ECLI:NL:RBDHA:2022:7847

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 augustus 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
09/085158-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens bedreiging van opsporingsambtenaar en drugshandel met gevaarlijk rijgedrag

Op 2 augustus 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1998, die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging van een opsporingsambtenaar en het voorhanden hebben van harddrugs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 4 april 2022 te Katwijk met een snelheid van 40 tot 45 km/uur op een stilstaand politievoertuig is ingereden, waarbij hij de politieagent in het voertuig heeft bedreigd met zware mishandeling. Daarnaast was de verdachte betrokken bij de handel in harddrugs, waaronder cocaïne, MDMA en 2-CB, en had hij een aanzienlijke hoeveelheid geld in zijn bezit. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en een rijontzegging van acht maanden. De rechtbank weigerde bijzondere voorwaarden op te leggen, ondanks het advies van de reclassering, omdat de verdachte geen blijk van motivatie toonde om aan de voorwaarden te voldoen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan gevaarlijk rijgedrag en dat zijn handelen een ernstige bedreiging vormde voor de veiligheid op de weg. De vordering van de benadeelde partij, die immateriële schade claimde, werd volledig toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/085158-22
Datum uitspraak: 2 augustus 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 19 juli 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.F. Heslinga en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. P.J.W. de Water naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 19 juli 2022 - ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 4 april 2022 te Katwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van MDMA en/of cocaïne, in elk geval een of meer middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, te weten:
- 17 gram,
althans 12,2 gram (netto)althans een hoeveelheid, cocaïne en/of
-
29,6 gram netto, althans een hoeveelheid, bevattende MDMA en/of
-
7,3 gram, althans een hoeveelheid bevattende 2C-B
- een personenauto (Peugeot met kenteken [nummer] ) en/of
- een geldbedrag van 565 euro en/of
- drie, althans een of meer mobiele telefoons;
2
hij op of omstreeks 4 april 2022 te Katwijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer:
- 17 gram,
althans 12,2 gram (netto)althans een hoeveelheid, cocaïne en/of
-
29,6 gram netto, althans een hoeveelheid, bevattende MDMA en/of
-
7,3 gram, althans een hoeveelheid bevattende 2C-B
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal MDMA en/of cocaïne
en/of 2C-B
in elk geval een hoe
veelheid van(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 4 april 2022 te Katwijk, althans in Nederland, [slachtoffer]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
als bestuurder van een personenauto (Peugeot met kenteken [nummer] ) met een snelheid van ongeveer 40 a 45 km/uur, althans met enige en/of aanzienlijke snelheid, recht op het dienstvoertuig waarin die [slachtoffer] zich als bestuurder bevond af te
rijden en/of (vervolgens) tegen het dienstvoertuig waarin die [slachtoffer] zich als bestuurder
bevond aan te rijden, terwijl dat dienstvoertuig stil stond;
4
hij op of omstreeks 4 april 2022 te Katwijk, althans in Nederland als bestuurder van een voertuig (Peugeot met kenteken [nummer] ), daarmee rijdende op/nabij de weg, [weg] en/of [weg] en/of [weg] en/of [weg] en/of [weg] en/of [weg] en/of [weg] en/of [weg] en/of [weg] , meermalen, althans eenmaal,
- op één of meer van bovengenoemde locaties met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, heeft gereden en/of
- over fietspaden, voetpaden en/of groenstroken heeft gereden,
- geen voorrang heeft verleend aan één of meer andere weggebruikers,
- tussen één of meer paaltjes (waarmee de doorgang van voertuigen wordt geblokkeerd) is gereden,
- ( vervolgens) een rijbaan is opgereden terwijl hierbij onvoldoende zicht was voor verdachte en waarbij ander verkeer voor hem heeft moeten uitwijken en/of
- met een snelheid van ongeveer 40 a 45 km/uur, althans met enige en/of aanzienlijke snelheid, recht op het dienstvoertuig waarin [slachtoffer] zich als bestuurder bevond af te rijden en/of (vervolgens) tegen het dienstvoertuig waarin die [slachtoffer] zich als bestuurder bevond aan te rijden, terwijl dat dienstvoertuig stil stond, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het onder 4 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 175).
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 19 juli 2022, zakelijk en verkort weergeven, voor zover inhoudende:
Ik was op 4 april 2022de bestuurder van de Peugeot met kenteken [nummer] . Ik ben weg gereden, terwijl ik het stopteken van de politie zag.
2. Het proces-verbaal van aanhouding van [medeverdachte] van 5 april 2022, voor zover inhoudende (p. 25-28):
Op maandag 4 april 2022 reed ik als bestuurder in een opvallende dienstvoertuig en was gekleed in uniform. Omstreeks 16.49 uur, reden wij op de [laan] te Noordwijk en hoorde en zag ik op de diensttelefoon van collega [naam] een ANPR-hit afgaan. Ik zag het volgende:
- Voertuig merk Peugeot met kenteken [nummer] .
- met als toelichting "motorvoertuig wordt gezien rond deal-locaties. Het vermoeden
bestaat dat er vanuit motorvoertuig gedeald wordt. [medeverdachte] wordt hier onder
andere in rond gereden.
Mij is ambtshalve bekend dat [medeverdachte] zich bezig houdt met dealen van harddrugs in de gemeente Katwijk-Noordwijk. Ik zag het voertuig rijden op de rotonde [weg] met de [weg] te Katwijk. Ik zag twee personen in het voertuig. Ik zag twee personen in het voertuig. Ik herkende de bijrijder als [medeverdachte] .
Ik gaf op de rotonde [weg] met de [weg] te Katwijk het bovengenoemd voertuig een stopteken middels het politie transparant met de tekst 'Stop politie' welke de bestuurder negeerde. Ik zag dat het voertuig de rotonde driekwart nam en wegreed op de [weg] richting Katwijk. Ik ben toen de achtervolging gestart.
Gedurende de hele achtervolging/route had ik de optische en geluidsignalen aan. Onderstaand beschrijf ik de route, met de straatnamen, de snelheid die de verdachte en wij op dat moment reden en de wegsituatie:
- [weg] te Katwijk, gereden snelheid 90 kilometer per uur, toegestane snelheidsaanduiding is 50 kilometer per uur;
- [weg] te Katwijk, gereden snelheid 50 kilometer per uur, dit betreft een woonerf met toegestane snelheidsaanduiding 30 kilometer per uur zone;
- [weg] te Katwijk, gereden snelheid 50 kilometer per uur, dit betreft een woonerf met toegestane snelheidsaanduiding is 30 kilometer per uur zone. Hier reed de verdachte over het voetpad/fietspad;
- [weg] te Katwijk, gereden snelheid 60 kilometer per uur, toegestane
snelheidsaanduiding is 30 kilometer per uur;
- Rotonde [weg] met de [weg] te Katwijk, gereden snelheid 35 kilometer per uur, zonder voorrang te verlenen aan de weggebruikers die op de rotonde reden;
- [weg] te Katwijk, gereden snelheid 90 kilometer per uur, toegestane
snelheidsaanduiding is 50 kilometer per uur;
- [weg] -> [weg] te Katwijk. Bij de [weg] langs de flats die zich daar bevinden staan er paaltjes om de doorgang van voertuigen te blokkeren. Hier is de verdachte tussendoor gereden. Dit leverde een gevaarlijke verkeerssituatie op, omdat het zicht op de rijbaan wordt geblokt door een gebouw. Ik zag dat de bestuurder tussen de paaltjes door de rijbaan op reed. Op dat moment reed er verkeer van zowel links als recht op de rijbaan dat moest uitwijken voor het voertuig;
- [weg] -> [weg] te Katwijk.
Op de [weg] zag ik collega [naam] , met een opvallend dienstvoertuig de kruising met de [weg] blokkeren. Ik reed op dat moment met een snelheid van 45 kilometer per uur achter het voertuig van de verdachten aan. Ik zag dat de bestuurder niet langs de blokkade kon die collega [naam] met zijn dienstvoertuig had gecreëerd. Ik zag dat de verdachte geen snelheid minderde en geen gebruik maakte van zijn rempedaal aangezien ik zijn remverlichting niet zag oplichten. Ik zag dat de verdachte met zijn voertuig, kennelijk opzettelijk, een frontale aanrijding kreeg met het voertuig van collega [naam] . Ik zag dat de verdachte voldoende tijd en ruimte had om zijn voertuig tot stilstand te brengen. Ik zag dat de verdachte met zijn voertuig de stoep opreed en dat collega [naam] hier achteraan reed. Ik zag mensen op een fiets fietsen en diverse voertuigen in de directe omgeving van het voertuig van de verdachte. Ik zag dat voor deze personen en voertuigen gevaar ontstond. Wij reden vervolgens over de [weg] , de kruising met de [weg] , [weg] tot aan de parkeerplaats van de [weg] te Katwijk. Op de [weg] parkeerplaats zag ik dat de bestuurder rondjes op de parkeerplaats bleef rijden en vervolgens in botsing kwam met het voertuig van collega [naam] . Ik zag dat de bijrijder [medeverdachte] uit het voertuig stapte en wegrende in de richting van de [weg] te Katwijk. Ik ben vervolgens achter [medeverdachte] en collega [naam] aan gereden. Vervolgens zag ik het volgende:
- Dat [medeverdachte] richting het water rende;
- Dat [medeverdachte] een zwart rond voorwerp in het water gooide;
- Dat [medeverdachte] het zelfde voorwerp wat hij weggooide weer uit het water pakte en
opnieuw verder het water in gooide.
Ik ben het voorwerp wat [medeverdachte] weggooide niet uit het zicht verloren. Ik ben vervolgens het water ingelopen en heb het voorwerp, wat door [medeverdachte] in het water was gegooid, uit het water gehaald. Ik zag dat het een zwarte sok van het merk Puma betrof. Ik voelde dat er inhoud in deze sok zat en ik hoorde dat de inhoud kraakte. Ik liep naar [medeverdachte] toe en vertelde hem dat hij was aangehouden. Tijdens de transportfouillering trof ik het volgende aan:
- Cash geld;
Dit betrof een totaal bedrag van € 565,- in coupures van 50, 20, 10 en 5.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 4 april 2022, voor zover inhoudende (p. 52-54):
Ik, verbalisant kreeg een melding in de ANPR hits applicatie van het kenteken [nummer] . Ik en mijn collega zijn direct richting de [weg] gereden. Ik zag het voertuig de rotonde oprijden. Het voertuig [nummer] zal ik verder benoemen als de Peugeot. Ik zag dat de Peugeot achter ons voertuig kwam te rijden en ik zag dat mijn collega het politie transparant met het STOP teken aan de achterzijde van ons voertuig aan deed. Ik zag dat toen wij de rotonde wilde verlaten en de Peugeot ineens links langs ons voertuig weg reed en er vandoor ging. Nadat de Peugeot de [weg] opreed ging deze rechtsaf op de rotonde de [weg] op. Na een verdere achtervolging door Katwijk heen hoorde ik dat collega [naam] vlak bij ons was en zijn voertuig overdwars had gezet op de [weg] in Katwijk. Ik zag dat de Peugeot doorreed en geen aanstalten maakte om te gaan stoppen. Net voordat ik dit wilde doorgeven zag ik dat de Peugeot, met een snelheid van ongeveer 45 kilometer per uur, vol tegen de voorzijde van het dienstvoertuig van collega [naam] aan reed. Hierna is de achtervolging doorgegaan en reed collega [naam] direct achter de Peugeot en reed ik samen met collega achter collega [naam] aan. Ik zag dat collega [naam] op een gegeven moment, toen de Peugeot net een draai maakte aan het einde van de parkeerplaats, tegen de Peugeot aanreed en hierdoor de Peugeot klem reed tussen zijn voertuig en betonblokken welke de parkeerplaats scheid van de rijbaan. Ik zag dat de bijrijder van de Peugeot de deur opende en uit de Peugeot rende. Ik zag dat de verdachte [opmerking rechtbank: [medeverdachte] ] richting de duinen en het strand rende. Ik zag dat de verdachte, toen hij langs het water van de uitwatering rende, meerdere keren een gooi beweging maakte met zijn arm. Met de laatste gooi beweging zag ik dat de verdachte een zwart voorwerp in het water gooide.
4. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 4 april 2022, voor zover inhoudende (p. 55-57):
Ik, verbalisant [naam] verklaar het volgende:
Op de [weg] met de [weg] heb ik mijn opvallende politievoertuig met ingeschakelde optische en geluidsignalen en ingeschakeld transparant met de tekst "STOP POLITIE" aan de voorzijde vanaf de kruising [weg] met de [weg] midden op de rijbaan tot stilstand gebracht. Op dat moment dat ik mijn voertuig tot stilstand had gebracht zag ik het verdachte voertuig vanaf de [weg] linksaf de [weg] inrijden. Op dat moment zag ik het voertuig op mij
afkomen rijden. Ik hoopte dat het verdachte voertuig door het zien van mijn voertuig
en dat de weg voor hem geblokkeerd was hem tot stoppen zou brengen. Ik zag dat de bestuurder van het voertuig zijn snelheid niet naar beneden bracht en hierop een frontale aanrijding veroorzaakte met mijn opvallend dienstvoertuig. Op dat moment vreesde ik voor mijn leven en de eventuele gevolgen hiervan.
Op het moment dat het voertuig van de verdachten tot stilstand was gekomen zag ik de bijrijder via de bijrijderszijde zijn portier openen en weg rennen de heuvel op van de [weg] .
Ik heb onderzoek gedaan in het voertuig. Ik zag aan de bijrijderszijde een twee tal pakketjes in zilver folie. Na het openen van de folie zag ik een witte substantie.
5. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 3 mei 2022, voor zover inhoudende (p. 114):
Op verzoek van de politie heeft de Koninklijke Nederlandse Reddings Maatschappij op maandag 4 april 2022 omstreeks 21:40 uur gezocht met een sleepnet op de locatie waar [medeverdachte] goederen in het water had gegooid. Hierbij werden telefoons aangetroffen van het merk Apple, te weten:
Apple Iphone, rood van kleur met [nummer]
Apple Iphone, goudkleurig met [nummer]
Deze zijn vervolgens in beslag genomen voor onderzoek.
ONDERZOEK APPLE IPHONE MET [nummer]
Het mobiele toestel werd niet ondersteund door de daartoe bestemde forensische onderzoeksapparatuur en forensische software. Eventueel op het mobiele toestel aanwezige datagegevens zijn derhalve niet uitgelezen.
Ik zag dat het nummer van de simkaart [nummer] was. Ik heb vervolgens het nummer [nummer] door het politiesysteem BV-IB gehaald en daar kwam het nummer eruit onder de gebruiker [verdachte] . Op 16 maart 2022 belt [verdachte] naar de politie dat die een aanrijding heeft gehad op 14 maart en daarna is weggereden. Hij zich nu wilde melden. [verdachte] laat hierbij het nummer [nummer] achter als nummer waar hij op terug gebeld kan worden.
6. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 3 mei 2022, voor zover inhoudende (p. 118-119):
ONDERZOEK APPLE IPHONE MET [nummer]
Op de telefoon staan meerdere afbeeldingen waarop [medeverdachte] op te zien is.
De telefoon maakt gebruik van het emailadres [medeverdachte] .
Op 18 september 2020 komt er een mail binnen van [mailadres] .
Hierin wordt [medeverdachte] gefeliciteerd met zijn verjaardag. De geboortedag van [medeverdachte]
is [geboortedatum] . Uit bovenstaande blijkt dat [medeverdachte] de gebruiker is van de iPhone.
Op de telefoon staan meerdere afbeeldingen. Er is een foto waarop [medeverdachte] staat afgebeeld. Te zien is dat er aan zijn broeksband twee zakken hangen met daarin groene substantie gelijkend op weed. Er is een foto waarop afgebeeld meerdere diamantvormige groenkleurige tabletten, voorzien van het Punisher logo. Deze tabletten zijn gelijkend op de tabletten die aangetroffen zijn in de sok. Zie [nummer] in pv drugsonderzoek sok, [nummer] . Twee afbeeldingen waarop [medeverdachte] is te zien waar hij een stapel euro bankbiljetten vast houd.
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 april 2022, voor zover inhoudende (p. 131-133):
Ik heb als labonderzoeker verdovende middelen onderzocht, in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. De aangeboden partij werd, volgens opgaven, aangetroffen in een voertuig voorzien van kenteken [nummer] . De ontvangen vermoedelijke verdovende middelen werden voorzien van een SIN-nummer. Bij alle vervolgonderzoeken zal naar dit unieke nummer verwezen worden.
[nummer] : 5,0 gram witte substantie in poedervorm
[nummer] : 4,8 gram witte substantie in poedervorm
[nummer] : 4,2 gram diamantvormige groenkleurige tabletten
8. Een deskundigenrapport, te weten een NFI-rapport van 25 april 2022, voor zover inhoudende (p. 134):
[nummer] : 5,0 gram: bevat cocaïne.
9. Een deskundigenrapport, te weten een NFI-rapport van 25 april 2022, voor zover inhoudende (p. 135)
[nummer] : 4,8 gram: bevat cocaïne
10. Een deskundigenrapport, te weten een NFI-rapport van 25 april 2022, voor zover inhoudende (p. 136):
[nummer] : 4,2 gram: bevat MDMA
11. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 april 2022, voor zover inhoudende (p. 137-140):
Ik heb als labonderzoeker verdovende middelen onderzocht, in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. De aangeboden partij werd, volgens opgaven, aangetroffen in een sok. De ontvangen vermoedelijke verdovende middelen werden voorzien van een SIN-nummer. Bij alle vervolgonderzoeken zal naar dit unieke nummer
verwezen worden.
[nummer] : 21,0 gram diamantvormige groenkleurige tabletten
[nummer] : 4,4 gram beigekleurige substantie
[nummer] : 7,2 gram witte vochtige substantie
[nummer] : 7,3 gram geelkleurige tabletten
12. Een deskundigenrapport, te weten een NFI-rapport van 25 april 2022, voor zover inhoudende (p. 141):
[nummer] : 21,0 gram diamantvormige groenkleurige tabletten: bevat MDMA
13. Een deskundigenrapport, te weten een NFI-rapport van 25 april 2022, voor zover inhoudende (p. 142):
[nummer] : 4,4 gram beigekleurige substantie: bevat MDMA
14. Een deskundigenrapport, te weten een NFI-rapport van 25 april 2022, voor zover inhoudende (p. 143):
[nummer] : 7,2 gram witte vochtige substantie: bevat cocaïne
15. Een deskundigenrapport, te weten een NFI-rapport van 25 april 2022, voor zover inhoudende (p. 174-175):
[nummer] : 7,3 gram geelkleurige tabletten: bevat 2-CB
3.4.
Bewijsoverwegingen
De politie kreeg op 4 april 2022 een ANPR-hit op een Peugeot, waarin de verdachte en medeverdachte reden. De politie heeft het kenteken van dit voertuig, dat van de moeder van verdachte is, in de ANPR laten zetten vanwege het vermoeden dat vanuit dit voertuig drugs worden verhandeld.
Artikel 5 WVW (feit 4)
De politie heeft aan de verdachte een stopteken gegeven door het transparant met de tekst “STOP POLITIE”, om het voertuig te kunnen controleren. De verdachte heeft dit niet opgevolgd, maar is weggereden en heeft vervolgens met gevaarlijk rijgedrag, waarbij hij meerdere verkeersregels geschonden heeft en op een politieauto is ingereden geprobeerd te ontkomen aan de politie. Dit levert zonder meer overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 op
Bedreiging (feit 3)
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte met een snelheid van 40 à 45 kilometer per uur frontaal is ingereden op de dienstauto waarin verbalisant [naam] zat. . Gegeven de snelheid waarmee de verdachte op de dienstauto is ingereden en de omstandigheden van de situatie, is de rechtbank van oordeel dat door de gedragingen van de verdachte er bij het slachtoffer de redelijke vrees kon ontstaan dat hij zwaar verwond zou kunnen worden. De rechtbank acht feit 3 in die zin wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [naam] heeft bedreigd met zware mishandeling.
De opiumfeiten (feiten 1 en 2)
Nadat de auto waarin de verdachte en de medeverdachte zich bevonden tot stilstand is gebracht, is [medeverdachte] uit de auto gestapt en richting het strand gaan rennen. [medeverdachte] heeft daar enkele voorwerpen in het water gegooid. De politie heeft één van die voorwerpen uit het water gevist, te weten een sok. In deze sok zaten substanties in poedervorm en meerdere tabletten. Daarnaast lagen aan de bijrijderszijde in de auto 2 stuks aluminiumfolie met een wit poeder en een gripzakje met tabletten. De goederen zijn allemaal getest bij het NFI en het bleek te gaan om verschillende hoeveelheden van cocaïne, MDMA en 2-CB.
De verdachte is er na het stopteken van de politie vandoor gegaan. De verdachte had dus kennelijk iets te verbergen. Nadat de auto op de [weg] tot stoppen was gebracht, is de medeverdachte uit de auto gesprongen en heeft voorwerpen (naar wat later bleek harddrugs en telefoons, waaronder die van de verdachte) weggegooid. Ook de medeverdachte had dus kennelijk iets te verbergen. Een deel van de harddrugs bevond zich pal naast de verdachte tijdens zijn aanhouding. Om die redenen oordeelt de rechtbank dat de verdachte, tezamen en in vereniging met de [medeverdachte] , wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de harddrugs, hier zeggenschap over had en deze dus voorhanden heeft gehad. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, samen en in vereniging met [medeverdachte] , de harddrugs in de sok en in de auto opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Bij [medeverdachte] is een geldbedrag van € 565,- aangetroffen in coupures die naar algemene kennis geschikt zijn om gebruikt te worden in het drugshandel-circuit, als betalingen, dan wel als wisselgeld. Tevens is de telefoon van [medeverdachte] op het strand aangetroffen en zijn daarop foto’s te zien van drugs en grote contante geldbedragen, in bezit bij [medeverdachte] . Ook een telefoon met [nummer] is aangetroffen en uit het water gehaald. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat dit de telefoon van de verdachte moet zijn geweest, die door [medeverdachte] in het water is gegooid. Kennelijk was het de verdachten eraan gelegen deze telefoon buiten het zicht van de politie te houden. De auto die door de verdachte werd rond gereden, is gesignaleerd op locaties die bij de politie bekend staan als deal-locaties en op de auto was al bij de politie bekend in verband met antecedenten. In dat verband was het voertuig in de ANPR geplaatst. De harddrugs die zijn aangetroffen, zijn, ook mede gelet op de verpakkingen, naar algemene kennis een handelshoeveelheid en niet een gebruikershoeveelheid.
Al deze feiten en omstandigheden tezamen maken dat de rechtbank oordeelt dat de verdachte, tezamen en in vereniging met [medeverdachte] , verschillende hoeveelheden en soorten harddrugs, twee telefoons, een personenauto en een contant geldbedrag aanwezig heeft gehad ter voorbereiding van handel in harddrugs. De rechtbank acht daarmee ook feit 1 wettig en overtuigend bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 4 april 2022 te Katwijk, tezamen en in vereniging met een ander, om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, te weten
- het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van MDMA en cocaïne
en 2C-B, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen
engelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, te weten:
- 17 gram cocaïne en
- 29,6 gram netto MDMA en
- 7,3 gram 2C-B
- een personenauto (Peugeot met kenteken [nummer] ) en
- een geldbedrag van 565 euro en
- mobiele telefoons;
2
hij op 4 april 2022 te Katwijk tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- 17 gram cocaïne en
- 29,6 gram netto MDMA en
- 7,3 gram, 2C-B,
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
3
hij op 4 april 2022 te Katwijk [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, door als bestuurder van een personenauto (Peugeot met kenteken [nummer] ) met een snelheid van ongeveer 40
à45 km/uur, recht op het dienstvoertuig waarin die [slachtoffer] zich als bestuurder bevond af te rijden en vervolgens tegen het dienstvoertuig waarin die [slachtoffer] zich als bestuurder
bevond aan te rijden, terwijl dat dienstvoertuig stil stond;
4
hij op 4 april 2022 te Katwijk, als bestuurder van een voertuig (Peugeot met kenteken [nummer] ), daarmee rijdende op de weg, [weg] en [weg] en [weg] en [weg] en [weg] en [weg] en [weg] en [weg] en [weg] , meermalen,
- op meer van bovengenoemde locaties met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, heeft gereden en
- over fietspaden, voetpaden en groenstroken heeft gereden,
- geen voorrang heeft verleend aan andere weggebruikers,
- tussen paaltjes (waarmee de doorgang van voertuigen wordt geblokkeerd) is gereden,
- ( vervolgens) een rijbaan is opgereden terwijl hierbij onvoldoende zicht was voor verdachte en waarbij ander verkeer voor hem heeft moeten uitwijken en
- met een snelheid van ongeveer 40
à45 km/uur, recht op het dienstvoertuig waarin [slachtoffer] zich als bestuurder bevond af te rijden en (vervolgens) tegen het dienstvoertuig waarin die [slachtoffer] zich als bestuurder bevond aan te rijden, terwijl dat dienstvoertuig stil stond, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging omissies voorkwamen zijn deze in de bewezenverklaring hersteld en cursief weergegeven; de verdachte is door dit herstel niet in zijn verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De officier heeft gevorderd dat de rechtbank ten aanzien van feit 4, zijnde een overtreding, geen straf of maatregel aan de verdachte zal opleggen, maar hem wel als bijkomende straf de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor acht maanden zal ontzeggen.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzocht te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een behoorlijke hoeveelheid harddrugs, het voorhanden hebben van goederen ten behoeve van de handel in harddrugs, het bedreigen van een politieagent en het veroorzaken van gevaarzetting op de weg. Wat betreft de drugs benadrukt de rechtbank dat algemeen bekend is dat harddrugs schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Daarnaast gaat de handel in harddrugs in toenemende mate gepaard met geweld in Nederland. In dit geval is de voorbereiding van handel in harddrugs door de verdachte en medeverdachte gepaard gegaan met een gevaarlijke situatie voor enkele politieambtenaren en andere weggebruikers, die zich per toeval in het gebied bevonden waar de verdachte in zijn personenauto trachtte te vluchten van de politie. Om niet betrapt te worden op het bezit van de harddrugs, heeft de verdachte een zeer gevaarlijke verkeerssituatie gecreëerd en is hij met behoorlijke snelheid ingereden op de politiewagen waarin [slachtoffer] zich bevond. Uit het handelen van de verdachte blijkt dat hij zijn eigen belang om niet betrapt te worden, heeft laten prevaleren boven het fysieke welzijn van andere weggebruikers. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
[slachtoffer] is niet alleen bang geweest toen hij de door de verdachte bestuurde auto recht op zich af zag komen, maar heeft ook fysiek nog altijd klachten. Hij is momenteel volledig buiten staat zijn werkzaamheden uit te voeren. Het is nog onduidelijk wanneer hij volledig hersteld zal zijn.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 28 juni 2022. Hieruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 17 juni 2022. De reclassering schat het risico op recidive hoog in. De verdachte heeft sinds de start van het reclasseringstoezicht ten behoeve van de schorsing van de voorlopige hechtenis zich niet aan zijn bijzondere voorwaarden gehouden. Hij heeft zijn afspraken meermaals verzet en is niet bij de reclassering verschenen. Hierdoor is er geen invulling gegeven aan de hem opgelegde bijzondere voorwaarden, te weten, naast de meldplicht een ambulante behandeling, onthouding van middelen, het vinden van een dagbesteding en ondersteuning bij zijn schulden. De onttrekking aan zijn bijzondere voorwaarden staat haaks op hetgeen de verdachte heeft aangegeven ten tijde van het reclasseringsadvies van 16 mei 2022. Toen gaf de verdachte aan zich te zullen houden aan bijzondere voorwaarden en graag hulp en ondersteuning te willen.
Ter terechtzitting heeft de verdachte niet kunnen uitleggen waarom hij zich niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden, die hem waren opgelegd ten behoeve van de schorsing van de voorlopige hechtenis. Gevraagd naar de redenen hiervoor, antwoordt hij steevast met ‘weet ik niet’ of ‘geen antwoord’. Ondanks hetgeen de reclassering adviseert, de officier van justitie vordert en de verdediging bepleit, ziet de rechtbank geen aanleiding om bijzondere voorwaarden aan de verdachte op te leggen. Hij maakt een ongeïnteresseerde indruk en ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank ter terechtzitting om zijn motivatie om mee te werken aan de bijzondere voorwaarden ook maar enigszins te onderbouwen, doet hij dat niet. De begeleiding door de reclassering, waar de verdachte zonder meer baat bij zou kunnen hebben, is daarmee op voorhand tot mislukken gedoemd en zou onnodig beslag leggen op de schaarse capaciteit van de reclassering.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
De rechtbank zal een deel van die op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. Zoals vermeld, wordt hieraan slechts de algemene voorwaarde verbonden dat de verdachte geen strafbare feiten zal plegen.
Ten aanzien van het onder feit 4 bewezen verklaarde feit zal de rechtbank als bijkomende straf opleggen een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de periode van 8 maanden.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig moet worden toegewezen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De wet regelt in artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek (BW) de vergoeding van ‘ander nadeel’ dan vermogensschade. Volgens lid 1 sub b van dat artikel heeft de benadeelde (onder meer) recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding voor ander nadeel, indien de benadeelde in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (zie ECLI:NL:HR:2019: 793, ECLI:NL:HR:2019:376 en ECLI:NL:HR:2021:1243) kunnen de aard en ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de hiervoor bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en ernst van de onder feit 3 bewezen verklaarde bedreiging met zware mishandeling, de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in zijn persoon kan worden aangenomen. Vast staat immers dat de verdachte met (behoorlijke) snelheid met zijn voertuig tegen het politievoertuig, waarin de benadeelde partij zat, is gereden, ten gevolge waarvan de benadeelde partij een buitengewoon harde klap heeft gehad, waar hij nog steeds last van heeft en ten gevolge waarvan hij momenteel zijn werkzaamheden heeft moeten stilleggen. Het is naar algemene ervaringsregels goed voor te stellen dat de benadeelde partij hierdoor hevig is geschrokken en voor zijn welzijn heeft gevreesd.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder feit 3 bewezen verklaarde feit. Gelet op wat door de benadeelde partij ter toelichting op zijn vorderingen is aangevoerd, zal de rechtbank de gevorderde immateriële schade volledig toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 4 april 2022 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, opdat de benadeelde partij niet belast wordt zelf de gelden te verhalen bij de verdachte.

8.De in beslag genomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de auto en de telefoon verbeurd moeten worden verklaard en de verdovende middelen moeten worden onttrokken aan het verkeer.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de telefoons en de auto moeten worden teruggegeven aan de rechthebbende.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de personenauto overweegt de rechtbank het volgende. De auto staat op naam van de moeder van de verdachte. De officier heeft de verbeurdverklaring van de auto gevorderd, maar de rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat de moeder van de verdachte weet heeft gehad van het voornemen van de verdachte om de personenauto aan te wenden ten behoeve van het plegen van strafbare feiten. Dat is een vereiste wil de rechtbank een voorwerp verbeurd verklaren dat niet in eigendom is bij de verdachte zelf. De rechtbank zal daarom de teruggave gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp aan de rechthebbende, te weten de moeder van de verdachte.
De rechtbank zal de telefoon, op de beslaglijst genoemd onder 4, verbeurd verklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan de verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp het onder 1 bewezen verklaarde feit is begaan.
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 2 en 3 genoemde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang.

9.De voorlopige hechtenis

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank bij uitspraak de schorsing van de voorlopige hechtenis zal opheffen, omdat de verdachte zich niet heeft gehouden aan de schorsingsvoorwaarden.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De voorlopige hechtenis van de verdachte is door de raadkamer per 19 mei 2022 onder de gebruikelijke algemene en diverse bijzondere voorwaarden, waaronder toezicht door GGZ Reclassering Fivoor, geschorst. In het Advies voortijdige beëindiging toezicht heeft GGZ reclassering Fivoor aangegeven dat de verdachte de eerste meldplichtafspraak op 25 mei 2022 twee keer heeft verzet. Op de volgende afspraak verscheen hij niet, waarna hem een berisping is uitgereikt. Vervolgens is hij wederom twee keer niet verschenen en ook nadat hem door zijn toezichthouder een waarschuwing was gegeven, verscheen hij niet op de volgende meldplichtafspraak. De verdachte heeft zich derhalve niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden, zodat de rechtbank de vordering van de officier van justitie zal toewijzen en de schorsing van de voorlopige hechtenis zal opheffen.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 47, 57, 62 en 285 van het Wetboek van Strafrecht;
- 5 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
- 2, 10, 10 a, 13a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals die ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van feit 4:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3:
een gevangenisstraf voor de duur van
6(
ZES) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot 2 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten aanzien van feit 4:
ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 8 (ACHT) MAANDEN;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de [slachtoffer] toe voor een bedrag van € 1.000,-, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten gemaakt door de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] van een bedrag van € 1.000,-, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 april 2022;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 20 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
gelast de teruggave aan de rechthebbende van de op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerpen, te weten:
1. STK personenauto;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 4 genoemde voorwerp, te weten:
1. STK telefoon;
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 2 en 3 genoemde voorwerpen, te weten:
2 en 10 STK verdovende middelen;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.H.J. Zevenhuijzen, voorzitter,
mr. V.J. de Haan, rechter,
mr. M.T. Renckens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. den Besten, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 augustus 2022.