ECLI:NL:RBDHA:2022:7941
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis op basis van onvoldoende bewijs van duurzame relatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Jemenitische vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met het doel van nareis naar haar echtgenoot, referent, die in Nederland verblijft. De aanvraag werd afgewezen omdat niet aannemelijk was gemaakt dat eiseres en referent op het moment van referent's inreis in Nederland een gezin vormden. De rechtbank ontving het beroepschrift van eiseres op 12 november 2021, na een eerdere afwijzing van de aanvraag op 20 oktober 2020 en een ongegrondverklaring van het bezwaar op 15 oktober 2021.
Tijdens de zitting op 24 maart 2022 werd eiseres vertegenwoordigd door de waarneemster van haar gemachtigde, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank overwoog dat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd van een duurzame en exclusieve relatie met referent op het peilmoment van zijn inreis. De rechtbank erkende dat culturele verschillen en de omstandigheden van de vluchtelingenstatus van invloed kunnen zijn op de relatie, maar concludeerde dat de overgelegde documenten en verklaringen niet voldoende waren om de aanvraag te onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af.
De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van een duurzame relatie in het kader van gezinshereniging en de rol van bewijsvoering in dergelijke procedures. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiseres en referent niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij op het moment van referent's inreis een gezin vormden, en dat de aanvraag om een mvv voor nareis daarom terecht was afgewezen.