van de vader van verdachte. Tot slot wordt geadviseerd de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Toepassing van het volwassenenstrafrecht of van het jeugdstrafrecht?
De rechtbank kan – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt – het jeugdstrafrecht toepassen. De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Het uitgangspunt is dan dat berechting plaatsvindt volgens het volwassenenstrafrecht.
Met betrekking tot de vraag of er, in afwijking van dit uitgangspunt, aanleiding bestaat om het jeugdstrafrecht toe te passen overweegt de rechtbank het volgende.
De deskundigen hebben de rechtbank in de door hen opgemaakte rapporten in overweging gegeven om bij berechting het volwassenenstrafrecht toe te passen, nu onvoldoende indicaties zijn verkregen voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Pedagogische beïnvloeding biedt onvoldoende mogelijkheden om de morele keuzes van verdachte om te buigen, waardoor het toepassen van het jeugdstrafrecht geen meerwaarde heeft.
De rechtbank acht het bij haar afweging voorts van belang dat de verdachte onder andere twee omgebouwde pistolen in bezit had, waarvan één van deze pistolen ook doorgeladen was terwijl hij geen enkel inzicht heeft willen geven over de wijze waarop hij hierover de beschikking heeft gekregen. Dit getuigt van een volwassen houding.
De rechtbank ziet, gelet op het voorgaande, onvoldoende aanleiding om in de onderhavige zaak toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht. Ook de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan leiden niet tot een ander oordeel.
De rechtbank zal daarom niet het jeugdstrafrecht toepassen en zal de verdachte berechten volgens het volwassenenstrafrecht.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de justitiële documentatie, de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die blijken uit voornoemde rapporten en hetgeen door betrokkenen ter zitting naar voren is gebracht.
De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken.
Gezien de ernst van de feiten vindt de rechtbank een gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats, waarvan een gedeelte voorwaardelijk zal worden opgelegd. Daarbij laat de rechtbank meewegen dat de gepleegde feiten voor veel onrust in de maatschappij zorgen. Zoals reeds hiervoor is vastgesteld, brengt wapenbezit onder jongeren een sterk gevoel van onveiligheid teweeg. De verdachte heeft inmiddels lange tijd in voorarrest gezeten. De rechtbank is van oordeel dat met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest de ernst van de feiten voldoende tot uitdrukking wordt gebracht. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte opleggen. Gelet op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder zijn jonge leeftijd, vindt de rechtbank het aangewezen dat hij voor een langere periode op verschillende gebieden wordt ondersteund en waar nodig wordt gestuurd. Daarom zal de rechtbank aan het voorwaardelijke deel van de straf bijzondere voorwaarden verbinden. Het voorwaardelijke strafdeel heeft ook als doel de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Door de officier van justitie is geëist de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te
verklaren. De rechtbank overweegt hiertoe dat bijzondere voorwaarden enkel dadelijk uitvoerbaar kunnen worden verklaard indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Naar het oordeel van de rechtbank is daar in de onderhavige zaak geen sprake van gelet op de aard van de bewezenverklaarde feiten, die geen direct gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam. De rechtbank zal dan ook niet bepalen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.