ECLI:NL:RBDHA:2022:7938

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 augustus 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
09-096364-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding van mensensmokkel met levensgevaar voor anderen

Op 5 augustus 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorbereiden van mensensmokkel. De verdachte, geboren in 1995 en op dat moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Ter Apel, werd op 14 april 2022 aangehouden in Pijnacker. Tijdens een verkeerscontrole werd in het voertuig van de verdachte een rubberboot, 40 zwemvesten en een buitenboordmotor aangetroffen. De verdachte en zijn medeverdachte negeerden een stopteken en probeerden te ontsnappen, wat leidde tot hun aanhouding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk voorwerpen had verworven en voorhanden had gehad die bestemd waren voor het begaan van mensensmokkel, terwijl hij wist dat de toegang tot Groot-Brittannië wederrechtelijk was en levensgevaar voor anderen met zich meebracht. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan het voorbereiden van mensensmokkel en legde een gevangenisstraf van 8 maanden op, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar benadrukte ook de ernst van het feit en de risico's die verbonden zijn aan mensensmokkel.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/096364-22
Datum uitspraak: 5 augustus 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Ter Apel.
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 22 juli 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F.A. Kuipers en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.P. Friperson naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Hij op of omstreeks 14 april 2022 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp en/of
(elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, ter voorbereiding van het misdrijf om een of meer personen behulpzaam te
zijn bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Groot-Brittannië of hen
daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, terwijl verdachte en
zijn mededader wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden dat die toegang
en/of die doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was en terwijl daarvan
levensgevaar voor een ander of anderen te duchten is/was,
hetgeen een misdrijf is als strafbaar gesteld in artikel 197a lid 1 en lid 5 van het
Wetboek van Strafrecht,
opzettelijk voorwerpen, bestemd tot het begaan van dat misdrijf heeft verworven en
voorhanden heeft gehad, te weten
- 40 zwemvesten en/of
- een 40 liter buitenboordmotor en/of
- een rubberboot en/of
- een voertuig (merk Citroën voorzien van het kenteken [kenteken] ).

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Op specifieke standpunten wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Op specifieke standpunten wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het BVH nummer [nummer] , onderzoek [onderzoeksnaam] , van de politie eenheid Den Haag, team Migratiecriminaliteit en Mensenhandel, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 236).
1. Het proces-verbaal van aanhouding van verdachte [verdachte] , opgemaakt op 14 april 2022, voor zover inhoudende (p. 16-17):
Op 14 april 2022 reden wij verbalisanten op de Oudeweg te Nootdorp. Gekomen bij de begraafplaats op de Noordweg te Pijnacker hebben wij verbalisanten het voertuig een stopteken gegeven ter controle op naleving van de Wegenverkeerswet 1994. Het Franse voertuig was voorzien van het kenteken [kenteken] . Wij verbalisanten zagen dat het voertuig harder ging rijden dan de toegestane maximum snelheid van 60 km/h. Wij verbalisanten zagen dat onze boordsnelheid 90 km/h was. Gezien het feit dat het voertuig niet wilde stoppen hebben wij het optisch signaal aangedaan om aandacht te trekken van de bestuurder. Hierop werd niet gereageerd. Vervolgens zagen wij dat de bestuurder naar links stuurde om inhalen onmogelijk te maken. Vervolgens hebben wij verbalisanten het optisch signaal laten vergezellen van geluidssignalen. Hierop hebben wij verbalisanten het voertuig ingehaald en hebben
vervolgens het voertuig een stopteken aan de achterzijde gegeven. Hieraan voldeed de bestuurder.
Ik verbalisant, heb de passagierszijde doorzocht omdat hij ook geen identiteitspapieren bij zich had. Ik zag dat er in de open laat ruimte een
nieuw uitziende buitenboordmotor lag. Ik zag dat er ook allemaal vuilniszakken in het voertuig lagen ik kon niet zien wat daar in zat. Ik vroeg de passagier of hij de
aankoopbewijzen heeft van de buitenboordmotor. De passagier vertelde dat hij die niet heeft ze waren van een vriend Op donderdag 14 april 2022, te 10:45 uur, heb ik de passagier op de Noordweg te Pijnacker aangehouden terzake Wet ID.
2. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , opgemaakt op 17 april 2022, voor zover inhoudende (p. 87-88, 90):
O: Jij hebt over de aanwezigheid van de zwemvesten en de boot al iets verklaard. Jij hebt verklaard dat jij deze spullen hebt opgehaald zodat jij en jouw gezin gratis de oversteek van Frankrijk naar Engeland mochten of konden maken.
A: Ja, dat klopt wat ik gezegd heb. Ze hebben mij verteld dat ik met mijn gezin de overtocht gratis mocht maken naar Engeleland.
V: Zouden jij en jouw gezin dan ook met deze spullen de oversteek maken naar Engeland?
A: Het zijn mooie woorden in deze vraag. Ik heb geen visum en ik heb geen andere manier om naar Engeland te komen. Ik bedoel hiermee dat alle vluchtelingen via deze manier naar Engeland gaan. Hoe moeten wij anders naar Engeland reizen. Mensen uit Irak kunnen niet zomaar naar Engeland reizen.
De man ons dit vroeg te doen heet [naam] .
V: Hoe ben je in contact met [naam] gekomen?
A: Eerder hebben familie en kennissen via hem de overtocht gemaakt naar Engeland.
V: Maar hoe ben je in contact gekomen met [naam] ?
A: Ja, gewoon hier. lk heb gewoon contact met hem opgenomen. lk moest een lading voor hem ophalen en dat zou ik gratis naar Engeland mocht reizen.
V: Maar hoe heb je contact met hem opgezocht?
A: In dat waar de vluchtelingen en asielzoekers verzamelen hebben we hem opgezocht. Dit was bij Calais. De plek waar asielzoekers verzamelen om de oversteek te maken naar Engeland.
V: Bij wie heb je deze spullen opgehaald?
A: Wij moesten op een parkeerplaats zijn. Een persoon heeft de lading afgegeven aan ons. Hij heeft het ingeladen en zei dat we weg mochten gaan. Dit was op een parkeerplaats.
V: Waar heeft hij u opgehaald?
A: Op de snelweg in Frankrijk.
V: Wat was er afgesproken over tanken onderweg?
A: [naam] zei dat we geen problemen zouden krijgen onderweg en dat we genoeg brandstof hadden voor de reis op en neer.
V: Wat betaalt iemand per persoon voor zo een oversteek?
A: Ik weet dat mensen 2 a 3 duizend euro per oversteek betalen. Ze zeiden tegen mij dat ik zo een 6 duizend euro nodig had om met mijn gezin over te kunnen steken.
3. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , opgemaakt op 15 april 2022, voor zover inhoudende (p. 53-56):
V: Van wie is de auto (Citroen Evasion [kenteken] ) waarin u gisteren reed?
A: Dat was van die man die tegen ons heeft gezegd dat als wij die spullen voor hem
op gingen halen. Dan zou hij ons gratis naar Engeland laten gaan.
V: Van wie zijn de spullen (boot, buitenboordmotor en reddings/zwemvesten) die in de auto lagen?
A: Dat is een persoon die mensensmokkelaar is in Frankrijk. Die heet [naam] . [naam] of zo iets.
V: Hoe komt u in contact met deze [naam] ?
A: Ik heb u al gezegd. Ik heb geen telefoon bij mij.
V: Dat gaat dus via de telefoon?
A: Ja. Via die vriend van mij, die hier samen met mij is.
V: Waar moesten deze spullen naar toe?
A: Ze moesten naar Frankrijk.
V: Waar in Frankrijk?
A: In Duinkerke hadden ze tegen ons gezegd.
V: Hoe ging de communicatie dan? Belden jullie of moesten jullie een berichtje
sturen?
A: Met wie?
V: Voor de mensen voor wie jullie de spullen op moesten halen.
A: Over de telefoon deden wij dit.
V: Belden jullie dan?
A: Ik niet, maar die persoon die naast mij zat. Die sprak met hun, die belde met hun.
V: Wat voor spullen werden er in het voertuig geladen?
A: Motor en spullen voor boot
4. Het proces-verbaal van bevindingen – onderzoek KMAR, opgemaakt op 14 januari 2022, voor zover inhoudende (p. 135-146):
De migratie van illegale vreemdelingen van Frankrijk naar Groot-Brittannië is grotendeels verschoven van verstoppen in vrachtwagens, naar de oversteek in rubberbootjes over het Kanaal. Gezien het feit dat het Nauw van Calais de drukste vaarroute is ter wereld, in samenhang met de explosieve toename van overtochten door migranten, komt het met regelmaat voor dat de migranten in gevaarlijke situaties komen. In dit proces-verbaal worden een aantal aspecten beschreven die het te duchten levensgevaar, zoals genoemd in artikel 197a lid 5 Wetboek van Strafrecht, met betrekking tot het smokkelen van migranten per rubberboot op zee kunnen onderbouwen.
De Dover Strait staat genoemd in het Guinness world records boek. Dit betreft de drukst bevaren zeeroute. Hier passeren 500 - 600 schepen per dag.
leder vaartuig moet voorzien zijn van een rompidentificatienummer en een plaatje van de bouwer, met daarop de fabrikant, GE-markering, maximale belasting en het aanbevolen aantal personen aan boord tijdens het varen. Het vaartuig moet beveiligd zijn tegen overboord vallen en er moeten voorzieningen zijn om weer aan boord te kunnen komen. In ieder vaartuig moet een handleiding aanwezig zijn evenals brandblusapparatuur, welke afgestemd is op het brandgevaar van het vaartuig.
Door overbelading van een vaartuig worden de vaareigenschappen negatief beïnvloed. De normaal maximaal haalbare snelheid zal omlaag gaan. Met de getijdestroom en golven tegen de vaarrichting in zal de maximaal haalbare snelheid nog verder verminderen. Door de te zware belading zal het vaartuig niet de vaareigenschappen hebben waarvoor het is ontworpen en zich onvoorspelbaar bewegen. Een vaartuig is in het algemeen (rompvorm, stabiliteit) om, zeker op zee, mee te bewegen met de aanwezige golfslag. Bij een vaartuig welke door te zware belading dieper in het water ligt, zodat de gewenste waterlijn omlaag gaat en het ontworpen vrijboord (afstand tussen het water en hoogte vaartuig) afneemt, zal het gevaar overspoeld te worden door golven toenemen.
Het drijfvermogen van reddingsvesten wordt gemeten aan de hand van de hoeveelheid Newton (N) en zijn in 4 categorieën onder te verdelen: 50N, 100N, 150N en 275N. Het reddingsvest met 50N wordt ook wel een zwemvest genoemd. 50N zwemvesten zijn aan te raden voor zwemmers in beschutte wateren en voor watersporten in gebieden waar altijd voldoende hulp voorhanden is. Dit type zwemvest biedt onvoldoende drijfvermogen voor iemand die zichzelf niet kan redden. Het is niet ontworpen om een persoon die op zijn buik met zijn gezicht
in het water ligt, om te kunnen draaien.
Aan boord van een sloep of open motorboot kun je de -persoonlijke- keuze maken tussen een vast of een opblaasbaar vest. Bij een opblaasbaar reddingvest is 150N of 275N geschikt, afhankelijk van het vaargebied en de activiteit. 150N is genoeg voor algemeen gebruik op open water, maar op open zee en/of onder extreme omstandigheden is een 275N reddingvest aan te raden. Alle nieuwe reddingsvesten die in Nederland verkocht worden, moeten ISO12402 goedgekeurd zijn
Oudere vesten zijn voorzien van een CE-keurmerk; EN393 of EN399, afhankelijk van het drijfvermogen dat ze leveren.
4. Het proces-verbaal van bevindingen – onderzoek rubberboot, opgemaakt op 18 april 2022, voor zover inhoudende (p. 152-153):
Naar aanleiding van de mogelijkheid tot overbelading van boten is op maandag 18 april 2022, omstreeks 13:30 uur de rubberboot, welke werd aangetroffen in de Citroën, onderzocht. De rubberboot was in de lengte 7,5 a 8 meter lang. In de breedte had de rubberboot een afmeting van 2,5 a 3 meter.
Ik zag dat de rubberboot ongeveer 2,5 a 3 meter breed was. Ik zag dat de rubberboot er nieuw uit zag en dat er geen merk op de rubberboot was aangebracht of dat er een merk verwijderd was. De buitenboordmotor was ook merkloos en zag er ongebruikt uit. Er waren naast de rubberboot ook 40 reddingsvesten in beslag genomen. Bij de rubberboot zaten nog een aantal triplex bodemplaten die op de bodem aan de binnenzijde van de boot gelegd kon worden voor versteviging. Er zaten 2 handpompen bij de rubberboot om hem op te kunnen blazen. Er zat een lege jerrycan bij de boot, mogelijk om extra brandstof mee te kunnen vervoeren. Ondanks dat de boot een nieuwe indruk gaf zag deze er niet professioneel uit of voor de commerciële verkoop bestemd was. Het houten schot aan de achterzijde van de boot was van triplex hout gemaakt en met de hand geschilderd of gespoten.
5. Het proces-verbaal van bevindingen – bevindingen zwemvest, opgemaakt op 21 april 2022, voor zover inhoudende (p. 183-184):
Naar aanleiding van informatie in dat proces-verbaal heb ik een reddingsvest bekeken uit het Franse voertuig met kentekennummer: [kenteken] . Reddingsvest met 50N wordt ook wel zwemvest genoemd en zijn aan te raden voor zwemmers in
beschutte wateren en voor watersporten in gebieden waar altijd voldoende hulp voorhanden is. Het vest welke uit het Franse voertuig met kentekennummer: [kenteken] is gehaald voor onderzoek betreft een zwemvest. Dit zwemvest heeft geen enkel label waaruit te herleiden is waar het gemaakt is, van wat voor soort
materiaal het gemaakt is en uit welk drijfvermogen het vest bestaat. Het vulsel van het zwemvest is gelijkend op geperst bubbeltjes isolatie. Het zwemvest uit het Franse voertuig met kentekennummer: [kenteken] heeft geen enkele sticker
in het vest gestikt waaruit op te maken is aan welke eisen dit zwemvest moet voldoen of geschikt is voor welk gebruik.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 14 april 2022 omstreeks 10:45 uur is de verdachte, samen met medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) staande gehouden op de Noordweg te Pijnacker. Hier aan voorafgaand had [medeverdachte] een stopteken genegeerd en probeerde hij de politie te ontvluchten door aanzienlijk sneller te rijden dan toegestaan en naar links te sturen om het inhalen onmogelijk te maken. Na de staandehouding van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] , zijn in het voertuig 40 zwemvesten, een rubberboot en een buitenboordmotor aangetroffen. De verdachte en [medeverdachte] hadden beiden geen identiteitsbewijs bij zich en zijn vervolgens aangehouden.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij samen met [medeverdachte] naar Nederland moest rijden met de auto om ‘een lading’ op te halen. Dit moest hij doen van een man genaamd [naam] (hierna: [naam] ), waarna laatstgenoemde hem zou helpen om gratis met zijn gezin de overtocht naar Groot-Brittannië te kunnen maken. De illegale overtocht van Frankrijk naar Groot-Brittannië zou de verdachte en zijn gezin normaal gesproken 6.000 euro kosten. [naam] had de verdachte verzekerd dat de opdracht legaal was. Eenmaal in Nederland zijn de betreffende goederen door een onbekend persoon in de auto geladen. De verdachte wist niet wat hij vervoerde. Kort na het in de auto laden van de goederen is de verdachte door de politie aangehouden.
Ter terechtzitting heeft de verdachte zijn verklaring gewijzigd, in die zin dat hij niet met de auto naar Nederland is gekomen, maar dat hij met de trein is gekomen en dat vervolgens een onbekende man hem en [medeverdachte] ergens heeft opgehaald, nadat deze daartoe instructies had gekregen van [naam] . De onbekende man heeft de auto waarmee hij hem en [medeverdachte] op kwam halen langs de weg geparkeerd en toen zijn de mannen te voet naar een parkeerplaats gelopen waar de auto stond waarin de lading al lag. De verdachte en [medeverdachte] zijn direct weggereden. De verdachte benadrukt dat hij geen idee had welke spullen in de auto lagen, doordat de ramen van de auto donker waren en het buiten donker was. Pas na zijn aanhouding kwam hij erachter wat hij daadwerkelijk vervoerde.
Voorbereidingshandelingen
Voor een bewezenverklaring van het plegen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in
artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat de verdachte een misdrijf heeft
voorbereid waar een gevangenisstraf van acht jaar of meer op staat, dat hij
voorbereidingsmiddelen heeft verworven en voorhanden heeft gehad en dat die voorwerpen
bedoeld waren om dat misdrijf mee te begaan. Met “dat misdrijf” wordt bedoeld het misdrijf dat is voorbereid en doelt dus niet op de voorbereiding zelf. Dat misdrijf moet met
voldoende bepaaldheid blijken, maar niet is vereist dat de tijd, plaats en de wijze van
uitvoering vaststaat. Vastgesteld moet worden of de voorwerpen, afzonderlijk dan wel
gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig
kunnen zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van de voorwerpen
voor ogen had. Het kan daarom gaan om gewone, alledaagse voorwerpen, die gezamenlijk
met andere voorwerpen, of na samenvoeging met andere voorwerpen, voor een misdadig
doel dienstig kunnen zijn. De gemiddelde rechtsgenoot moet uit de combinatie van zaken
overduidelijk kunnen afleiden dat er een crimineel doel is.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat zij de ter terechtzitting op tal van, zo niet alle, essentiële punten gewijzigde verklaring van de verdachte in zijn geheel als onaannemelijk terzijde schuift, nu het dossier geen enkel aanknopingspunt bevat dat aansluit op deze nieuwe lezing van de gebeurtenissen.
De rechtbank moet vaststellen of de verdachte wist welke goederen in de auto lagen en met welk doel. De verdachte heeft deze wetenschap ontkend. De rechtbank stelt in dit verband in de eerste plaats vast dat het voertuig waarin de verdachte werd aangetroffen vol zat met goederen die in samenhang bezien veelvuldig bij mensensmokkel gebruikt worden. De goederen lagen in de open cabine tot boven de voorstoelen opgestapeld. De buitenboordmotor was daarnaast slechts deels verpakt in een plastic zak en lag goed zichtbaar bovenop de andere goederen. De verklaring van de verdachte dat hij niet wist wat er in het voertuig zat doordat het buiten donker was en de ramen van het voertuig zwart waren, acht de rechtbank onaannemelijk, nu de verdachte op klaarlichte dag is aangehouden en op de foto’s in het dossier te zien is dat de ramen van het voertuig waarin de verdachte zat doorzichtig zijn. De aangetroffen situatie in de auto laat zich niet rijmen met de verklaring van de verdachte dat hij geen weet had van de lading.
De tweede redengevende vaststelling is dat de verdachte wist wie zijn opdrachtgever was. De verdachte heeft juist deze [naam] benaderd, omdat de verdachte met zijn gezin naar Groot-Brittannië wilde en wist dat dit alleen op illegale wijze mogelijk was. Via [naam] waren familie en kennissen al eerder naar Groot-Brittannië gevlucht per (rubber)boot, aldus de verdachte. Bij de verdachte was dus bekend dat [naam] zich op enigerlei wijze bezighield met mensensmokkel.
Dat deze [naam] , met zijn achtergrond, de verdachte in het vooruitzicht zou hebben gesteld dat hij met zijn gezin een zeer kostbare oversteek naar Groot-Brittannië (volgens de verdachte wel € 6.000,- euro waard) gratis zou kunnen maken in ruil voor een relatief eenvoudige klus, namelijk het eenmalig heen en weer rijden naar Nederland vanuit Frankrijk met een geheel legale lading die in een enkel busje past, zoals de verdachte heeft verklaard, is niet aannemelijk. Dit klemt temeer nu de verdachte wist dat ook [medeverdachte] via [naam] de kostbare overtocht met zijn gezin gratis zou mogen maken. Het ligt, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, veeleer voor de hand dat de verdachte moet hebben geweten waarmee hij zich bezighield, namelijk de voorbereiding van een strafbaar feit.
Gelet op de combinatie van de aangetroffen goederen, te weten de hoeveelheid aan
zwemvesten, een rubberboot en een buitenboordmotor, staat voor de rechtbank in voldoende mate vast dat deze spullen bedoeld waren voor mensensmokkel. Bij dat oordeel kent de rechtbank veel gewicht toe aan het feit dat het om maar liefst 40 zwemvesten gaat en dat de verdachte zelf juist van plan was om op illegale wijze Groot-Brittannië binnen te komen, middels een boot. De verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank de in de tenlastelegging genoemde zaken, behoudens de auto, verworven en voorhanden gehad in het kader van de voorbereiding van mensensmokkel.
De raadsvrouw heeft het verweer gevoerd dat er bij de verdachte geen sprake is geweest van behulpzaamheid omdat het opzet op het gronddelict bij de verdachte ontbrak. De rechtbank is echter op grond van het hiervoor genoemde van oordeel, dat de verdachte wel degelijk opzet had op het gronddelict, nu hij immers door het vervoer van de lading in staat zou worden gesteld om op illegale wijze de overtocht naar Groot-Brittannië te kunnen maken. De rechtbank verwerpt het verweer.
Medeplegen
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte moet worden aangemerkt als medepleger. Voor medeplegen is een nauwe en bewuste samenwerking tussen personen
vereist, waarbij de bijdrage van een ieder van hen intellectueel en/ of materieel van
voldoende gewicht moet zijn. Of daarvan sprake is, hangt af van de concrete feiten en
omstandigheden van het geval.
Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat de verdachte samen met [medeverdachte] naar Nederland is gestuurd om de lading op te halen. [medeverdachte] reed, nu de verdachte geen rijbewijs heeft, en de verdachte ontving instructies op zijn telefoon over de locatie. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, een rolverdeling en een bijdrage van voldoende gewicht en daarmee van medeplegen.
Levensgevaar
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van te duchten levensgevaar.
In het door een verbalisant van de Koninklijke Marechaussee (verder: KMar) opgemaakte proces-verbaal van bevindingen is een samenvatting van de belangrijkste (levensgevaarlijke) omstandigheden van een oversteek over het Kanaal weergegeven. Tevens zijn in dat proces-verbaal de verschillende soorten zwemvesten en hun geschiktheid voor welke omstandigheden uiteen gezet. De zwemvesten die onder de verdachte in beslag zijn genomen zijn onderzocht. Hieruit bleek dat deze zwemvesten geen nadere specificaties hadden omtrent hun eigenschappen zoals drijfvermogen en voor welk gebruik ze geschikt waren. Uit de foto’s van de onder de verdachte in beslag genomen zwemvesten en de foto’s van de 50Nzwemvesten die in het hierboven genoemde proces-verbaal van de KMar zijn weer gegeven, gaat de rechtbank ervan uit dat de bij de verdachte aangetroffen zwemvesten op zijn best 50Nzwemvesten betreffen en dus volstrekt ongeschikt om te gebruiken in wateren zoals het Kanaal. Verder overweegt de rechtbank dat het een feit van algemene
bekendheid is dat een oversteek over het Kanaal in een relatief kleine rubberboot door de
stromingen en het drukke en zware zeeverkeer een zeer gevaarlijke onderneming is. Er zijn
meerdere gevallen bekend waarbij de oversteek is misgegaan en opvarenden zijn
verdronken. Het kan niet anders dan dat de verdachte moet hebben geweten dat de oversteek ernstige risico’s met zich brengt, mede gelet op de veelvuldige aandacht daarvoor in internationale media.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 14 april 2022 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, tezamen en in vereniging met een ander, ter voorbereiding van het misdrijf om een of meer personen behulpzaam te zijn bij het zich verschaffen van toegang tot Groot-Brittannië of hen daartoe middelen te verschaffen, terwijl verdachte en zijn mededader wisten dat die toegang wederrechtelijk was en terwijl daarvan
levensgevaar voor een ander of anderen te duchten is/was, hetgeen een misdrijf is als strafbaar gesteld in artikel 197a lid 1 en lid 5 van het Wetboek van Strafrecht,
opzettelijk voorwerpen, bestemd tot het begaan van dat misdrijf heeft verworven en
voorhanden heeft gehad, te weten
- 40 zwemvesten en
- een 40 liter buitenboordmotor en
- een rubberboot.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, mocht de rechtbank tot een veroordeling komen, de verdachte een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorbereiden van mensensmokkel, door daartoe middelen te verschaffen, namelijk een rubberboot, 40 zwemvesten en een buitenboordmotor. De rechtbank is zich bewust van de vluchtelingenproblematiek van de laatste jaren en de schrijnende, zo niet mensonterende, omstandigheden waar de vluchtelingen in de ‘Jungle van Calais’ leven bij hun zoektocht naar een voor hen en hun gezin hopelijk betere toekomst. Ook de verdachte heeft te maken met deze omstandigheden en de rechtbank begrijpt dat hij het bewezenverklaarde tegen deze achtergrond heeft gepleegd. Niet gebleken is dat de verdachte dit feit heeft gepleegd vanuit winstbejag, dit was overigens ook niet ten laste gelegd, maar vanuit de wens en hoop op een betere toekomst voor hem en zijn gezin. Zij houdt hier dan ook in het voordeel van de verdachte rekening mee bij het bepalen van de straf.
Hier tegenover staat dat het bewezenverklaarde een zeer ernstig feit betreft.
Mensensmokkel doorkruist het overheidsbeleid aangaande bestrijding van wederrechtelijk verblijf in en wederrechtelijke doorreis door Europese landen en draagt daarmee bij aan het in stand houden van een illegaal circuit dat allerhande maatschappelijke ongewenste effecten met zich brengt. De handelwijze van verdachte, door het voorbereiden van mensensmokkel, ondermijnt dit beleid.
Bovendien leidt dit feit gemakkelijk tot vormen van uitbuiting en misbruik van kwetsbare personen en tot levensgevaarlijke situaties waarbij mensen ook daadwerkelijk overlijden.
De verdachte heeft geen blijk gegeven van inzicht in het kwalijke van zijn handelen en de gevaren die er aan de mensensmokkel over zee verbonden zijn, maar ziet zichzelf uitsluitend als slachtoffer van de situatie. De rechtbank rekent hem dit aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 23 juni 2022. Hieruit volgt dat de verdachte nog niet eerder (in Nederland) is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals hij deze ter terechtzitting heeft toegelicht.
Alles overwegend, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank komt tot een lagere straf dan de officier van justitie omdat zij in nog grotere mate dan de officier van justitie reeds had gedaan, rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1 en 2 genoemde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over het beslag.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1 en 2 genoemde voorwerpen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 46, 197a van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
het voorbereiden van mensensmokkel, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen en van het feit levensgevaar voor een ander te duchten is;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van acht (8) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 1 en 2 genoemde voorwerpen, te weten: 1 STK Telefoontoestel en 3 STK Telefoonkaart.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.X. Cozijn, voorzitter,
mr. N.I.S. Boers, rechter,
mr. G. Kuijper, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verhagen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 augustus 2022.