ECLI:NL:RBDHA:2022:7854

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
C/09/631608 / JE RK 22-1346
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 juli 2022 uitspraak gedaan over de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid en opvoedomgeving van [minderjarige], die sinds november 2021 geen stabiele opvoedomgeving heeft gehad. De moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, heeft geen vaste woonplek en er zijn zorgen over haar emotionele beschikbaarheid voor [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing ingediend, omdat de veiligheid van [minderjarige] bij de moeder niet kan worden gewaarborgd.

De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en heeft kennisgenomen van de zorgen die door verschillende instanties zijn geuit, waaronder Veilig Thuis en de gecertificeerde instelling. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het dringend noodzakelijk is om [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen en haar uit huis te plaatsen in een pleegzorgvoorziening. De kinderrechter heeft daarbij de zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] meegewogen, waaronder haar achterstand in ontwikkeling en het gebrek aan adequaat contact met anderen.

De beslissing houdt in dat [minderjarige] van 15 juli 2022 tot 1 oktober 2022 voorlopig onder toezicht wordt gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland en dat deze stichting gemachtigd wordt om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen. De kinderrechter heeft de moeder aangespoord om samen te werken met de hulpverlening in het belang van [minderjarige]. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/631608 / JE RK 22-1346
Datum uitspraak: 14 juli 2022

Beschikking van de kinderrechter

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 1 juli 2022 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,hierna te noemen: de Raad,

betreffende:

[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2018 te [geboorteplaats] , Nigeria,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
per briefadres te [woonplaats] ,
bijgestaan door advocaat: mr. J. van Koesveld te Utrecht,

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

Bij beschikking van 1 juli 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van 1 juli 2022 tot 15 juli 2022 en is voor dezelfde duur een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot de mondelinge behandeling ter zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
- voornoemde beschikking d.d. 1 juli 2022;
- het e-mailbericht van de zijde van de moeder, d.d. 14 juli 2022.
Op 14 juli 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder;
- de advocaat van de moeder, via telefonische verbinding.

Feiten

- [minderjarige] is erkend door de heer [de man] (hierna te noemen: de vader).
- De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft feitelijk in een (crisis)pleeggezin.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] , met toepassing van artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek en tot machtiging om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er zijn ernstige zorgen over de basale verzorging, veiligheid en opvoedomgeving van [minderjarige] . [minderjarige] heeft sinds november 2021 geen stabiele opvoedomgeving. Zij heeft samen met de moeder op verschillende plekken gewoond, waarbij het voor de (hulpverlenings)instanties niet altijd duidelijk was waar en met wie de moeder verbleef. Het netwerk van de moeder is uitgeput, waardoor zij niet beschikt over een woonplek voor haar en [minderjarige] . De moeder is daarmee niet in staat om in de basisbehoeften van [minderjarige] te voorzien. Naast de zorgen over de opvoedomgeving zijn er ook zorgen over de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige] . Op school wordt gezien dat [minderjarige] achterloopt in haar ontwikkeling. Ze praat niet, maakt niet adequaat contact met anderen en is onvoldoende zelfredzaam. Ook vraagt de Raad zich af of de moeder wel voldoende emotioneel beschikbaar is voor [minderjarige] . Een plaatsing in een neutraal pleeggezin is wat de Raad betreft voor nu de enige optie. In reactie op hetgeen door de advocaat van de moeder naar voren is gebracht, geeft de Raad aan dat de woonplek van de moeder niet de enige zorg is. De Raad vindt het positief dat de moeder in aanmerking komt voor een urgentieverklaring en beschikt over werk. De zorgen zien echter ook op de interactie tussen moeder en kind. Op dit moment kan de veiligheid van [minderjarige] niet gewaarborgd worden bij de moeder. De komende tijd zal de Raad onderzoek doen naar de opvoedsituatie van [minderjarige] . Indien blijkt dat de situatie voldoende veilig is bij de moeder, zal toegewerkt worden naar een thuisplaatsing.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad. Er is inmiddels een begeleid omgangsmoment geweest met de moeder. Daarin ziet de gecertificeerde instelling zorgelijke signalen in de interactie tussen de moeder en [minderjarige] . [minderjarige] vermeed de moeder en zat het grootste gedeelte van de omgang met de rug naar de moeder toe. Ook door de pleegouders worden zorgelijke kindsignalen gezien. [minderjarige] is ongeremd in het contact met vreemden. Deze kindsignalen kunnen wijzen op onveilige hechting en/of trauma. Op school wordt verder gezien dat ze achterloopt in haar ontwikkeling en dat ze weinig contact heeft met leeftijdsgenoten. De gecertificeerde instelling heeft contact gezocht met de vader. De vader heeft aangegeven niet in staat te zijn om de verzorging en opvoeding op zich te nemen. Wel wil hij een rol spelen in het leven van [minderjarige] , in de zin van contact. De gecertificeerde instelling vindt het positief dat de moeder bezig is met huisvesting. Het vinden van een woonplek zorgt voor rust en stabiliteit. Daarbij benadrukt de gecertificeerde instelling wel dat de zorgen niet alleen zien op het gebrek aan een woning. Er is al veel hulpverlening betrokken bij de moeder. Tot op heden kan de moeder niet voldoende profiteren van de aangeboden hulpverlening. Daarbij komt dat de moeder de gemaakte afspraken geregeld niet nakomt, waardoor het lastig is om met haar samen te werken.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzochte. Daartoe voert de moeder aan dat er geen gronden zijn die een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing rechtvaardigen. De moeder verblijft voor nu in een Airbnb en heeft de toezegging van de gemeente [woonplaats] dat zij een urgentieverklaring krijgt. Daarnaast heeft de moeder werk gevonden. De moeder vindt dat zij erg negatief wordt omschreven in de rapportages en geeft aan dat dit geschetste beeld niet klopt. De moeder is naar Nederland gekomen om een toekomst op te bouwen voor haar en [minderjarige] . Zij heeft altijd goed voor [minderjarige] gezorgd. Volgens de moeder zijn de zorgelijke signalen bij [minderjarige] dan ook niet te wijten aan haar opvoeding, maar aan de plotselinge scheiding van moeder en kind. Er mag niet onderschat worden welk effect een uithuisplaatsing heeft op een kind. Daar komt bij dat [minderjarige] het grootste gedeelte van haar leven in Nigeria heeft gewoond. Het is daarom logisch dat zij achterloopt in haar taalontwikkeling. Volgens de moeder is het dan ook waarschijnlijk dat de kindsignalen veroorzaakt zijn door de uithuisplaatsing. Om meer schade bij [minderjarige] te voorkomen dient zij zo snel mogelijk teruggeplaatst te worden bij de moeder, eventueel met de inzet van hulpverlening. De moeder staat open voor hulpverlening. Zij begrijpt dan ook niet waarom de hulpverlening in het gedwongen kader moet plaatsvinden. Gelet op het bovenstaande verzoekt de moeder afwijzing van beide verzoeken.

Beoordeling

Op grond van de informatie, zoals gebleken uit het verzoekschrift en de daarbij gevoegde bijlagen en uit de verklaringen van de gehoorde personen, komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat [minderjarige] , hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de ondertoezichtstelling geboden is, voorlopig onder toezicht wordt gesteld. Ook is de kinderrechter van oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat de machtiging tot uithuisplaatsing, hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de uithuisplaatsing geboden is, wordt verleend. Daartoe wordt in aanmerking genomen dat voldoende gebleken is dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden aanwezig zijn. De gecertificeerde instelling zal dan ook voorlopig worden gemachtigd – zulks in afwachting van het rapport en advies van de Raad – om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er zijn ernstige zorgen over de ontwikkeling en opvoedomgeving van [minderjarige] . De opvoedsituatie van [minderjarige] is al langere tijd onrustig, omdat de moeder niet over een stabiele woonplek beschikt. Daarnaast worden door verschillende bronnen – Veilig Thuis, de gecertificeerde instelling, de pleegouders en de school – zorgelijke signalen gezien bij [minderjarige] . Zij loopt achter in haar ontwikkeling, praat niet en maakt geen adequaat contact met anderen. Daarnaast wordt tijdens het omgangsmoment gezien dat [minderjarige] de moeder mijdt en veiligheid zoekt bij de pleegouders. Daarnaast werkt de moeder onvoldoende mee met de vrijwillige hulpverlening, waardoor een gedwongen kader aangewezen is. Gelet op de bovenstaande zorgen vindt de kinderrechter het noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer bij [minderjarige] betrokken blijft. De jeugdbeschermer houdt toezicht op de ontwikkeling van [minderjarige] en zorgt ervoor dat de juiste hulpverlening wordt ingezet voor [minderjarige] en de moeder. De kinderrechter vindt het daarnaast noodzakelijk dat [minderjarige] de komende tijd in het pleeggezin verblijft. Op basis van de huidige, hierboven genoemde informatie kan de kinderrechter de veiligheid van [minderjarige] bij de moeder niet garanderen. Een onderzoek van de Raad dient te worden afgewacht, zodat meer duidelijkheid verkregen kan worden over de (on)veiligheid van [minderjarige] . De kinderrechter geeft de moeder mee dat het de komende tijd van doorslaggevend belang is dat zij zich – in het belang van [minderjarige] – inzet voor de hulpverlening en samenwerkt met de hulpverleningsinstanties. De kinderrechter wijst beide verzoeken toe als verzocht.
Daarom zal als volgt worden beslist.
Beslissing
De kinderrechter:
stelt [minderjarige] van 15 juli 2022 tot 1 oktober 2022 voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;
en
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 15 juli 2022 tot 1 oktober 2022, zijnde de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2022 door mr. S.M. Borkent, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 29 juli 2022.
Voor zover deze beschikking betrekking heeft op de machtiging tot uithuisplaatsing, kan hoger beroep worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.