ECLI:NL:RBDHA:2022:7842
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ZW-uitkering en geschiktheid voor werk bij beperkingen door ziekte
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een schoonmaakmedewerkster, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering. Eiseres had eerder een ZW-uitkering ontvangen, maar deze was per 24 februari 2021 beëindigd op basis van een beoordeling van haar arbeidsmogelijkheden. Eiseres stelde dat zij niet in staat was om de geduide functies te vervullen vanwege ernstige bekkeninstabiliteit en dat er een urenbeperking nodig was om te kunnen herstellen van de pijn die zij ervoer bij het zitten. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 22 juli 2022, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder. De rechtbank heeft de medische rapporten en de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen.
De rechtbank constateert dat de aard van de beperkingen van eiseres, met name rug- en bekkenklachten, niet in geschil is. De discussie betreft vooral de mate van deze beperkingen en de noodzaak van een urenbeperking. Eiseres heeft geen voldoende onderbouwing gegeven voor haar stelling dat een urenbeperking noodzakelijk is. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat de geduide functies, waaronder de functie van boekhouder, geschikt zijn voor eiseres, mits zij haar werkhouding kan variëren en regelmatig kan pauzeren. De rechtbank concludeert dat de beperkingen zoals door verweerder vastgesteld in stand kunnen blijven, en verklaart het beroep van eiseres ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.