ECLI:NL:RBDHA:2022:7969

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
8 augustus 2022
Zaaknummer
NL22.5455
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring van vreemdeling die aangifte wilde doen van stalking

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een vreemdeling van Jamaicaanse nationaliteit, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser was op 21 maart 2022 vreemdelingrechtelijk staande gehouden en had een maatregel van bewaring opgelegd gekregen op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had echter het politiebureau willen verlaten na het doen van aangifte van stalking, wat volgens het geldende 'free in free out'-beleid niet had mogen leiden tot een staandehouding. De rechtbank oordeelde dat eiser ten onrechte was staande gehouden, omdat het beleid van de politie vereist dat slachtoffers van strafbare feiten, ongeacht hun verblijfsstatus, vrij naar de politie kunnen gaan om aangifte te doen. De rechtbank volgde de argumenten van eiser en oordeelde dat de belangenafweging in zijn voordeel uitviel, gezien de ernst van de schending van zijn rechten. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, beval de opheffing van de maatregel van bewaring en kende eiser een schadevergoeding toe van € 2.430,- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. Tevens werden de proceskosten van eiser vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.5455
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] , van Jamaicaanse nationaliteit, eiser
(gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Nunninga).

Procesverloop

Bij besluit van 21 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 12 april 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [de persoon] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser voert aan dat hij ten onrechte staande is gehouden op grond van artikel 50 van de Vw. Eiser wilde aangifte komen doen van stalking en volgens het (free in free out) beleid had hij het politiebureau daarna in vrijheid moeten kunnen verlaten. Of daadwerkelijk aangifte is gedaan is dan niet relevant. Eiser wijst in dat verband op de door hem overgelegde factsheet van de politie met de titel ‘Programma slachtofferzorg’. In deze factsheet staat dat de Minister van Veiligheid en Justitie vindt dat bij toepassing van slachtofferrechten geen onderscheid gemaakt moet worden op grond van verblijfsstatus in Nederlander. Verder wordt in de factsheet verwezen naar de EU-Richtlijn Minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten (hierna de richtlijn) [1] . Ook als een slachtoffer uiteindelijk geen aangifte doet of bijvoorbeeld geen getuigenverklaring aflegt, verlaat hij het bureau in vrijheid. Dat is precies wat in het geval van eiser is gebeurd. Omdat sprake is van een flagrante schending meent eiser dat er geen ruimte is voor een belangenafweging en dat de bewaring om die reden onrechtmatig is. Indien wel een belangenafweging plaats moet vinden, valt deze gelet op voorgaande uit in het voordeel van eiser.
2. Verweerder heeft ter zitting verklaard niet op de hoogte te zijn van voornoemd beleid, maar hij stelt zich op het standpunt dat het beleid niet op eiser van toepassing is. Eiser heeft niet zelf afgezien van het doen van aangifte, maar de politie heeft geconstateerd dat de aangifte niet kon worden opgenomen. Een dergelijke situatie staat niet opgenomen op de factsheet en dus voorziet het beleid hierin niet. Eiser kon daarom worden staande gehouden op grond van artikel 50 van de Vw, aldus verweerder.
3. Artikel 1 lid 1 van de richtlijn luidt als volgt:

1. Deze richtlijn heeft tot doel ervoor te zorgen dat slachtoffers van strafbare feiten passende informatie, ondersteuning en bescherming krijgen en aan de strafprocedure kunnen deelnemen.
De lidstaten zorgen ervoor dat slachtoffers op een respectvolle, tactvolle, geïndividualiseerde, professionele en niet-discriminerende manier worden erkend en bejegend in alle contacten met slachtofferhulp- of herstelrechtorganisaties of een bevoegde autoriteit, die in het kader van de strafprocedure optreedt. De in deze richtlijn opgenomen rechten worden jegens slachtoffers op niet-discriminerende wijze toegepast, mede wat hun verblijfsstatus betreft.
4. In de memorie van toelichting met betrekking tot de implementatie van de richtlijn [2] staat dat de politie bij alle eenheden in Nederland een zogenaamde free in free out aanpak invoert. In de memorie van toelichting staat hierover:

“Kort samengevat betekent dit dat een illegaal verblijvende vreemdeling – die slachtoffer, dan wel getuige is van enig misdrijf – daarvan aangifte kan doen, zonder dat op dat moment vreemdelingrechtelijke maatregelen worden genomen. De aangifte van het strafbare feit schept conform de richtlijn geen rechten met betrekking tot de verblijfsstatus van het slachtoffer.”

5. De rechtbank volgt eiser dat uit de richtlijn en het free in free out beleid volgt dat hij vrij naar de politie moest kunnen gaan om aangifte te doen zonder dat er vreemdelingrechtelijke maatregelen werden genomen. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn betoog dat het beleid niet op eiser van toepassing was omdat zijn aangifte niet kon worden opgenomen. Eiser is vrij om naar de politie te gaan voor zijn aangifte ongeacht wat er met deze aangifte gebeurt. De rechtbank is daarom wegens strijd met de richtlijn en het free in free out beleid van oordeel dat eiser ten onrechte staande is gehouden op grond van artikel 50 van de Vw.
6. Volgens vaste rechtspraak maakt het hierboven genoemde gebrek de bewaring
niet direct onrechtmatig, tenzij de daarmee gediende belangen niet in redelijke verhouding
staan tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen.
7. De rechtbank is van oordeel dat die belangenafweging vanwege de ernst van de schending uitvalt in het voordeel van eiser. Eiser mocht erop vertrouwen dat hij het politiebureau in vrijheid mocht verlaten. Hij is door de onterechte staandehouding dan ook in zijn belangen is geschaad. Verweerder heeft onvoldoende onderbouwd waarom de belangenafdeling in het voordeel van verweerder moet uitvallen. Verweerder heeft als belang enkel gesteld dat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en dat belang weegt naar het oordeel van de rechtbank niet op tegen eisers belang bij invrijheidsstelling.
8. Het beroep is gegrond en de maatregel van bewaring is vanaf het moment van opleggen daarvan onrechtmatig. De rechtbank beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 13 april 2022. Wat eiser voor het overige heeft aangevoerd hoeft daarom niet meer te worden besproken.
9. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien zij de opheffing van de maatregel van bewaring beveelt aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 24 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 1 x € 130,- (verblijf politiecel) en 23 x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 2.430,-.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 13 april 2022;
-veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 2.430,-, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Broek, rechter, in aanwezigheid van
D.P. van Middelkoop, griffier.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Voluit: Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ.
2.