ECLI:NL:RBDHA:2022:7927
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking beroep inzake WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Verzoeker had in eerste instantie bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) waarin werd medegedeeld dat de hoogte van zijn WIA-uitkering niet zou wijzigen, omdat zijn arbeidsgeschiktheid niet was veranderd. Na een procedure waarin deskundigenonderzoek plaatsvond, heeft het UWV op 25 april 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het bezwaar van verzoeker alsnog gegrond werd verklaard. Verzoeker trok zijn beroep in en verzocht de rechtbank om een proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker het beroep heeft ingetrokken omdat het UWV aan hem tegemoet was gekomen. De rechtbank heeft vervolgens op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op een totaalbedrag van € 2.136,73, inclusief kosten voor rechtsbijstand, reiskosten en kosten voor medische informatie. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat verzoeker recht heeft op vergoeding van het griffierecht van € 47,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.