Op 24 januari 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de herziening van de definitief berekende huurtoeslag en zorgtoeslag voor het berekeningsjaar 2019. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beslissingen van de Belastingdienst/Toeslagen, waarbij de huurtoeslag en zorgtoeslag waren vastgesteld op basis van het in de Basisregistratie Inkomensgegevens (BRI) geregistreerde inkomen. De rechtbank oordeelde dat de herziening van de toeslagen correct was uitgevoerd, waarbij verweerder niet van het geregistreerde inkomen mocht afwijken. De beroepen van eiseres tegen de beslissingen op bezwaar werden niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de beroepen tegen de herziene beslissingen ongegrond werden verklaard.
De zaak begon toen eiseres bezwaar maakte tegen de definitief berekende huurtoeslag en zorgtoeslag, die op 11 september 2020 waren vastgesteld. De Belastingdienst had op 10 december 2020 de huurtoeslag gegrond verklaard, maar de zorgtoeslag ongegrond. Eiseres ging in beroep tegen deze beslissingen, wat leidde tot de aanmaak van twee zaaknummers. Tijdens de zitting op 13 december 2021 werd duidelijk dat de definitieve berekeningen waren herzien op basis van nieuwe inkomensgegevens uit de BRI.
De rechtbank concludeerde dat de herziening van de huurtoeslag en zorgtoeslag op basis van het inkomen van € 19.712 correct was en dat er geen schending van het zorgvuldigheidsbeginsel had plaatsgevonden. Eiseres had geen recht op de door haar gevraagde bedragen, en de rechtbank veroordeelde de Belastingdienst in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 3,66. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 24 januari 2022, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.