ECLI:NL:RBDHA:2022:7827

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 augustus 2022
Publicatiedatum
1 augustus 2022
Zaaknummer
SGR 21/7731
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschrift inzake Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet-ontvankelijk verklaren van zijn bezwaarschrift door de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Dit gebeurde met het bestreden besluit van 27 oktober 2021. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft hen gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Aangezien partijen geen zitting hebben aangevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder een zitting te houden.

De rechtbank beoordeelt de niet-inhoudelijke beslissing op het bezwaar aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank concludeert dat verweerder op goede gronden het bezwaarschrift niet-ontvankelijk heeft verklaard. Volgens artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een bezwaarschrift de gronden van het bezwaar bevatten. Niet in geschil is dat deze gronden ontbraken in het bezwaarschrift dat de gemachtigde van eiser indiende. Verweerder heeft daarom in een brief van 28 september 2021 gevraagd om de gronden voor 12 oktober 2021 in te dienen, maar deze zijn niet ontvangen.

De gemachtigde van eiser stelt in beroep dat de termijn voor het aanvullen van gronden ongebruikelijk, onjuist en misleidend zou zijn. De rechtbank onderschrijft dit betoog niet en stelt dat de werkwijze van verweerder niet ongebruikelijk is. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Tijsma, griffier, en is openbaar uitgesproken op 2 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/7731

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. H. Weisfelt),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen,verweerder
(gemachtigde: mr. drs. M.M. Kleijbeuker).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet-ontvankelijk verklaren van zijn bezwaarschrift. Verweerder heeft dit gedaan met het bestreden besluit van 27 oktober 2021.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de niet-inhoudelijke beslissing op het bezwaar. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2. De rechtbank vindt dat verweerder op goede gronden het bezwaarschrift niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Volgens artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een bezwaarschrift onder meer de gronden van het bezwaar bevatten.
4. Niet in geschil is dat de gronden ontbraken in het bezwaarschrift dat de gemachtigde van eiser indiende. Verweerder heeft daarom in een brief van 28 september 2021 gevraagd om voor 12 oktober 2021 de gronden in te dienen. Verweerder heeft de gronden niet ontvangen en daarom bij het bestreden besluit het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
5. De gemachtigde van eiser stelt in beroep dat de termijn voor het aanvullen van gronden, ongebruikelijk, onjuist en misleidend zou zijn omdat verweerder eiser zou aanschrijven en de gemachtigde van eiser van alle correspondentie een kopie hiervan te sturen. Als gevolg van die werkwijze heeft zijn secretaresse de brief van 28 september 2021 niet op dezelfde manier gescand als een brief die direct aan de gemachtigde van eiser gericht is.
6. De rechtbank onderschrijft het betoog van de gemachtigde van eiser niet. De werkwijze van verweerder is niet ongebruikelijk, onjuist en misleidend. Het is een vaste werkwijze van verweerder. Dat de brief van 28 september 2021 aan de aandacht van de secretaresse van eiser is ontsnapt is een feit dat voor risico van de gemachtigde van eiser komt.
Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Tijsma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.