ECLI:NL:RBDHA:2022:7854
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de jeugdzorg
In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 juli 2022 uitspraak gedaan over de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid en opvoedomgeving van [minderjarige], die sinds november 2021 geen stabiele opvoedomgeving heeft gehad. De moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, heeft geen vaste woonplek en er zijn zorgen over haar emotionele beschikbaarheid voor [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing ingediend, omdat de veiligheid van [minderjarige] bij de moeder niet kan worden gewaarborgd.
De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en heeft kennisgenomen van de zorgen die door verschillende instanties zijn geuit, waaronder Veilig Thuis en de gecertificeerde instelling. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het dringend noodzakelijk is om [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen en haar uit huis te plaatsen in een pleegzorgvoorziening. De kinderrechter heeft daarbij de zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] meegewogen, waaronder haar achterstand in ontwikkeling en het gebrek aan adequaat contact met anderen.
De beslissing houdt in dat [minderjarige] van 15 juli 2022 tot 1 oktober 2022 voorlopig onder toezicht wordt gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland en dat deze stichting gemachtigd wordt om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen. De kinderrechter heeft de moeder aangespoord om samen te werken met de hulpverlening in het belang van [minderjarige]. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.