ECLI:NL:RBDHA:2022:7841
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen Wajong-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. N.M. Fakiri, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door G.M. Folkers-Hooijmans. Eiseres ontving een Wajong-uitkering, maar deze werd tijdelijk stopgezet omdat zij niet meewerkte aan re-integratieafspraken. Eiseres heeft bezwaar aangetekend tegen het primaire besluit van 1 juni 2021, maar dit bezwaar werd door verweerder niet-ontvankelijk verklaard na een nieuw besluit op 23 juni 2021, waarin werd bepaald dat de uitkering weer zou worden uitbetaald omdat eiseres inmiddels weer meewerkte.
De rechtbank heeft overwogen dat het besluit van 23 juni 2021 niet kan worden gekwalificeerd als een herziening van het primaire besluit. Het primaire besluit betrof de tijdelijke stopzetting van de uitkering, terwijl het besluit van 23 juni 2021 de uitkering weer in werking stelde. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een herziening en dat het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk is verklaard, omdat het belang bij een beslissing op het bezwaar was komen te vervallen door het nieuwe besluit.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.