Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
EVA Solutions Group Oy,
1.Het procesverloop
2.De feiten
14.Confidentiality
I need to work with you on the activities I have on the company I own in Portugal”. Deze comment heeft niet geleid tot aanpassing van de tekst van artikel 13.2.
Working Shareholder(artikel 1.1.37). Artikel 8.1.7 bevat een regeling voor het geval de arbeidsovereenkomst eindigt. Als de reden voor beëindiging is gelegen in de persoon van de werknemer is deze verplicht de ‘vested shares’ in EVA tegen de marktwaarde aan te bieden aan primair EVA en secundair andere aandeelhouders. De ‘unvested shares’ moet de werknemer aanbieden tegen de aankoopprijs. Volgens artikel 8.1.8 moet de
Working Shareholderbij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst die geen verband houdt met de persoon al zijn aandelen in EVA aanbieden tegen de marktwaarde. Per 1 juli 2022 is 1/3e van de aandelen van [verweerder] in EVA ‘vested’. Het overige deel (2/3) is ‘unvested’. Volgens artikel 8.1.3 sub b zullen deze aandelen vanaf 18 juni 2021 steeds maandelijks voor de daaropvolgende twee jaren naar evenredigheid ‘vested’ raken.
What I am noticing is that the situation between IHomer – EVA/ [verweerder] is getting explosive and I have concerns that it will turn into a conflict, with me in the middle as a punchbag.”
internal meetings for the commercial department” die voor haar niet nodig zijn.
Performance review conducted during September 2021”. In het rapport van de beoordeling staan aan [verweerder] gegeven cijfers (lopend tot 5). De hoogste score van [verweerder] is een 4.43 (
controls costs, expenses, inventory, waste) en de laagste is een 3.4 (
communicates well both written and orallyen
fits well with EVA values and objectives). In de sectie “
Free comments” staat dat collega’s van [verweerder] het volgende over hem opmerken:
360 Management”.
next steps”.
Follow-up”.
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling
360 Management”. Dat de 360 graden feedback daarin niet aan de orde is geweest lijkt gelet op de titel van de bespreking weinig aannemelijk. Op 2 november 2021 heeft bovendien een bespreking plaatsgevonden waarbij EVA aan [verweerder] heeft medegedeeld de arbeidsovereenkomst te willen beëindigen. Uit de eigen e-mail van [verweerder] van 3 november 2021, waarin hij reageert op de vaststellingsovereenkomst, volgt dat EVA [verweerder] heeft gewezen op zijn functioneren en zijn wijze van communiceren. In die mail geeft [verweerder] er immers blijk van op de hoogte te zijn van de redenen die EVA hebben doen besluiten de overeenkomst met [verweerder] te willen beëindigen. Uit de omstandigheid dat [verweerder] vervolgens heeft mogen aanblijven leidt de kantonrechter af dat aan [verweerder] een ‘tweede kans’ is gegeven. Uit de e-mail van [naam 1] van 24 maart 2022 blijkt dat in de ogen van [naam 1] geen sprake was van verbetering maar van een verslechtering. Hoewel [verweerder] tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven graag te willen blijven bij EVA, is voldoende gebleken dat bij (in ieder geval) [naam 1] en [naam 2] geen draagvlak meer bestaat voor een verdere samenwerking met [verweerder] vanwege onder meer zijn communicatie- en managementstijl. EVA heeft het vertrouwen in [verweerder] verloren. De kantonrechter kent veel gewicht toe aan de omstandigheid dat sprake is van een kleine organisatie, waar [verweerder] uit hoofde van zijn functie samen met [naam 1] en [naam 2] onderdeel uitmaakt van het management van EVA en dat daarbij – gelet op de vele contacten die [verweerder] met [naam 1] en [naam 2] dient te onderhouden – een goede samenwerking met draagvlak en wederzijds vertrouwen essentieel is. Een dergelijke samenwerking ligt niet meer in de rede. Dat betekent dat er voldoende reden is de arbeidsovereenkomst tussen partijen op grond van een verstoorde arbeidsverhouding te ontbinden. Hierbij overweegt de kantonrechter dat EVA voldoende duidelijk heeft gemaakt dat, gelet ook op het niveau van de functie van [verweerder] , er geen reële herplaatsingsmogelijkheden zijn bij EVA.
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, p. 34).
New Hairstyle-beschikking overwogen dat advocaatkosten niet moeten worden betrokken bij de vaststelling van de billijke vergoeding, maar dat een aanspraak op vergoeding van die kosten wel zou kunnen worden ontleend aan schending door de werkgever van diens verplichting om zich als een goed werkgever te gedragen, in samenhang met artikel 6:96 BW (vgl. r.o. 3.5.2). Uit al het voorgaande volgt dat niet gezegd kan worden dat EVA zich niet als goed werkgever jegens [verweerder] heeft gedragen.