ECLI:NL:RBDHA:2022:7934

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
09-138040-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht: Diefstal met geweld, wapenhandel en drugshandel door minderjarige

Op 18 mei 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 2002, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, wapenhandel en drugshandel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van mishandeling en een overval op Domino's Pizza, maar heeft hem wel veroordeeld voor een gewapende overval op de Poolse supermarkt Ela en voor wapenhandel. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding voor een deel nietig was, maar dat de tenlastelegging voor de overige feiten voldoende specifiek was. De verdachte kreeg een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 135 dagen opgelegd, evenals een voorwaardelijke PIJ-maatregel met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak van behandeling. De verdachte heeft een complexe psychiatrische problematiek, wat de rechtbank heeft meegenomen in de beslissing om het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €1.800,00 toegewezen aan het slachtoffer van de overval, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09-138040-21; 09-007105-20 (gev. ttz); 09-082298-21 (gev. ttz); 09/842066-20 (gev. ttz.
(overgedragen uit Compas, inmiddels bekend als feit 3 onder 09-138040-21))
Datum uitspraak: 18 mei 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
adres: [adres 2] te [woonplaats] ,
nu preventief verblijvende in RJJI De Hunnerberg in Nijmegen.

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaken tegen de verdachte zijn inhoudelijk behandeld op de besloten zittingen van
6 september 2021, 19 november 2021 en 3 februari 2022 (regiezittingen), 4 mei 2022 (inhoudelijke behandeling) en 11 mei 2022 (sluiting van het onderzoek ter terechtzitting, mede naar aanleiding van ingekomen informatie over voeging van de Compas zaak en de beschikbaarheid van een behandelplek voor de verdachte).
De rechtbank heeft uiteindelijk de Compas zaak met parketnummer 09/842066-20 administratief gevoegd onder het bestaande parketnummer 09-138040-21. Dit heeft tot gevolg dat het parketnummer 09/842066-20 komt te vervallen en het oorspronkelijk onder dit parketnummer geregistreerde feit (de overval op de Poolse supermarkt Ela) als feit 3 is ondergebracht onder parketnummer 09-138040-21.
De officier van justitie in deze zaken is mr. P. de Jonge en de advocaat van de verdachte is mr. S. Plas te Amsterdam. De verdachte is op de zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er, samengevat en na wijziging van de tenlastelegging van dagvaarding 09-138040-21 op de zitting, van beschuldigd dat:
Dagvaarding 09-138040-21:
1. hij in de periode van 5 oktober 2020 tot en met 20 mei 2021 in Den Haag, samen
met anderen, meerdere wapens en munitie van categorie II en III heeft overgedragen en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft verhandeld en/of ter beschikking heeft gesteld en daar een beroep of gewoonte van heeft gemaakt (
primair), dan wel dat hij samen met anderen heeft gepoogd dat feit te plegen (
subsidiair), dan wel dat hij dat feit samen met anderen heeft voorbereid (
meer subsidiair).
2. hij in de periode van 8 maart 2021 tot en met 25 mei 2021 in Den Haag, samen met anderen, een hoeveelheid hasjiesj heeft geteeld en/of heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (
primair), dan wel dat hij dat feit samen met anderen heeft voorbereid (
subsidiair);
Dagvaarding 09-007105-20:
hij op 5 september 2019 in Zoetermeer, samen met anderen, met geweld en onder bedreiging van geweld een geldbedrag en bezorgportemonnees heeft weggenomen van Domino’s Pizza;
Dagvaarding 09-082298-21:
hij op 13 juli 2020 in Den Haag, samen met anderen, [aangeefster] heeft mishandeld;
Dagvaarding 09/842066-20 (inmiddels bekend als feit 3 onder 09-138040-21):
hij op 19 januari 2020 in Den Haag, samen met anderen, met geweld en onder
bedreiging van geweld tegen [slachtoffer 1] , geld en drie pakjes sigaretten heeft weggenomen van de Poolse supermarkt Ela.

3.Geldigheid van dagvaarding 09-138040-21

3.1
Feit 1
3.1.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde bepleit de dagvaarding partieel nietig te verklaren ten aanzien van het zesde gedachtestreepje ‘een of meerdere geweren en/of revolvers en/of pistolen van categorie II en/of III’. De verdediging meent dat de tenlastelegging op dit punt onvoldoende specifiek is, zodat de verdachte niet weet waartegen hij zich moet verdedigen.
3.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 ten laste gelegde feit voldoende feitelijk is omschreven en dat het in combinatie met het dossier voor de verdachte voldoende duidelijk is waartegen hij zich moet verdedigen. Volgens de officier van justitie komen er uit het dossier in ieder geval vijf specifieke gevallen van wapenhandel door de verdachte naar voren. De officier van justitie acht de dagvaarding geldig.
3.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat krachtens artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) de tenlastelegging een zodanige opgave van het feit dient te zijn dat, in combinatie met het onderliggende dossier, voldoende duidelijk is waartegen de verdachte zich moet verdedigen.
De verdachte wordt onder 1 verweten dat hij in de periode van 5 oktober 2020 tot en met
20 mei 2021, al dan niet met anderen, meerdere vuurwapens en munitie van categorie II of III heeft overgedragen en/of voorhanden gehad en/of ter beschikking heeft gesteld en daar een beroep en/of gewoonte van heeft gemaakt. Subsidiair wordt hem een poging tot dat feit verweten en meer subsidiair het voorbereiden van dat feit.
In de tenlastelegging zijn de vuurwapens en/of munitie onder het zesde gedachtestreepje niet nader omschreven, zodat de tekst van de tenlastelegging voor de rechtbank en de verdediging op het eerste gezicht niet veel houvast biedt. Echter, ten eerste geldt dat wapenhandel een specifiek delict is, waarbij de tenlastelegging (gezien de aard van hetgeen wordt verweten, namelijk het – kort gezegd – optreden in de hoedanigheid van wapenhandelaar), in voorkomend geval ruim kan zijn, omdat het dan gaat om het verhandelen van wapens of munitie in de zin van categorie II of II in het algemeen. Uit de rechtspraak volgt ook niet dat het steeds noodzakelijk is dat elk wapen waarop de wapenhandel betrekking heeft specifiek wordt geïdentificeerd in de tenlastelegging. Ten tweede geldt dat die houvast wel degelijk wordt geboden door de inhoud van het dossier. Het dossier bevat immers een behoorlijke hoeveelheid aan chatgesprekken op de telefoons van de verdachte, waarin wordt gesproken over de (ver)koop van vuurwapens.
De rechtbank oordeelt dat op grond van het vorenstaande, in het licht van het onderliggende dossier, de tenlastelegging voldoende concreet is en wel voldoet aan de eisen die in artikel 261 Sv aan de dagvaarding worden gesteld. Voor verdachte moet duidelijk zijn geweest waartegen hij zich moest verdedigen.
De rechtbank acht de dagvaarding daarom geldig ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
3.2
Feit 2
3.2.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft partiële nietigheid bepleit van de dagvaarding voor het onder 2 subsidiair tenlastegelegde nu dit gedeelte van de tenlastelegging innerlijk tegenstrijdig is.
3.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat het onder 2 subsidiair ten laste gelegde partieel nietig dient te worden verklaard, nu de tenlastelegging tegenstrijdigheden bevat (sprake is van delictsbestanddelen die zien op enerzijds softdrugs en anderzijds harddrugs) en de dagvaarding in zoverre niet voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De dagvaarding zal dan ook in zoverre nietig worden verklaard.
De rechtbank stelt vast dat dagvaarding 09-082298-21 voor het overige geldig is.

4.Vrijspraak

4.1
Dagvaarding 09-007105-20 - de diefstal met geweld op 5 september 2019
4.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft daartoe – kort samengevat – het volgende aangevoerd.
De verdachte past in het signalement dat door anderen van de dader wordt gegeven. Naar aanleiding van het tonen van de camerabeelden op TV-west heeft een anonieme tipgever de verdachte aangewezen als verdachte 3. Voorts blijkt uit onderzoek naar de telefoon van de verdachte dat zijn telefoon op de avond van de overval aanstraalt in de buurt van de Domino’s Pizza en blijkt uit de telefoon van de verdachte dat op internet is gezocht met de termen: “overval Domino’s, medewerker schouderklopje”. Een van de medewerkers die ten tijde van de overval aan het werk was heeft tegen de politie verklaard dat zij tweemaal een schouderklopje kreeg van een van de daders. Ook worden er meerdere chatberichten aangetroffen op de telefoon van de verdachte waarin hij spreekt over meerdere overvallen en zelf aangeeft dat hij bekend staat als “de overvaller van het schouderklopje.” Tenslotte zijn er meerdere getuigen die verklaren dat de verdachte zou hebben toegegeven dat hij de dader zou zijn van de overval op de Domino’s in Zoetermeer, waaronder zijn ex-vriendin
[aangeefster] .
4.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft steeds ontkent de overval te hebben gepleegd. De verdediging heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte één van de vier overvallers is geweest.
4.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de door de officier van justitie genoemde bewijsmiddelen weliswaar aanwijzingen opleveren dat de verdachte één van de daders is geweest van de overval, maar dat op grond van de stukken van het dossier en het verhandelde op de terechtzitting niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte deze overval heeft gepleegd.
De rechtbank overweegt daartoe dat de herkenningen van de verdachte op de beschikbare camerabeelden door getuigen [aangeefster] , [getuige] en de anonieme tipgever naar het oordeel van de rechtbank niet kunnen bijdragen aan het bewijs, nu deze herkenningen op bepaalde punten onjuist zijn en/of niet zijn gebaseerd op identificerende kenmerken, maar slechts op kleding en postuur. Het meest in het oog springend is de herkenning door getuige [aangeefster] van de Fila schoenen die verdachte zou dragen tijdens de overval op de Domino’s Pizza, terwijl de persoon die zij als verdachte identificeert, juist vanwege deze schoenen, duidelijk Nike schoenen draagt. Bovendien: terwijl getuige [getuige] twijfelt, lijkt getuige [aangeefster] evident zaken door elkaar te halen. Ook het enkele aanstralen door de telefoon van de verdachte van een zendmast in de buurt van de Domino’s Pizza rond het tijdstip van de overval levert in dit geval dan ook geen omstandigheid op, die bijdraagt aan het bewijs.
De officier van justitie heeft nog naar voren gebracht dat het dossier diverse berichten bevat waaruit zou volgen dat de verdachte de overval op Domino’s Pizza zou hebben bekend. Uit het dossier blijkt echter dat deze berichten allen zijn terug te voeren op één verklaring, namelijk de verklaring van [aangeefster] . De rechtbank is van oordeel dat zij niet kan uitgaan van enkel deze verklaring, mede gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen.
Ten slotte blijkt uit de verschillende chatgesprekken niet ondubbelzinnig dat de verdachte bekent deze overval te hebben gepleegd. Zo zijn er bijvoorbeeld soms sterke aanwijzingen dat het over een andere overval gaat. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte met bepaalde claims, zoals de verwijzing naar de “overvaller van het schouderklopje” interessant heeft willen doen, toen kennelijk op snapchat verhalen over hem de ronde deden. De rechtbank komt al met al tot het oordeel dat niet zonder twijfel kan worden gesteld dat het de verdachte is geweest die deze overval heeft gepleegd.
Het voorgaande betekent dat het onder
09-007105-20ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
4.2
Dagvaarding 09-082298-21 – de mishandeling op 13 juli 2020
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met uitzondering van het medeplegen, en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De aangeefster, [aangeefster] (verder: de aangeefster) heeft verklaard dat zij is geslagen, uit het dossier blijkt uit meerdere verklaringen dat de verdachte een rol heeft gespeeld bij het openlijk geweld tegen de vriend van aangeefster, [vriend] , en er is een chatgesprek waarin de verdachte expliciet spreekt over het geweld tegen aangeefster.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting vast dat op
13 juli 2020 in Den Haag een geweldsincident heeft plaatsgevonden waarbij de aangeefster door de [medeverdachte 1] (de broer van de verdachte) tegen haar hoofd is geslagen. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte zelf enige (gewelds)handeling heeft verricht in de richting van aangeefster. Voorts bevat het dossier onvoldoende bewijs dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een of meer anderen.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 09-082298-21 ten laste gelegde, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
4.3
Dagvaarding 09-138040-21, feit 2 primair – drugshandel
4.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde en heeft daarbij het volgende aangevoerd. In de woning waar verdachte verbleef zijn twee blokjes hasj aangetroffen met een gewicht van in totaal 71 gram. In de telefoon van de verdachte zijn gesprekken aangetroffen over de verkoop van drugs en is een filmpje aangetroffen waarbij de verdachte, te herkennen aan zijn tattoo, twee blokken hasj in zijn handen heeft.
4.3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen.
4.3.3
Het oordeel van de rechtbank
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Voor bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit is vereist dat bij de verdachte sprake was van wetenschap van de aanwezigheid van de hasj en dat hij daarover de beschikkingsmacht had. Voor de beantwoording van die vraag is het voldoende vast te stellen dat de hasj zich in de machtssfeer van de verdachte bevond en dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van die hasj.
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat de hasj is aangetroffen in een tas in de slaapkamer van de broer van de verdachte. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat de verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van deze hasj en niet duidelijk is geworden of de verdachte betrokken is geweest bij het verkrijgen van de drugs. De door de officier van justitie bedoelde chatgesprekken en/of foto’s zijn niet te relateren aan de aangetroffen hasj (bijvoorbeeld omdat niet duidelijk is van wanneer de foto’s dateren, niet duidelijk is of op foto’s dezelfde hasj brokken staan zoals die zijn aangetroffen), of zij vallen bijvoorbeeld buiten de ten laste gelegde periode, zodat zij niet kunnen bijdragen aan het bewijs van wetenschap en beschikkingsmacht over de aangetroffen hasj van de verdachte.
Het voorgaande betekent dat het onder
09-138040-21, feit 2 primairten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.

5.Waardering van het bewijs

5.1
Dagvaarding 09/842066-20 (
inmiddels bekend als feit 3 onder 09-138040-21)
de diefstal met geweld op 19 januari 2020
5.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
5.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de bewezenverklaring van het tenlastegelegde
.
5.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Het onder
09/842066-20(
inmiddels bekend als feit 3 onder 09-138040-21)tenlastegelegde kan zonder nadere motivering bewezen worden verklaard. De verdachte heeft dit feit bekend en op zitting is door de verdediging geen vrijspraak bepleit.
In bijlage II heeft de rechtbank de bewijsmiddelen opgenomen. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank volstaan met een opsomming.
5.2
Dagvaarding 09-138040-21, feit 1 primair – wapenhandel
5.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Daarbij is volgens de officier van justitie vast komen te staan dat de verdachte van de handel in wapens een beroep of gewoonte heeft gemaakt.
5.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde nu dit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daartoe heeft de verdediging ten aanzien van het primair tenlastegelegde aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de in de tenlastelegging vermelde wapens gedurende de tenlastegelegde periode voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, en dat niet blijkt dat er specifiek over deze wapens is onderhandeld. Hetzelfde geldt voor hetgeen ten laste is gelegd onder het zesde gedachtestreepje.
Bovendien kan gelet op het voorgaande niet worden bewezen dat de verdachte van handel in wapens een gewoonte of beroep heeft gemaakt.
5.2.3
Het oordeel van de rechtbank
5.2.3.1 Partiële vrijspraak gedachtestreepje 1 tot en met 5
De rechtbank is, met de verdediging, van oordeel dat de verdachte ten aanzien van het primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken van de gedachtestreepjes 1 tot en met 5, nu op basis van het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte deze specifieke wapens voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, verhandeld of anderszins ter beschikking heeft gesteld. Daaromtrent het volgende.
Vooropgesteld zij dat onder de verdachte geen vuurwapens in beslag zijn genomen. De officier van justitie heeft zijn bewijsvoering met name opgebouwd rondom chatgesprekken in combinatie met processen-verbaal van wapenexperts die foto’s en filmpjes (screenshots) van wapens, aangetroffen op de telefoons van de verdachte, hebben beoordeeld.
Uit het proces-verbaal wapendeskundige d.d. 26 mei 2021, [proces-verbaal]
(p. 238-242) blijkt inderdaad dat filmpjes van vuurwapens die in de tenlastelegging worden genoemd op een telefoon van de verdachte zijn aangetroffen, maar niet volgt uit dat proces-verbaal dat deze filmpjes zijn te relateren aan specifieke chatgesprekken over vuurwapens (niet duidelijk is overigens op welke telefoon die filmpjes zijn aangetroffen, op grond van hetgeen over dit proces-verbaal staat beschreven in het relaas, concludeert de rechtbank dat die filmpjes in elk geval op
eentelefoon van de verdachte zijn aangetroffen). Evenmin blijkt uit die filmpjes zelf dat bijvoorbeeld de verdachte daarop te zien is met de vuurwapens die in de tenlastelegging worden genoemd. Het is om die reden dat naar het oordeel van de rechtbank niet kan worden gesteld dat de verdachte de specifiek in de tenlastelegging genoemde vuurwapens voorhanden heeft gehad, overgedragen en/of ter beschikking gesteld, althans dat is niet met een voor een veroordeling vereiste mate van zekerheid vast te stellen, temeer daar - voor zover het gaat om die specifieke vuurwapens - ander bewijs ontbreekt. Ten aanzien van een enkel vuurwapen, namelijk de Zoraki 918, is dit anders. Op basis van het hiervoor genoemde proces-verbaal kan in combinatie met andere bewijsmiddelen de conclusie worden getrokken dat de verdachte op enig moment een dergelijk vuurwapen (ten minste) voorhanden heeft gehad. Echter, geenszins volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte dit vuurwapen voorhanden heeft gehad in de ten laste gelegde periode, reden waarom ook voor dit wapen geen bewezenverklaring kan volgen.
5.2.3.2 Beoordeling van gedachtestreepje 6
De rechtbank is van oordeel dat het primair ten laste gelegde onder het zesde gedachtestreepje, te weten het verhandelen, overdragen en anderszins ter beschikking stellen van meerdere geweren en/of revolvers en/of pistolen van categorie II en/of III, wel wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank heeft in bijlage II de wettige bewijsmiddelen opgenomen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Bewijsoverwegingen
De voornaamste bewijsmiddelen in deze zaak vormen chatgesprekken die zijn aangetroffen op een tweetal tijdens een doorzoeking in beslag genomen telefoons, een Samsung S10 [nummer 1] en een Iphone 11 [nummer 1] . De rechtbank concludeert ten eerste op basis van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen dat dat de verdachte de gebruiker van deze telefoons en de gebruiker van de account [profielnaam 1] en [profielnaam 2] is geweest. In het verlengde daarvan concludeert de rechtbank dat de chatgesprekken weergegeven in de bewijsmiddelen, die volgens verbalisanten gekoppeld kunnen worden aan deze accounts/profielnamen, door de verdachte zijn gevoerd. De rechtbank stelt vervolgens het volgende vast.
Ten eerste heeft de verdachte in de periode van 15 december 2020 tot en 20 mei 2021 op snapchat veelvuldig berichten ontvangen en gestuurd die zien op - kort gezegd - handel in vuurwapens. Ten tweede wordt in deze chatgesprekken door verdachte onder meer concreet, specifiek en gedetailleerd gesproken over de beschikbaarheid van wapens, schone (ongebruikte) en vieze (gebruikte) wapens, en over prijzen, en in een enkel geval over afspraakmomenten en locaties. Ten derde schrijft de verdachte in een enkel chatgesprek, namelijk dat van 29 april 2021 in de context van een gesprek over vuurwapens richting een ander persoon dat hij er “2 heeft verkocht”. Ten vierde noemt de verdachte zichzelf in een chatgesprek “wapenhandelaar”. Daarbij komen nog twee belangrijke andere omstandigheden.
Uit verschillende processen verbaal volgt dat op de telefoons van de verdachte vele afbeeldingen (en filmpjes) van vuurwapens zijn aangetroffen, waarvan een wapenexpert met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid heeft gesteld dat de wapens op die afbeeldingen echte (verboden) wapens in de categorie II en III van de Wet wapens en munitie zijn. Ook blijkt uit het dossier, zoals hierboven al is aangegeven, dat de verdachte op enig moment een echt vuurwapen in zijn bezit heeft gehad, te weten een Zoraki model 918.
De rechtbank is van oordeel dat de (inhoud van de) chatgesprekken in combinatie met deze omstandigheden schreeuwen om een verklaring. De verdachte heeft bij de politie, de rechter-commissaris en op de terechtzitting zich echter steeds beroepen op zijn zwijgrecht. Door de verdediging is uiteindelijk aangevoerd dat de chats en toezeggingen grootspraak zouden zijn. De rechtbank vindt dit niet geloofwaardig, niet in de laatste plaats omdat de betreffende chats een periode beslaan van nota bene ongeveer vijf maanden.
Dat de chatgesprekken over echte vuurwapens gaan blijkt naar het oordeel van de rechtbank ook uit de aard en inhoud van de chatgesprekken zelf (bijvoorbeeld de gehanteerde prijzen, terminologie als “vieze” en “schone” wapens). Voorts blijkt uit geen van de vele gesprekken ook maar een aanwijzing dat het slechts om nep/namaak vuurwapens zou gaan.
Kortom, naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de hiervoor bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien dat het niet anders kan dan dat door de verdachte in de chatgesprekken wordt gesproken over echte (verboden) vuurwapens in de categorie II en III van de Wet wapens en munitie. Het handelen van de verdachte kwalificeert daarmee als het verhandelen van wapens in de zin van artikel 9 van de Wet wapens en munitie. Gelet op de hoeveelheid en de inhoud van de wapengerelateerde chatgesprekken en de lange periode waarin deze gesprekken hebben plaatsgevonden is de rechtbank bovendien van mening dat de verdachte hiervan een beroep of gewoonte heeft gemaakt.
Uit al het voorgaande volgt dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte zich in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het overdragen, verhandelen of anderszins ter beschikking stellen van vuurwapens en dat hij daarvan een beroep of gewoonte heeft gemaakt.

6.De bewezenverklaring

Op grond van de bewijsmiddelen en op grond van de conclusies hierboven, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Bewezenverklaard wordt dat:
Dagvaarding 09-138040-21, feit 1 primair:
hij op meerdere tijdstippen in de periode van (ongeveer) 15 december 2020 tot en met 20 mei 2021 te ’s-Gravenhage (en/of elders in Nederland), zonder erkenning, meerdere wapens van categorie II en/of III, te weten:
- een of meerdere geweren en/of revolvers en/of pistolen van categorie II en/of III
heeft overgedragen en heeft verhandeld en (anderszins) ter beschikking heeft gesteld, terwijl verdachte daar een gewoonte en/of beroep van heeft gemaakt;
Dagvaarding 09/842066-20 (inmiddels bekend als feit 3 onder 09-138040-21):
hij op 19 januari 2020 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (circa 250 euro) en drie pakjes sigaretten, toebehorende aan Poolse supermarkt Ela (gevestigd op de Beatrijsstraat), welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld bestond uit het
- met een mes in de hand binnen rennen van die supermarkt en tonen van dat mes en
- springen over de kassabalie van die supermarkt en
- dichtbij althans in de nabijheid van die [slachtoffer 1] staan en (daarbij) tonen van dat mes en
- ( daarbij) roepen van de woorden ‘kassa, kassa’;
Het meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

7.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

8.De straf en maatregel

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte, met toepassing van het jeugdstrafrecht, wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 407 dagen, met aftrek van het voorarrest en tot een voorwaardelijke PIJ-maatregel onder de voorwaarden zoals die door Reclassering Nederland zijn opgesteld.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte kan zich vinden in de oplegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel en is bereid en gemotiveerd om zich aan de geadviseerde voorwaarden te houden. De behandeling van de verdachte dient zo snel mogelijk te worden gestart en het is van groot belang dat de klinische opname aansluitend volgt op de onvoorwaardelijke jeugddetentie, zodat de verdachte niet tussen wal en schip raakt. Een intake bij de Catamaran moet nog plaatsvinden, zodat op dit moment niet duidelijk is per wanneer de verdachte daar terecht zou kunnen. De verdediging heeft verzocht de sluiting van het onderzoek ter terechtzitting met twee weken uit te stellen, zodat in de komende twee weken duidelijk kan worden per wanneer de verdachte bij de Catamaran geplaatst kan worden.
De verdediging verzoekt voorts het jeugdstrafrecht toe te passen en de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten. Tot slot wordt verzocht de al dan niet geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis op te heffen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
De verdachte heeft op zeventienjarige leeftijd een winkel overvallen. Hij heeft dit samen met een ander gedaan waarbij vooraf een plan is gemaakt. De verdachte is bij de winkeloverval met een mes de winkel binnengerend en heeft dit aan de medewerker getoond. Zijn medeverdachte heeft zich in de winkel voorgedaan als klant en aan de verdachte een teken gegeven dat hij de winkel in kon komen. Door de overval en zeker ook door het dreigen met het mes is het slachtoffer enorm geschrokken. Zij heeft zelf verteld dat zij doodsangsten heeft uitgestaan. De verdachte heeft bij het plegen van het feit niet nagedacht over het effect van zijn daden op het slachtoffer en heeft enkel gedacht aan geldelijk gewin. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk. Dit soort feiten zijn voor de direct betrokkenen zeer schokkend en angstaanjagend. Het is algemeen bekend dat dit soort feiten vaak langdurige nadelige psychische gevolgen voor de slachtoffers hebben, zo blijkt in de onderhavige zaak ook uit de stukken die het slachtoffer heeft overgelegd ter onderbouwing van haar vordering tot schadevergoeding. Dergelijke feiten dragen daarnaast bij aan gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.
Verder heeft de verdachte zich op achttienjarige leeftijd gedurende een periode van ruim vijf maanden bezig gehouden met wapenhandel, zodanig dat de verdachte van dit verhandelen een beroep en/of gewoonte heeft gemaakt. Door toedoen van de verdachte zijn vuurwapens aangeboden aan potentiële afnemers. Het ongecontroleerde bezit van wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot grote onveiligheid in de maatschappij. Vuurwapens kunnen immers worden gebruikt om ernstige strafbare feiten te begaan zoals levensdelicten en overvallen en worden – onder meer vanwege de beschikbaarheid van goedkope wapens – in toenemende mate ook bij ‘lichtere’ feiten als ruzies en bedreigingen gebruikt. De verdachte heeft door de wapens aan te bieden meegewerkt aan het in stand houden van deze onveiligheid. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Strafblad
Uit het strafblad van 31 maart 2022 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de rapporten en adviezen die zijn opgemaakt over de verdachte, waaronder het rapport door [naam psycholoog] van 16 november 2021, het ForCa-rapportage van 25 april 2022 opgemaakt door [naam psycholoog] en kinder- en [naam jeugdpsychiater] en het advies van Reclassering Nederland van
3 mei 2022.
In het ForCa-rapportage van 25 april 2022 is – samengevat weergegeven – het volgende naar voren gebracht:
Bij betrokkene, een thans 19-jarige gemiddeld intelligente jongen van Surinaams
Hindoestaanse culturele afkomst, is sprake van verschillende ziekelijke stoornissen en een
gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Feitelijk gaat het om zeer complexe
psychiatrische problematiek, die zich niet eenvoudig laat beschrijven, maar die het best te
vervatten is in de volgende classificaties: een autismespectrumstoornis, een andere
gespecificeerde gedragsstoornis beginnend in de adolescentie en een bedreigde
persoonlijkheidsontwikkeling in antisociale- en/of narcistische richting. Daarnaast is er sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis, matig, thans door detentie in remissie.
Er is sprake van een hoog recidiverisico, met name binnen een omgeving waarin antisociaal gedachtegoed heerst. Betrokkene heeft vanuit de gebrekkige sociale afstemming onvoldoende zicht op zichzelf, op anderen en op de gevolgen van zijn gedrag. Hij redeneert vooralsnog vanuit een egocentrische gedachtegang met antisociale cognities. Emoties worden sterk afgeweerd en uit de beleving gehouden. Betrokkene heeft een sterke behoefte aan erkenning die niet op pro sociale wijze vorm gegeven kan worden.
Betrokkene was ten tijde van de tenlastegelegde feiten zestien (overval Domino’s), zeventien (overval Poolse supermarkt en mishandeling) en achttien jaar (wapenhandel en drugshandel). Geadviseerd wordt het jeugdstrafrecht toe te passen voor de feiten waarbij hij meerderjarig was. Uit de wegingslijst Adolescentenstrafrecht komt naar voren dat de handelingsvaardigheden van betrokkene zeer beperkt zijn. Hij kan de risico’s van zijn eigen handelen nauwelijks kan inschatten en kan zijn eigen gedrag nauwelijks op een verantwoorde manier organiseren. Pedagogische beïnvloeding is mogelijk en wordt noodzakelijk geacht. Om het recidivegevaar af te wenden heeft betrokkene intensieve behandeling nodig.
Bij bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten wordt geadviseerd om betrokkene de behandeling op te leggen in het kader van een voorwaardelijke PIJ: na een klinische start kan betrokkene in zijn resocialisatie toewerken naar een beschermde woonvorm. De (sociale) zelfredzaamheid van betrokkene is een belangrijk aandachtspunt voor de toekomst. Omdat aangeleerde vaardigheden moeilijk generaliseren naar nieuwe situaties (passend bij autisme) is belangrijk dat hij nog intensief begeleid wordt als hij zich in stapjes meer buiten de kliniek begeeft. Als gedurende de behandeling blijkt dat betrokkene de vrijheid niet aankan en zich laat inzuigen in een antisociaal milieu dient een omzetting naar een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel overwogen te worden. Het onderzoekend team adviseert de behandeling van betrokkene ten uitvoer te leggen in een forensische kliniek voor kinder- en jeugdpsychiatrie (gespecialiseerd in autisme) zoals de Catamaran of soortgelijke instelling.
Omdat de inschatting is dat een zeer hoog beveiligingsniveau niet noodzakelijk is, wordt geen onvoorwaardelijke PIJ-maatregel geadviseerd. De verwachting is dat het recidivegevaar voldoende gecontroleerd kan worden binnen een intensieve behandelsetting zoals geadviseerd. Een meer pro-sociale context is van positieve invloed op het recidiverisico, waarbij wel van belang is dat betrokkene voldoende holding en erkenning ervaart en er een goede werkrelatie is opgebouwd. Betrokkene toont zich gemotiveerd voor verandering, ook tijdens de observatie stelt hij zich bereidwillig op.
Reclassering Nederland heeft in haar advies van 3 mei 2022 geadviseerd tot toepassing van het jeugdstrafrecht. Indien een voorwaardelijke PIJ aan de verdachte wordt opgelegd adviseert de reclassering daar de volgende bijzondere voorwaarden aan te verbinden, te weten een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen, meewerken aan het vinden van een dagbesteding, een verbod op alcohol- en drugsgebruik, een contactverbod met slachtoffers en medeverdachten en een locatieverbod voor de gemeente Den Haag, met controle op dat verbod door middel van elektronische monitoring.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank volgt de conclusies van de deskundigen voor wat betreft de toerekeningsvatbaarheid en acht de verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
De rechtbank kan – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt – het jeugdstrafrecht toepassen. De rechtbank stelt vast dat de verdachte het onder
09-138040-21, feit 1 primairbewezenverklaarde feit, te weten de wapenhandel, heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Het uitgangspunt is dan dat berechting voor dat feit plaatsvindt volgens het volwassenenstrafrecht.
Met betrekking tot de vraag of er, in afwijking van dit uitgangspunt, aanleiding bestaat om het jeugdstrafrecht toe te passen overweegt de rechtbank het volgende.
Uit het dossier en het besprokene ter zitting heeft de rechtbank voldoende indicaties verkregen voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Uit de adviezen die de rechtbank van de deskundigen heeft gekregen en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte blijkt dat pedagogische beïnvloeding nog mogelijk is en dat toepassing van het jeugdstrafrecht een meerwaarde heeft.
De rechtbank zal ten aanzien van het onder
09-138040-21, feit 1 primairbewezenverklaarde feit daarom het jeugdstrafrecht toepassen.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feiten, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die blijken uit de rapportages.
Uit de rapporten van de psycholoog en de psychiater over de persoon van de verdachte is naar voren gekomen dat bij de verdachte ten tijde van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en dat een PIJ-maatregel nodig is voor de veiligheid van anderen. Geadviseerd wordt om de maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte in voorwaardelijke vorm op te leggen. De deskundigen hebben overwogen dat de verdachte goed behandeld kan worden als hij wordt opgenomen in een klinische setting zoals De Catamaran. Voor de behandeling die de verdachte nodig heeft en zo kan volgen, achtten zij het kader van de PIJ-maatregel in voorwaardelijke vorm kansrijk genoeg om tot de beoogde resultaten te komen.
Het onder 09/842066-20 (
inmiddels bekend als feit 3 onder 09-138040-21)bewezen verklaarde feit, alsmede het onder 09-138040-21 feit 1 primair bewezenverklaarde feit is een misdrijf waarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. De rechtbank zal deze adviezen volgen en de PIJ-maatregel voorwaardelijk opleggen. Een PIJ-maatregel in deze voorwaardelijke vorm is een juridisch kader dat volgens de deskundigen voldoende kans van slagen heeft om de verdachte aan zijn problemen te laten werken en zich te laten behandelen terwijl de veiligheid van anderen intussen voldoende gewaarborgd is.
De voorwaardelijke PIJ-maatregel wordt opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon (in elk geval voor zover het betreft feit 3 onder 09-138040-21). Dit betekent dat de maatregel, als deze tenuitvoergelegd wordt en deskundigen daarna vinden dat hij langer moet duren, verlengd kan worden.
De rechtbank zal hierna in de beslissing de bijzondere voorwaarden bepalen, zoals deze zijn geadviseerd door Reclassering Nederland. Daaromtrent verder nog het volgende.
De rechtbank heeft geconstateerd dat het rapport opgesteld door de psycholoog en de psychiater op 26 april 2022 beschikbaar was. Op 3 mei 2022, één dag voor de behandeling van het onderzoek ter zitting, is een summier rapport van Reclassering Nederland binnengekomen, waarin enkel is geadviseerd over bijzondere voorwaarden bij oplegging van een voorwaardelijke PIJ. De rechtbank heeft zich gerealiseerd dat een aansluitende plaatsing bij de Catamaran op zijn voorarrest zeer wenselijk is, omdat moet worden voorkomen – mede vanwege het gebrek aan een sociaal netwerk – dat de verdachte tussen wal en schip raakt. Op het moment van de inhoudelijke behandeling was ook niet duidelijk of en wanneer de verdachte bij de Catamaran terecht kon. De rechtbank heeft de sluiting van het onderzoek met een week uitgesteld om Reclassering Nederland de gelegenheid te geven de rechtbank te informeren wanneer de verdachte bij de Catamaran geplaatst zou kunnen worden en -indien nodig- welke voorziening voor de verdachte getroffen zou kunnen worden ter overbrugging van de tijd tot aan zijn plaatsing bij eerder genoemde instelling. De Reclassering Nederland heeft de rechtbank daarover nog geen duidelijkheid kunnen verschaffen. Het is om die reden dat de rechtbank als bijzondere voorwaarde aanvullend heeft bepaald dat de verdachte ook voorafgaand aan een plaatsing bij de Catamaran of soortelijke instelling dient te verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
Gelet op de ernst van de feiten vindt de rechtbank dat naast de voorwaardelijke PIJ ook een jeugddetentie moet worden opgelegd. Omtrent de duur van deze jeugddetentie het volgende. Er bestaan geen LOVS-richtlijnen voor wapenhandel (door minderjarigen). In het geval van minderjarigen noemen deze richtlijnen slechts “vanaf 6 weken jeugddetentie” in het geval van verboden vuurwapenbezit. De rechtbank is van oordeel dat wapenhandel (het aanbieden van vuurwapens) op zich een zwaardere sanctie rechtvaardigt dan het enkele voorhanden hebben, maar zij betracht desalniettemin terughoudendheid bij de strafoplegging, omdat de aard en omvang van de wapenhandel (met name het aantal daadwerkelijk geleverde vuurwapens) op basis van dossier niet goed is vast te stellen. Het is om die reden dat de rechtbank voor de bewezen verklaarde wapenhandel uitgaat van een jeugddetentie van drie (3) maanden, waarbij de langere periode in het nadeel van de verdachte weegt, maar het feit dat volgens het jeugdstrafrecht wordt berecht in zijn voordeel. Voor de overval op supermarkt Ela (oorspronkelijk de Compas zaak met parketnummer 09/842066-20, inmiddels bekend als feit 3 onder 09-138040-21) zal de rechtbank een jeugddetentie opleggen conform de duur van het voorarrest in die zaak, te weten 45 dagen. De LOVS-oriëntatiepunten voor een dergelijke overval rechtvaardigen in beginsel een zwaardere straf, maar vanwege het tijdverloop en het feit dat de rechtbank een voorwaardelijke PIJ zal opleggen, ziet de rechtbank af van oplegging van een jeugddetentie van langere duur.
De rechtbank komt, voor beide feiten samen, tot een jeugddetentie voor de duur van 135 dagen, met aftrek van voorarrest.
De rechtbank zal bepalen dat de voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn nu, gezien de hiervoor genoemde bevindingen, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte weer een misdrijf zal plegen dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam.

9.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

Dagvaarding 09/842066-20 (inmiddels bekend als feit 3 onder 09-138040-21)
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van € 1.800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de hoogte van het toe te wijzen bedrag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met daarbij de opmerking dat in de zaak van de medeverdachte een bedrag van € 500,00 hoofdelijk is toegewezen.
De verdediging heeft voorts verzocht geen gijzeling te verbinden aan een eventueel op te leggen schadevergoedingsmaatregel.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek is vast komen te staan dat de benadeelde als gevolg van het onder
09/842066-20(
inmiddels bekend als feit 3 onder 09-138040-21)bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De vordering is door en namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij.
De rechtbank acht de vordering van € 1.800,00 als vergoeding van de immateriële schade hoofdelijk toewijsbaar.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 19 januari 2020 is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder
09/842066-20(
inmiddels bekend als feit 3 onder 09-138040-21)bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.800,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 januari 2020 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] .
Omdat de verdachte minderjarig was ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit zal de rechtbank een gijzeling van 0 dagen verbinden aan de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal bepalen dat betaling van (een deel) van de vordering aan de benadeelde partij door de verdachte of de mededader, in mindering komt op de betalingsverplichting aan de Staat, dan wel aan de benadeelde partij, en dat dat ook andersom geldt.

10.Beslag

10.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van parketnummer
09-138040-21gevorderd dat de in beslag genomen telefoons verbeurd worden verklaard.
Ten aanzien van parketnummer
09/842066-20(
inmiddels bekend als feit 3 onder
09-138040-21)heeft de officier van justitie gevorderd het reisdocument en de telefoon terug te geven aan de verdachte.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van parketnummer
09-138040-21verzocht de twee telefoons aan de verdachte te retourneren, gelet op de bepleite vrijspraak.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Beslag 09-138040-21
De rechtbank zal de op de beslaglijst met parketnummer
09-138040-21genoemde voorwerpen verbeurdverklaren, te weten:
- een telefoontoestel: [nummer 2] , Samsung;
- een telefoontoestel: [nummer 2] , iPhone.
Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en het onder
09-138040-21, 1 primairbewezenverklaarde feit met behulp van deze telefoons is begaan.
Beslag 09/842066-20 (inmiddels bekend als feit 3 onder 09-138040-21)
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst genoemde voorwerpen, te weten:
- een telefoontoestel K1: zwart, Samsung SM-A260g;
- een reisdocument.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
33, 33a, 36a, 77a, 77c, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9, 32 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlagen maakt deel uit van dit vonnis.

12.De beslissing

De rechtbank:
geldigheid dagvaarding 09-138040-21
verklaart dagvaarding
09-138040-21nietig voor zover het feit 2 subsidiair betreft;
verklaart dagvaarding
09-138040-21voor het overige geldig
;
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder dagvaardingen
09-138040-21 feit 2 primair,
09-007105-20 en 09-082298-21tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder
dagvaarding
09-138040-21, feit 1 primair en dagvaarding 09/842066-20 (inmiddels bekend als feit 3 onder 09-138040-21)tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 6 is omschreven en kwalificeert dit als:
dagvaarding 09-138040-21, feit 1 primair:
handelen in strijd met artikel 9 lid 1 van de Wet wapens en munitie en van het ter beschikking stellen en verhandelen van wapens en munitie een beroep en/of gewoonte maken;
dagvaarding 09/842066-20 (inmiddels bekend als feit 3 onder 09-138040-21):
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
straf en maatregel
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 135 dagen;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie wordt afgetrokken;
legt voorts de verdachte op de maatregel van
plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
bepaalt dat deze maatregel, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
2. zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland en zich zal melden bij de reclassering, op momenten waarop zij dat willen en zo lang zij dat willen;
3. zich gedurende de proeftijd laat opnemen in de Catamaran van GGZ Oost-Brabant in Eindhoven of een soortgelijke instelling, waarbij de veroordeelde zicht zal houden aan alle aanwijzingen die hem in het kader van die opname en behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
4. zich gedurende de proeftijd, na zijn klinische behandeling, in het ambulant kader laat behandelen door een forensisch psychiatrische polikliniek, zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht;
5. gedurende de proeftijd, voorafgaand aan en na zijn klinische opname bij de Catamaran, zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat die instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht;
6. gedurende de proeftijd zal meewerken aan een traject gericht op het vinden van een constructieve dagbesteding in de vorm van school of werk;
7. zich gedurende de proeftijd zal onthouden van alcohol- en drugsgebruik en zich verplicht ten behoeve van de naleving van die verboden mee te werken aan urine- en ademonderzoek, zo frequent en zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht;
8. gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect en ook niet via sociale media – contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer:
-
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1968;
en met de medeverdachte:
-
[medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum] 2003;
zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
9. zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in de gemeente Den Haag, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
10. gedurende maximaal zes maanden van de proeftijd zal meewerken aan controle op het locatieverbod door middel van elektronisch toezicht, zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst de veroordeelde op de overigens geldende voorwaarden dat hij gedurende de proeftijd:
11. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
11. zijn medewerking zal verlenen aan het door Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang als reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
dadelijke uitvoerbaarheid
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan Reclassering Nederland opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
vordering benadeelde partij [slachtoffer 1] ; 09/842066-20 (inmiddels bekend als feit 3 onder 09-138040-21)
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] hoofdelijk toe en veroordeelt de verdachte tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van €
1.800,00, bestaande uit immateriële schade,
vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 januari 2020tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
legt aan verdachte
hoofdelijkop
de verplichting tot betaling aan de Staatvan een bedrag van
€ 1.800,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 januari 2020tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] ;
bepaalt de maximale duur van de gijzeling op
0 dagenals de verdachte niet voldoet aan zijn betalingsverplichting;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij dan wel aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
bepaalt dat door betaling aan de Staat, de verplichting om aan de benadeelde partij te betalen vervalt en omgekeerd;
beslag 09-138040-21
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen, te weten:
STK telefoontoestel: [nummer 2] , Samsung
1 STK telefoontoestel: [nummer 2] , iPhone
beslag 09/842066-20 (inmiddels bekend als feit 3 onder 09-138040-21)
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen, te weten:
STK telefoontoestel K1: zwart, Samsung SM-A260g
1 STK reisdocument
voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis (
09/842066-20, inmiddels bekend als feit 3 onder 09-138040-21) en het bevel tot voorlopige hechtenis (
09-138040-21) van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter,
en mr. M.J. Bouwman, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Leurs, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 18 mei 2022.
Mr. E.M.M. Engbers en mr. M.J. Bouwman zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlagen:
I Tekst (gewijzigde) tenlastelegging
II Bewijsmiddelen
Bijlage I
Tekst (gewijzigde) tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Dagvaarding 09-138040-21
1
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van (ongeveer) 5 oktober 2020 tot en met 20 mei 2021 te ’s Gravenhage (en/of elders in Nederland), tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, zonder erkenning, een of meerdere wapens en/of munitie van categorie II en/of III en/of hulpstukken voor deze wapens en/of munitie, te weten (in ieder geval):
- een (vuurwapen (gas-/alarmpistool), van het merk (kopie) Beretta, model 92 FS en/of
- een vuurwapen van het merk Zoraki, model 918, kaliber 9 mm en/of
- een vuurwapen (alarmpistool) van het merk Reccord, model 15-9 en/of
- een vuurwapen van het merk (kopie) Walther en/of
- een vuurwapen (gaspistool) van het merk Zoraki, model 918, met patroon en/of
- een of meerdere geweren en/of revolvers en/of pistolen van categorie II en/of III
heeft/hebben overgedragen en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben
verhandeld en/of (anderszins) ter beschikking heeft/hebben gesteld, terwijl verdachte (en/of zijn mededaders) daar een gewoonte en/of beroep van heeft/hebben gemaakt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van (ongeveer) 5 oktober 2020 tot en met 20 mei 2021 te 's Gravenhage (en/of elders in Nederland), tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, ter uitvoering van een/het door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf (om), zonder erkenning,
een of meerdere wapens en/of munitie van categorie II en/of III en/of hulpstukken voor deze
wapens en/of munitie, te weten (in ieder geval):
- een (vuurwapen (gas-/alarmpistool), van het merk (kopie) Beretta, model 92 FS en/of
- een vuurwapen van het merk Zoraki, model 918, kaliber 9 mm en/of
- een vuurwapen (alarmpistool) van het merk Reccord, model 15-9 en/of
- een vuurwapen van het merk (kopie) Walther en/of
- een vuurwapen (gaspistool) van het merk Zoraki, model 918, met patroon en/of
- een of meerdere geweren en/of revolvers en/of pistolen van categorie II en/of III
over te dragen en/of voorhanden te hebben en/of te verhandelen en/of (anderszins) ter
beschikking te stellen,
- met een of meer in Nederland verblijvende perso(o)n(en) afspraken te maken over de aan- en/of verkoop en/of bewaarplaats en/of vraagprijs en/of functie van bovengenoemde wapens en/of onderdelen van deze wapens en/of munitie, en/of
- als tussenpersoon andere personen/derden te regelen/arrangeren en/of de/een aanbieder van
(deze) wapens aan een (derde) koper te koppelen/verbinden en/of
- afbeeldingen en/of filmmateriaal van deze vuurwapens en/of onderdelen en/of munitie naar een of meer in Nederland verblijvende personen te verzenden en/of ontvangen en/of
- ( vervolgens) gesprekken en/of onderhandelingen te voeren (al of niet via tekstberichten of gesproken boodschappen/mededelingen) over de vraag- (of aankoopprijs) van deze vuurwapens en/of onderdelen van wapens en/of munitie, en/of
- voornoemde wapens en/of onderdelen en/of munitie te verbergen, te bewaren en/of te tonen (ten einde ze te kunnen -helpen- overdragen, verhandelen, verstrekken en/of ter beschikking te stellen),
zulks terwijl hij en/of zijn mededader(s) van het feit een beroep en/of gewoonte heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat (voorgenomen) misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van (ongeveer) 5 oktober 2020 tot en met 20 mei 2021 te 's Gravenhage (en/of elders in Nederland), tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, ter voorbereiding van een misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het in strijd met de wet (wapens en munitie) verhandelen en/of anderszins ter beschikking stellen van (vuur)wapens of munitie, zonder erkenning, terwijl verdachte (en/of zijn mededaders) daar een gewoonte en/of beroep van heeft/hebben gemaakt (art 9 lid 1 jo art 55 lid 4 Wet wapens en munitie), opzettelijk een of meer voorwerp(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, te weten - een mobiele telefoon (met daarop –onder meer- een groot aantal afbeeldingen van en/of gesprekken over wapens) en/of
- een (vuurwapen (gas-/alarmpistool), van het merk (kopie) Beretta, model 92 FS en/of
- een vuurwapen van het merk Zoraki, model 918, kaliber 9 mm en/of
- een vuurwapen (alarmpistool) van het merk Reccord, model 15-9 en/of
- een vuurwapen van het merk (kopie) Walther en/of
- een vuurwapen (gaspistool) van het merk Zoraki, model 918, met patroon en/of
- een of meerdere geweren en/of revolvers en/of pistolen van categorie II en/of III welke voorwerp(en), al dan niet in combinatie met elkaar, kennelijk bestemd waren tot het in vereniging, althans alleen, begaan van dat misdrijf;
2
hij op (een of meer tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 8 maart 2021 tot en met 25 mei 2021 te 's-Gravenhage (en/of elders in Nederland) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 71 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 maart 2021 tot en met 25 mei 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van hasj en/of hennep, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hasj en/of hennep, zijnde hasj en/of hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, voor te bereiden en/of te bevorderen
- ongeveer 71 gram hasj en/of
- een (grote) hoeveelheid ponypacks en/of gripzakjes en/of seals en/of
- ( een) weegscha(a)l(en) en/of
- berichten heeft verstuurd waarin handel wordt aangeboden en/of gedaan en/of
- een hoeveelheid mobiele telefoons,
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/op verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat/die zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
Dagvaarding 09-007105-20:
hij op of omstreeks 5 september 2019 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, geld (1200 euro) en/of bezorgportemonnees, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Domino's pizza (Zoetermeer), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- het restaurant (gezamenlijk) binnen te komen en/of (vervolgens)/hierbij;
- een of meer medewerkers vast te pakken en/of;
- een mes te tonen en/of te richten en/of;
- te zeggen/roepen:
x 'geld uit de kuis moet nu in de tas' en/of
x maak de kluis open en/of
x geef de/die scootersleutel en/of
x geld, geld, geld en/of
x ik wil meer geld en/of
x je moet meelopen;
(en/of woorden van gelijke aard en/of strekking)
- een taser te tonen en te gebruiken (laten knetteren)
Dagvaarding 09-082298-21:
hij, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op of omstreeks 13 juli 2020 te 's-Gravenhage, in ieder geval in Nederland, [aangeefster] heeft mishandeld door die [aangeefster] een stomp/klap tegen haar slaap/gezicht, althans haar hoofd, te geven;
Dagvaarding 09/842066-20 (inmiddels bekend als feit 3 onder 09-138040-21):
hij op of omstreeks 19 januari 2020 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (circa 250 euro) en/of drie, althans een of meer pakje(s) sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Poolse supermarkt Ela (gevestigd op de Beatrijsstraat), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hand binnen rennen van die supermarkt en/of tonen van dat mes en/of
- springen over de kassabalie van die supermarkt en/of
- dichtbij althans in de nabijheid van die [slachtoffer 1] staan en/of (daarbij) tonen van dat mes en/of
- ( daarbij) roepen van de woorden ‘kassa, kassa’;