ECLI:NL:RBDHA:2022:7825

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
1 augustus 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3892
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging voorschriften pulstoestemming en schadevergoeding in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Rederij [B.V.] B.V. (eiseres) en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (verweerder) over de wijziging van de voorschriften verbonden aan de pulstoestemming voor pulskorvisserij. Eiseres had een pulstoestemming verkregen voor haar vissersvaartuig, maar verweerder wijzigde de voorschriften, waardoor eiseres in bepaalde weken niet mocht pulsvissen. Eiseres stelde dat deze wijziging in strijd was met eerdere toezeggingen van verweerder en dat zij daardoor schade had geleden. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet had nagegaan of eiseres dispositieschade had geleden en dat het bestreden besluit in strijd was met het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3892

uitspraak van de meervoudige kamer van 21 juni 2022 in de zaak tussen

Rederij [B.V.] B.V., eiseres

(gemachtigde: mr. R.S. Wijling en J.S. Bilgi),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. P.J. Kooiman).

Procesverloop

Bij besluit van 16 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de voorschriften verbonden aan de pulstoestemming van eiseres voor vissersvaartuig [kenteken vaartuig] gewijzigd.
Bij besluit van 26 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Eiseres heeft aanvullende gronden ingediend.
Verweerder heeft aanvullende stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2022. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Daarnaast is als wettelijk vertegenwoordiger van eiseres, [A] verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres exploiteert een vissersvaartuig met aan boord pulskorinstallaties voor de vangst van vis. Pulskorvisserij is een vorm van beroepsvisserij waarbij met behulp van sleepnetten over de zeebodem vis wordt gevangen en waarbij elektriciteit wordt gebruikt. Bij deze vorm van visserij wordt de vis, anders dan bij gangbare boomkorvisserij waarbij wekkerkettingen over de bodem slepen, opgeschrikt door stroomstootjes (pulsen) die worden afgegeven via strengen van elektroden.
2. In 1998 is binnen de Europese Unie besloten om elektrisch vissen te verbieden. Dit verbod is toen opgenomen in artikel 31 van de Verordening 850/98. [1] In 2006 is besloten deze vorm van vissen onder voorwaarden toe te staan. Met ingang van 2013 is in artikel 31bis van de Verordening 850/98 bepaald dat het vissen met elektrische stroom (pulsvissen) in bepaalde gebieden onder voorwaarden wordt toegestaan. Zo is bepaald dat per lidstaat ten hoogste 5 % van de boomkottervloot met de boomkor met elektrische stroom mag vissen (5-procent regeling).
3. Op 13 oktober 2010 heeft verweerder aan eiseres een pulstoestemming verleend voor haar vissersvaartuig [kenteken vaartuig] . Deze toestemming is verleend voor onbepaalde tijd. In totaal heeft verweerder destijds 22 pulstoestemmingen verleend aan visserijbedrijven. Eiseres maakt onderdeel uit van deze groep visserijbedrijven, die samen als groep 1 worden aangeduid. [2]
4. Begin 2019 is een politiek akkoord gesloten over een algeheel verbod op pulsvissen. Op 16 april 2019 heeft het Europees Parlement ingestemd met de nieuwe Verordening 2019/1241. [3] In artikel 7 van deze verordening is het algeheel verbod voor pulsvissen opgenomen. Deze verordening is op 20 juni 2019 vastgesteld en op 14 augustus 2019 in werking getreden. In Bijlage V, deel D, van deze verordening is voorzien in een overgangsperiode tot 1 juli 2021 voor de pulstoestemmingen die zijn verleend op basis van 31bis van de Verordening 850/98 (groep 1). [4] Dat betekent dat deze groep, waar eiseres onderdeel van is, in de overgangsperiode kan blijven pulsvissen onder de voorwaarde dat het aantal vissersvaartuigen dat tegelijk met de pulskor vist, overeenkomt met 5% van de boomkottervloot.
5. Bij besluit van 3 mei 2019 heeft verweerder onder verwijzing naar artikel 6d, tweede lid, van het Reglement zee- en kustvisserij 1977 (hierna: het Reglement) de pulstoestemming van eiseres per 1 juli 2021 ingetrokken en de voorschriften van haar pulstoestemming, die nog geldig was in de overgangsperiode, gewijzigd. Dit besluit staat in rechte vast.
6. Met het primaire besluit heeft verweerder onder verwijzing naar artikel 53, vijfde lid, van de Uitvoeringsregeling Zeevisserij de voorschriften verbonden aan de pulstoestemming van eiseres nogmaals gewijzigd. Deze wijziging houdt in dat eiseres in bepaalde weken [5] in de overgangsperiode niet mag pulsvissen.
7. Aan de wijziging heeft verweerder ten grondslag gelegd dat in de overgangsperiode, gelet op de voorwaarde dat 5 % van de huidige omvang van de boomkottervloot in die periode mag pulsvissen, slechts 15 van de 22 vissersvaartuigen tegelijkertijd mogen pulsvissen. Na overleg met de visserijorganisaties VisNed en de Nederlandse Vissersbond (hierna: visserijsector) is bepaald welke vissersvaartuigen in de overgangsperiode tegelijkertijd mogen pulsvissen. Voor ieder vissersvaartuig is ook een periode vastgesteld waarin pulsvissen niet is toegestaan. In bezwaar heeft verweerder deze wijziging gehandhaafd en geoordeeld dat eiseres niet in aanmerking komt voor vergoeding van eventueel geleden schade in de weken waarin zij niet kon pulsvissen. Verweerder heeft ter zitting toegelicht hiermee een zuiver schadebesluit op grond van het égalitébeginsel te hebben genomen.
Wat stelt eiseres in beroep?
8. Eiseres stelt dat verweerder niet de bevoegdheid had om de voorschriften van zijn pulstoestemming te wijzigen. Daarvoor ontbreekt een wettelijke grondslag. Daarnaast stelt eiseres dat sprake is geweest van onzorgvuldige besluitvorming. Verweerder heeft het traject van de verdeling van de pulsontheffingen vorm laten geven door de visserijsector. Verweerder heeft er niet op toegezien dat het verdeelschema zorgvuldig tot stand is gekomen en er voldoende naar de belangen van eiseres is gekeken. Eiseres kon zich namelijk niet in het verdeelschema vinden en had een ander, voor haar gunstiger, voorstel gedaan. Ook stelt eiseres dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd, omdat het niet duidelijk is hoe de stilligweken zijn verdeeld. Daarnaast is niet duidelijk waarom grote visserijbedrijven pulstoestemmingen onderling uit mogen wisselen. Verder stelt eiseres dat het vertrouwensbeginsel is geschonden. In het besluit van 3 mei 2019 is namelijk vermeld dat de ‘huidige toestemming en de daaraan verbonden voorschriften van kracht blijven tot 30 juni 2021’. Tot slot stelt eiseres dat zij recht heeft op schadevergoeding. Als gevolg daarvan heeft zij 13 weken stil moeten liggen. Voor zover sprake is van een rechtmatig genomen besluit, meent eiseres recht te hebben op nadeelcompensatie op grond van het égalitébeginsel.
Wat is het wettelijk kader?
9. De toepasselijke regelgeving is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
10. De rechtbank begrijpt uit de door eiseres gegeven toelichting op zitting dat zij met het voeren van deze procedure beoogt schadevergoeding te krijgen. Volgens eiseres heeft verweerder het bestreden besluit niet rechtmatig kunnen nemen zonder toekenning van de door haar gevorderde schade in verband met de gebreken, die volgens haar aan het bestreden besluit kleven. Eiseres heeft desgevraagd aangegeven dat zij hiermee niet heeft beoogd een zelfstandig schadevergoedingsverzoek [6] bij de rechtbank in te dienen. Subsidiair heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat haar verzoek om nadeelcompensatie op grond van het égalitébeginsel in het zuiver schadebesluitdeel ten onrechte is afgewezen.
Grondslag
11. Uit Bijlage V, deel D, van de Verordening 2019/1241 volgt dat pulsvissen gedurende de overgangsperiode, die afloopt op 30 juni 2021, onder bepaalde voorwaarden is toegestaan. Eén van deze voorwaarden houdt in dat per lidstaat ten hoogste 5% van de boomkottervloot met de boomkor met de elektrische stroom mag vissen. In de verordening zijn geen bepalingen opgenomen op welke wijze aan deze voorwaarde invulling moet worden gegeven. Een verordening heeft echter rechtstreekse werking en op grond van het loyaliteitsbeginsel [7] is verweerder gehouden uitvoering te geven aan de bepalingen uit een verordening, dus ook aan de bepalingen uit de Verordening 2019/1241. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat ter uitvoering van de 5-procentregeling op grond van artikel 6d van het Reglement nadere voorschriften zijn verbonden aan de pulstoestemming van eiseres.
12. Naar het oordeel van de rechtbank kan de wettelijke grondslag voor het verbinden van nadere voorschriften aan de pulstoestemming worden gevonden in artikel 6d, tweede lid, van het Reglement gelezen in samenhang met artikel 53, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
13. Op grond van artikel 6c, tweede lid aanhef en onder c, van het Reglement is het verboden met een visserijvaartuig de visserij met de boomkor uit te oefenen dan wel een boomkor aan boord van een vissersvaartuig te hebben indien de boomkor voorzien is van elektroden of ander materiaal waarmee elektrovisserij kan worden uitgeoefend. Dit verbod is naar het oordeel van de rechtbank een vastlegging in de nationale wetgeving van het algeheel verbod op pulsvissen, zoals neergelegd in artikel 7, eerste lid, van de Verordening 2019/1241. Op grond van artikel 6d, eerste lid, van het Reglement kan verweerder ontheffing van dit verbod verlenen en op grond van artikel 6d, tweede lid, van het Reglement voorschriften verbinden aan de ontheffing. Naar het oordeel van de rechtbank dient de pulstoestemming van eiseres te worden aangemerkt als een ontheffing van het verbod op pulsvissen. Artikel 53, vierde en vijfde lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij [8] bepaalt onder welke voorwaarden in de overgangsperiode pulsvissen is toegestaan en dat aan een pulstoestemming nadere voorschriften kunnen worden verbonden en gewijzigd. Zo bepaalt dit artikellid dat voor het betreffende vissersvaartuig een pulstoestemming moet zijn afgegeven, dat moet worden voldaan aan de 5-procentregeling en aan de voorschriften verbonden aan de pulstoestemming. Dit artikel is een nadere uitwerking van artikel 6d, van het Reglement en artikel 7, eerste lid, van de Verordening 2019/1241. Dat betekent dat de wettelijke grondslag voor het verbinden van nadere voorschriften aan de pulstoestemming van eiseres kan worden gevonden in artikel 6d, tweede lid, van het Reglement gelezen in samenhang met artikel 53, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling.
14. Verweerder heeft met het primaire besluit beoogd de voorschriften verbonden aan de pulstoestemming van eiseres te wijzigen. In artikel 53, vijfde lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij is bepaald dat de voorschriften verbonden aan een pulstoestemming kunnen worden gewijzigd. Dat betekent dat voor een wijziging van de voorschriften een grondslag kan worden gevonden in artikel 6d, tweede lid, van het Reglement gelezen in samenhang met artikel 53, vierde en vijfde lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij.
15. Eiseres wordt niet gevolgd in haar betoog dat in de wet tevens moet zijn geregeld wat de wijziging van de voorschriften precies moet inhouden. Er is immers geen enkele rechtsregel die verplicht te anticiperen op alle denkbare wijzigingen en deze in een wet vast te leggen. De verwijzing naar de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 15 mei 2020 [9] treft verder geen doel, omdat die uitspraak ziet op de bevoegdheid tot het schorsen van een pulstoestemming. Van een dergelijke situatie is in deze zaak geen sprake.
Zorgvuldigheidsbeginsel
16. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat het voorgestelde verdeelschema van de visserijsector een advies betreft ten behoeve van de uitoefening van zijn bevoegdheid om de voorschriften van een pulstoestemming te wijzigen. Dit advies heeft verweerder aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd. Voor zover eiseres heeft willen betogen dat verweerder zich er niet van heeft vergewist of dit advies zorgvuldig stand is gekomen, overweegt de rechtbank als volgt.
17. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat VisNed en de Nederlandse Vissersbond, vergelijkbaar met een vakbond voor vissers, voorafgaand aan het primaire besluit hebben aangeboden een voorstel te doen voor een verdeling ter uitvoering van de 5-procentregeling. Verweerder heeft van dit aanbod gebruik gemaakt, omdat volgens verweerder de visserijsector het beste zicht heeft op welke wijze uitvoering kan worden gegeven aan de 5-procentregeling. Als voorwaarde heeft verweerder gesteld dat het voorstel breed moet worden gedragen.
18. Uit de e-mail van de visserijsector van 6 juli 2020 volgt dat in overleg met de vissers uit groep 1 een schema is opgesteld waarbij er wekelijks niet meer dan 15 vaartuigen tegelijk pulsvissen. Er is, zoals volgt uit de e-mail van 4 juni 2020, nagenoeg unaniem voor deze optie gekozen en niet voor het intrekken van 7 van de 22 pulstoestemmingen. Uit de e-mail van 6 juli 2020 volgt verder dat eiseres en de andere vissers, voorafgaand aan het opstellen van het schema, opgave hebben gedaan van de weken waarin zij willen stilliggen. De voorkeuren van eiseres met betrekking tot de stilligweken zijn volledig overgenomen. Aan alle vissers is nog de gelegenheid geboden de stilligweken onderling te ruilen. Eiseres heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
19. Gelet op het voorgaande is het verdeelschema zorgvuldig tot stand gekomen. Dat betekent dat verweerder dit schema aan zijn besluitvorming ten grondslag kon leggen. Daartoe is redengevend dat het schema met de stilligweken breed werd gedragen en de door eiseres opgegeven voorkeursweken volledig zijn overgenomen. Dat eiseres, ondanks het doorgegeven van haar voorkeursweken, tijdens de overleggen met de visserijsector bezwaren heeft geuit tegen het verdeelschema en een ander verdeelschema had voorgesteld, doet hier niet aan af. Bovendien heeft eiseres geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om haar stilligweken te ruilen. De rechtbank acht dit relevant, omdat eiseres zowel in bezwaar als in beroep heeft betoogd dat haar stilligweken te kort waren om te kunnen ombouwen naar een andere visserijmethode. Daarom wordt niet ingezien dat en waarom eiseres niet heeft geprobeerd een langere aaneengesloten periode van stilligweken te krijgen. Dat de visserijsector dan wel verweerder rekening had moeten houden met het verdeelschema dat eiseres had voorgesteld, namelijk zes dagen pulsvissen en drie dagen stilliggen, volgt de rechtbank niet. Uit de door eiseres gegeven toelichting ter zitting blijkt namelijk niet dat haar voorstel met een ander verdeelschema breed werd gedragen. Nu verweerder met zijn aanpak beoogde tot een snelle en breed gedragen oplossing te komen, wat de rechtbank onder de gegeven omstandigheden redelijk acht, kon met een dergelijk voorstel geen rekening worden gehouden.
Motiveringsbeginsel
20. Van schending van het motiveringsbeginsel is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake, nu verweerder in het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd op welke wijze de verdeling van de stilligweken heeft plaatsgevonden. Eiseres betwist overigens niet dat bij de verdeling de door haar opgegeven voorkeursweken voor het stilliggen volledig zijn overgenomen. De rechtbank ziet daarom niet in waarom het voor eiseres onduidelijk is hoe de verdeling van de stilligweken tot stand is gekomen. Aan de bespreking van de stelling dat onduidelijk is waarom grote visserijbedrijven een pulstoestemming onderling mogen ruilen, komt de rechtbank niet toe, omdat eiseres deze stelling ter zitting heeft laten vallen.
Vertrouwensbeginsel
21. In de uitspraken van 29 mei 2019 [10] heeft de hoogste bestuursrechter een stappenplan uiteengezet dat wordt gehanteerd bij een beroep op het vertrouwensbeginsel. De eerste stap is de juridische kwalificatie van de uitlating en/of gedraging waarop de betrokkene zich beroept, namelijk de vraag of die uitlating en/of gedraging kan worden gekwalificeerd als een toezegging. Bij de tweede stap moet de vraag worden beantwoord of die toezegging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Indien beide vragen bevestigend worden beantwoord, en er dus sprake is van gerechtvaardigde verwachtingen, volgt de derde stap. In het kader van die derde stap zal de vraag moeten worden beantwoord of het gewekte vertrouwen moet worden gehonoreerd. Als er sprake is van gerechtvaardigde verwachtingen, betekent dat niet dat daaraan altijd moet worden voldaan. Zwaarder wegende belangen, zoals strijd met de wet, het algemeen belang of de belangen van derden, kunnen daaraan in de weg staan. Indien er zwaarder wegende belangen in de weg staan aan honorering van het gewekte vertrouwen kan voor het bestuursorgaan de verplichting ontstaan om die schade, die er zonder het vertrouwen niet geweest zou zijn, te vergoeden als onderdeel van diezelfde besluitvorming.
22. In het besluit van 3 mei 2019 heeft verweerder het volgende vermeld.
“Uw huidige toestemming en de overige daaraan verbonden voorschriften blijven tot en met 30 juni 2021 van kracht.”
Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat hij met het besluit van 3 mei 2019 de toezegging heeft gedaan dat eiseres in de overgangsperiode kon blijven pulsvissen zonder dat zij een wijziging van de voorschriften van haar pulstoestemming hoefde te verwachten. De rechtbank is, mede gelet hierop, van oordeel dat met voormelde zin het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat verweerder geen gebruik zou maken van zijn bevoegdheid om de voorschriften verbonden aan de pulstoestemming van eiseres te wijzigen tot en met de intrekkingsdatum. Verder is niet in geschil dat de toezegging aan verweerder kan worden toegerekend. Het voorgaande betekent dat het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt. De rechtbank zal daarom beoordelen of verweerder het gewekte vertrouwen moest nakomen.
23. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat verweerder zijn toezegging geen gestand kon doen, omdat zwaarder wegende belangen daaraan in de weg stonden. In dit geval zou nakoming van de toezegging in strijd zijn met de in de Verordening 2019/1241 opgenomen 5-procentregeling. Daarbij komt dat verweerder op enig moment, voor het nemen van het primaire besluit, ook door de Europese Commissie er op is gewezen dat, gelet op de huidige omvang van de boomkottervloot, slechts 15 van de 22 vissersvaartuigen in de overgangsperiode tegelijk mochten pulsvissen. Nu verweerder op grond van het loyaliteitsbeginsel gehouden was maatregelen te treffen ter nakoming van de bepalingen uit de Verordening 2019/1241, kon verweerder het gewekte vertrouwen dan ook niet nakomen door wijziging van de voorschriften verbonden aan de pulstoestemming achterwege te laten.
24. Eiseres heeft gemotiveerd gesteld dat zij schade heeft geleden doordat de pulstoestemming in strijd met de gedane toezegging is gewijzigd. De rechtbank acht dat op voorhand niet onaannemelijk. Het voorgaande brengt met zich mee dat verweerder in het kader van het besluit tot wijziging van de pulstoestemming diende na te gaan of eiseres schade (dispositieschade) heeft geleden, die er zonder het gewekte vertrouwen niet zou zijn geweest, en of die schade voor vergoeding in aanmerking komt. Verweerder heeft dat ten onrechte nagelaten.
25. Dat betekent dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. Het bestreden besluit komt daarom in aanmerking voor vernietiging voor zover daarin niet is beoordeeld of schending van het vertrouwensbeginsel leidt tot schadevergoeding. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf te voorzien in de zaak, omdat verweerder nog moet ingaan op het aspect van schadevergoeding als gevolg van schending van het vertrouwensbeginsel. Daarna dient verweerder na te gaan of eiseres in aanmerking komt voor nadeelcompensatie op grond van het égalitébeginsel. De rechtbank komt bij de huidige stand van zaken niet toe aan de bespreking van het betoog van eiseres dat zij recht heeft op nadeelcompensatie op grond van het égalitébeginsel. Nadeelcompensatie op grond van het égalitébeginsel kan immers pas aan de orde zijn als sprake is van een rechtmatig besluit. [11] Daarvan is nu geen sprake. Het bestreden besluit kan pas rechtmatig zijn als de gevolgen van de schending van het vertrouwensbeginsel ongedaan worden gemaakt. De rechtbank ziet verder geen aanleiding een bestuurlijke lus toe te passen, omdat het herstel van het gebrek tijd zal kosten en het te onzeker is wanneer het gebrek zal worden hersteld. Verweerder zal daarom binnen de wettelijke beslistermijn een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Conclusie
26. Het beroep is gegrond.
27. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaard, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
28. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 369,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, voorzitter, en mr. R.H. Smits en
mr. M.J.L. van der Waals, leden, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Bijlage

Verdrag betreffende de Europese Unie

Artikel 4
(…)
3. Krachtens het beginsel van loyale samenwerking respecteren de Unie en de lidstaten elkaar en steunen zij elkaar bij de vervulling van de taken die uit de Verdragen voortvloeien.
De lidstaten treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die geschikt zijn om de nakoming van de uit de Verdragen of uit de handelingen van de instellingen van de Unie voortvloeiende verplichtingen te verzekeren.
De lidstaten vergemakkelijken de vervulling van de taak van de Unie en onthouden zich van alle maatregelen die de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie in gevaar kunnen brengen.

Verordening 2019/1241

Artikel 7
1. Het is verboden mariene soorten te vangen of te oogsten met de volgende methoden:
a. a) giftige, verdovende of bijtende stoffen;
b) elektrische stroom, behalve voor elektrische pulskorren, waarvan het gebruik enkel overeenkomstig de specifieke bepalingen van bijlage V, deel D, wordt toegestaan;
(...)
Bijlage V
DEEL D
1. Vissen met een elektrische pulskor is vanaf 1 juli 2021 verboden in alle Uniewateren.
2. Gedurende de overgangsperiode die afloopt op 30 juni 2021, blijft het toegestaan in de ICES-sectoren 4b en 4c te vissen met een elektrische pulskor onder de voorwaarden die in dit deel zijn vastgesteld en onder alle voorwaarden die overeenkomstig artikel 24, lid 1, onder b, van deze verordening zijn vastgesteld en die betrekking hebben op de kenmerken van de gebruikte puls en monitoringmaatregelen die van kracht zijn, ten zuiden van een loxodroom die de volgende punten met elkaar verbindt (gemeten volgens het WGS84-coördinatensysteem):
— een punt op de oostkust van het Verenigd Koninkrijk op 55° NB
— oostwaarts tot 55° NB, 5° OL
— noordwaarts tot 56° NB
— ten oosten van een punt op de westkust van Denemarken op 56° NB
De volgende voorwaarden zijn van toepassing:
a. a) per lidstaat vist ten hoogste 5 % van de boomkottervloot met de boomkor met elektrische stroom;
(...)

Reglement zee- en kustvisserij 1977

Artikel 3
1. In het belang van de visserij is Onze Minister bevoegd regelen te stellen:
a. ter uitvoering van op grond van internationale overeenkomsten of van besluiten van volkenrechtelijke organisaties opgelegde verplichtingen of verleende bevoegdheden;
b. ter verzekering van de instandhouding dan wel uitbreiding van de visvoorraden.
2. Bij het stellen van regelen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b,
a. kan, voor zover de regelen betrekking hebben op de visserij in de wateren, bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel b, van de wet, mede rekening worden gehouden met de belangen van de natuurbescherming;
b. wordt, voor zover de regelen betrekking hebben op de visserij in de wateren, bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder c, van de wet, mede rekening gehouden met de belangen van de natuurbescherming.
3. De in het eerste lid bedoelde regelen kunnen betrekking hebben op de visserij op alle dan wel bepaalde door Onze Minister aan te wijzen vissoorten.
4. Onze Minister kan voorschriften geven ter naleving van de in het eerste lid bedoelde regelen.
Artikel 6c
1. Het is verboden met enig ander vaartuig dan een vissersvaartuig de visserij met de boomkor uit te oefenen dan wel zodanig vistuig aan boord van enig ander vaartuig dan een vissersvaartuig aanwezig te hebben.
2. Het is verboden met een vissersvaartuig de visserij met de boomkor uit te oefenen dan wel een boomkor aan boord van een vissersvaartuig te hebben indien de boomkor:
a. gemeten tussen de uiteinden van de constructie meer dan 12 meter lang is
b. kan worden uitgeschoven of vergroot tot een lengte van meer dan 12 meter of
c. voorzien is van elektroden of ander materiaal waarmee elektrovisserij kan worden uitgeoefend.
(…)
Artikel 6d
1. Onze Minister kan vrijstelling of ontheffing verlenen van het bepaalde bij of krachtens dit besluit.
2. Aan vrijstellingen en ontheffingen als bedoeld in het eerste lid kunnen voorschriften worden verbonden. Zij kunnen onder beperkingen worden verleend. Zij kunnen te allen tijde worden ingetrokken.
Uitvoeringsregeling Zeevisserij(geldend van 1 april 2021 tot en met 23 juni 2021)
Artikel 53
1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 7, eerste lid, 8, tweede tot en met vierde lid, 9, eerste tot en met vierde lid en zesde lid, 10, eerste tot en met derde lid, 11, eerste en tweede lid, 12, eerste lid, en 13, tweede en vierde lid, en met de technische maatregelen, bedoeld in de artikelen 15, eerste lid, en 28 van verordening 2019/241.
2. Het is verboden in strijd te handelen met de door de Europese Commissie op grond van de artikelen 8, vijfde lid, en 24, eerste lid, van verordening 2019/1241 vastgestelde uitvoeringshandelingen en met de door de Europese Commissie op grond van de artikelen 15, tweede lid, 23, eerste en vijfde lid, en 27, zevende lid, van verordening 2019/1241 vastgestelde gedelegeerde handelingen.
3. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 11, derde lid, van verordening 2019/1241 is de NVWA.
4. Het in het eerste lid bedoelde verbod is, voor zover dat betrekking heeft op artikel 7, eerste lid, onder b, van verordening 2019/1241, gedurende de overgangsperiode en in het gebied, bedoeld in bijlage V, deel D, punt 2, van die verordening niet van toepassing op het vissen met een elektrische pulskor als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder 17, van die verordening, voor zover:
a. de ondernemer op wiens naam het vissersvaartuig waarmee met de elektrische pulskor wordt gevist, is geregistreerd, op 13 augustus 2019 om 24.00 uur beschikte over een geldige pulstoestemming voor dat vaartuig die door de minister uiterlijk in 2010 is verleend op grond van artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling technische maatregelen 2000, zoals dit artikelonderdeel luidde op het tijdstip waarop deze toestemming werd verleend;
b. wordt voldaan aan bijlage V, deel D, punt 2, onder b tot en met e, van verordening 2019/1241;
c. wordt voldaan aan bijlage V, deel D, punt 5, van verordening 2019/1241 en aan de maatregelen die lidstaten op grond van bijlage V, deel D, punt 4, van die verordening hebben genomen; en
d. wordt voldaan aan de aan de toestemming verbonden voorschriften.
5. De minister kan de aan de toestemming verbonden voorschriften wijzigen.
6. Het is verboden elektrische pulskorren als bedoeld in artikel 6, onder 17, van verordening 2019/1241 aan boord te hebben van een vissersvaartuig, indien niet is voldaan aan het vierde lid, onderdeel a, b of d.
7. De minister kan de toestemming intrekken of voor een bepaalde periode schorsen indien naar het oordeel van de minister:
a. de ondernemer van een vissersvaartuig ten aanzien van wie een toestemming is verleend, of diens gemachtigde niet voldoet aan de aan de toestemming verbonden voorschriften, of
b. hij dit noodzakelijk acht ter nakoming van verplichtingen van de Europese Unie.

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen.
2.Nadien heeft verweerder op een andere wettelijke grondslag in totaal 42 pulstoestemmingen verleend aan andere vissers (de groepen 2 en 3).
3.Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van de visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de onder andere de Verordening (EG) nr. 850/98.
4.Voor de groepen 2 en 3 is geen overgangsregeling opgenomen.
5.In totaal 13 weken.
6.Als bedoeld in artikel 8:88 gelezen in samenhang met artikel 8:90 van de Algemene wet bestuursrecht
7.Neergelegd in artikel 4, derde lid, van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Op grond van dit beginsel moeten lidstaten de verplichtingen van het Europees recht nakomen en mogen geen maatregelen nemen die de verwezenlijking van de doelstellingen van het EU-Verdrag in gevaar kunnen brengen.
8.De Uitvoeringsregeling zeevisserij is onder andere gebaseerd op artikel 3 van het Reglement. Dit artikel bepaalt dat in het belang van de visserij regels kunnen worden opgesteld ter uitvoering van op grond van internationale overeenkomsten of besluiten van volkenrechtelijke opgelegde verplichtingen of verleende bevoegdheden.
11.Vergelijk bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 8 november 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AZ1762, ro. 2.6.