Overwegingen
1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Sierra Leoonse nationaliteit te hebben. Eiseres heeft op 11 oktober 2019 een asielaanvraag ingediend.
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij tijdens haar kindertijd is mishandeld door haar stiefmoeder. Zij is in haar kindertijd tevens verkracht en besneden. Na het vertrek bij haar stiefmoeder is zij slachtoffer geworden van mensenhandel in Marokko en Italië. Zij is in Italië bedreigd door haar contactpersoon ([naam2]). Deze stelde contacten te hebben in Sierra Leone die eiseres of haar familie iets zouden aandoen. Eiseres vreest bij terugkeer naar Sierra Leone te worden onderworpen aan een tweede ritueel rondom de besnijdenis. Zij stelt dat haar besnijdenis dan gecorrigeerd zal worden. Tevens stelt zij bij terugkeer te vrezen dat de eerder geuite bedreigingen zullen worden uitgevoerd.
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst
2. Mishandeling door stiefmoeder
3. Herbesnijdenis
4. Bedreiging door [naam2]
4. Verweerder heeft de eerste twee elementen geloofwaardig bevonden. Element drie en vier worden niet geloofwaardig geacht. Het geloofwaardig bevonden element “mishandeling door stiefmoeder” kan volgens verweerder niet leiden tot een asielvergunning. Verweerder heeft op 30 juni 2022 het bij het bestreden besluit opgelegde terugkeerbesluit ingetrokken.
5. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit, zoals gewijzigd op 30 juni 2022. Op wat zij hiertegen heeft aangevoerd, wordt hieronder ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Eiseres stelt dat het element “herbesnijdenis” ten onrechte niet geloofwaardig is bevonden. Zij stelt dat het ritueel rondom de besnijdenis nog niet volledig is uitgevoerd. Een tweede ritueel zal volgen bij terugkeer naar Sierra Leone. Tijdens dat ritueel zal ook worden bezien of de besnijdenis correct is uitgevoerd. Volgens eiseres is dit niet het geval waardoor zij opnieuw zal worden besneden.
7. Eiseres kan in dit standpunt niet worden gevolgd. Uit het algemeen ambtsberichtvolgt weliswaar dat besnijdenis in Sierra Leone nog steeds op grote schaal voorkomt, maar ook dat een tweede besnijdenis slechts in zeer uitzonderlijke gevallen wordt uitgevoerd. Eiseres heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom zij bij terugkeer te vrezen zou hebben om deze uitzonderlijke herbesnijdenis te moeten ondergaan. De enkele verklaring dat zij opnieuw zal worden besneden bij terugkeer omdat de besnijdenis niet is voltooid, is daarvoor onvoldoende, nu hiervan geen bewijs is overgelegd. Ook kan eiseres niet omschrijven wat een tweede ritueel inhoudt en of dat normaal gesproken wel of niet aansluitend aan het eerste ritueel plaatsvindt. Tot slot heeft verweerder eiseres niet ten onrechte tegengeworpen dat uit haar verklaringen blijkt dat eiseres na haar besnijdenis nog ongeveer twee jaar bij [naam3] heeft gewoond zonder problemen te hebben ondervonden. Niet is gebleken dat zij gedurende deze twee jaar nog benaderd is om een tweede ritueel te voltooien of dat hiermee is gedreigd. De beroepsgrond slaagt niet.
Bedreiging door [naam2]/mensenhandel
8. Eiseres stelt dat het element “bedreiging door [naam2]” ten onrechte niet geloofwaardig is bevonden. [naam2] was de mensenhandelaar van eiseres in Italië, van wie zij gedwongen in de prostitutie moest. Zij heeft haar bedreigd door te stellen dat zij connecties heeft in Sierra Leone. Hiermee samenhangend stelt eiseres dat het element mensenhandel onvoldoende is getoetst in het bestreden besluit.
9. Eiseres kan in dit standpunt niet worden gevolgd. De rechtbank stelt vast dat de bedreigingen van [naam2] onvoldoende concreet zijn gemaakt. Het is niet duidelijk waarmee eiseres wordt bedreigd, noch wie de vriendin in Sierra Leone is die eiseres in problemen zou kunnen brengen. Ook is onduidelijk of deze vriendin te maken zou hebben met mensenhandel. Voorts overweegt de rechtbank dat eiseres slachtoffer is geworden van mensenhandel in Marokko en Italië en niet in haar land van herkomst. Nu niet onderbouwd is dat de mensenhandel in verband staat met Sierra Leone, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer naar Sierra Leone hiervoor heeft te vrezen. Verweerder heeft dit in het bestreden besluit, zoals nader toegelicht in zijn verweerschrift, naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt niet.
Mishandeling door stiefmoeder
10. Eiseres stelt dat het geloofwaardig bevonden element “mishandeling door stiefmoeder” moet leiden tot een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, (vluchtelingschap) of op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, (ernstige schade) van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Hiertoe voert eiseres aan dat zij tot een sociale groep behoort, nu vrouwen in Sierra Leone stelselmatig worden gediscrimineerd. Voorts stelt eiseres dat zij ernstig is mishandeld tijdens haar kindertijd waardoor sprake is van ernstige schade.
11. Met betrekking tot vluchtelingschap heeft verweerder terecht het standpunt ingenomen, onder verwijzing naar zijn beleid in paragraaf C2/3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), dat vrouwen niet enkel op basis van sekse worden aangemerkt als sociale groep als bedoeld in artikel 3.37, lid 1, aanhef en onder d, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000, omdat vrouwen als sociale groep te divers van samenstelling zijn. Eiseres heeft niet uitgelegd of onderbouwd waarom dit anders zou moeten zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
12. Met betrekking tot ernstige schade oordeelt de rechtbank dat de door eiseres gevreesde behandeling een bepaalde mate van ernst moet bereiken, ook wel ’a minimum level of severity’ genoemd, om binnen de reikwijdte van de bescherming van artikel 3 van het EVRMte vallen. Dit moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval, zoals de duur van de behandeling, de fysieke en mentale gevolgen ervan en in sommige gevallen het geslacht, de leeftijd en de gezondheid van betrokkene.
Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat de mishandelingen die eiseres heeft ondergaan de drempel van het ‘minimum level of severity’ niet halen. Weliswaar was eiseres kwetsbaar in haar kindertijd. Echter, onvoldoende is gebleken wanneer de mishandelingen zijn begonnen, hoe lang deze duurden, hoe vaak deze voorkwamen en wat de fysieke gevolgen waren. Ook is niet aangetoond dat sprake was van stelselmatige of zware mishandelingen met ernstig letsel. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar situatie ernstig genoeg is voor de kwalificatie ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. De beroepsgrond slaagt niet.
13. Eiseres stelt dat zij zeer kwetsbaar is en traumatische gebeurtenissen heeft meegemaakt in haar jeugd (verkrachting, mishandeling, besnijdenis). Hierdoor komt zij in aanmerking voor een vergunning in het kader van het traumatabeleid.
14. In paragraaf C2/3.3 van de Vc heeft verweerder het beleid geformuleerd dat de vreemdeling die in het verleden is geconfronteerd met traumatische gebeurtenissen en op grond van psychologische problematiek als gevolg van trauma niet kan terugkeren naar het land van herkomst, in het bezit kan worden gesteld van een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw. Dit betreft echter uitsluitend trauma’s die zijn veroorzaakt door de autoriteiten van het land van herkomst of een deel daarvan, of door groeperingen waartegen de overheid niet in staat is of niet willens is bescherming te bieden. Hiervan is bij eiseres geen sprake, nu haar stiefmoeder de oorzaak is van haar gestelde trauma. Voorts merkt de rechtbank op dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een causaal verband tussen de traumatische gebeurtenis en de reden van vertrek. Tot slot heeft zij haar gestelde trauma niet met medische stukken onderbouwd. Verweerder heeft terecht geen asielvergunning verleend in het kader van het traumatabeleid. De beroepsgrond slaagt niet.
15. Eiseres stelt dat zij in aanmerking komt voor een vergunning op humanitaire gronden of een vergunning in het kader van artikel 8 van het EVRM.Eiseres is slachtoffer van mensenhandel, verkrachting, besnijdenis en mishandeling waardoor zij bijzonder kwetsbaar is te noemen en in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op humanitaire gronden. Bovendien is zij inmiddels in Nederland gaan wortelen, ze voelt zich hier veilig en thuis en volgt een opleiding. Hierdoor is er een besluit genomen in strijd met artikel 8 van het EVRM.
16. Volgens verweerders beleid, neergelegd in paragraaf B11/2.5 van de Vc, kunnen gendergerelateerde aspecten, waaronder huiselijk geweld, een reden zijn voor toekenning van een verblijfsvergunning op humanitaire gronden. Daarin staat ook dat verweerder alleen gebruik maakt van deze bevoegdheid indien sprake is van een schrijnende situatie die gelegen is in een samenstel van bijzondere omstandigheden die zich in Nederland voordoen. In uitzonderlijke gevallen kan er evenwel reden zijn om omstandigheden in het land van herkomst, of die zich zullen voordoen bij terugkeer naar het land van herkomst, mee te wegen in het oordeel of sprake is van een schrijnende situatie. Dit betreft een discretionaire bevoegdheid, waarvan verweerder terughoudend gebruik maakt.
17. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte overwogen dat eiseres in haar asielrelaas enkel omstandigheden en traumatische gebeurtenissen heeft aangevoerd die zich buiten Nederland hebben voorgedaan. Van uitzonderlijke omstandigheden in het land van herkomst kan niet gesproken worden. De beroepsgrond slaagt niet.
18. Tussen partijen is voorts niet in geschil dat eiseres geen familie- en gezinsleven in Nederland uitoefent. Wel heeft eiseres privéleven in Nederland opgebouwd, zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft een belangenafweging verricht, zoals artikel 8 van het EVRM vereist. Deze afweging is in het nadeel van eiseres uitgevallen. Verweerder heeft daarbij betrokken dat geen sprake is van langdurig verblijf in Nederland en dat eiseres niet is aangesloten bij een vereniging of organisatie, waardoor eiseres sterke sociale banden heeft opgebouwd in en met Nederland. Voorts is niet gebleken van belangrijke sociale contacten. Daarnaast is niet gebleken dat eiseres een economische bijdrage levert aan de Nederlandse economie. De rechtbank merkt op dat eiseres de Nederlandse taal al een beetje machtig is en naar school gaat, waardoor zij een begin heeft gemaakt met het wortelen in de Nederlandse samenleving. Verweerder heeft deze positieve aspecten niet van zodanig gewicht hoeven achten dat de belangenafweging in haar voordeel zou moeten uitvallen. De beroepsgrond slaagt niet.
Onderzoek naar adequate opvang
19. Eiseres stelt dat ten onrechte geen onderzoek is gedaan naar adequate opvang in het land van herkomst ten tijde van haar minderjarigheid. Nu deze adequate opvang in Sierra Leone niet beschikbaar is, had eiseres is aanmerking moeten komen voor een buitenschuldvergunning. Hiertoe verwijst eiseres naar de recente uitspraak van de Afdelingop dit gebied.Verweerder stelt in zijn verweerschrift van 30 juni 2022 dat in het bestreden besluit niet is beoordeeld of eiseres als minderjarige in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van het buitenschuldbeleid. Het terugkeerbesluit is ingetrokken.
20. De Afdeling heeft in de hiervoor aangehaalde uitspraak geoordeeld dat artikel 45, eerste lid, van de Vw uitgaat van een meeromvattende beslissing. Om die reden dienen de afwijzing van de asielaanvraag en het nemen van een terugkeerbesluit gelijktijdig plaats te vinden. Bij een negatieve beslissing op het materiele asielverzoek mag volgens de Afdeling hiervan alleen worden afgeweken indien verweerder nog niet heeft kunnen vaststellen of adequate opvang voor de vreemdeling aanwezig is door het tijdrovende karakter van dat onderzoek of omdat hij onderzoeksmethoden moet hanteren die ertoe kunnen leiden dat de identiteit of andere gegevens van de vreemdeling of zijn familieleden bekend worden in het land van terugkeer.Als dit het geval is, moet verweerder dat uitdrukkelijk toelichten. Verweerder dient hierbij voortvarend te handelen om de periode waarin de vreemdeling in onzekerheid verkeert over zijn verblijfsstatus zo kort mogelijk te houden. Het onderzoek zal er bovendien in moeten resulteren dat ofwel een terugkeerbesluit wordt genomen ofwel een vergunning volgens het buitenschuldbeleid wordt verleend.
21. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat het onderzoek naar adequate opvang nog niet is aangevangen. Wel is het terugkeerbesluit ingetrokken. Duidelijk is dat deze besluitvorming niet aan de eisen van de Afdeling voldoet. Verweerder moet het onderzoek naar adequate opvang alsnog opstarten. Uitgaande van de beslistermijn van zes maanden vanaf de datum van de asielaanvraag zal hij een beoordeling moeten maken van de stand van het onderzoek naar adequate opvang op 11 april 2020 en een inschatting moeten maken hoe lang dit onderzoek zou hebben geduurd. Afhankelijk van het antwoord daarop zal hij moeten duiden of eiseres in aanmerking had moeten komen voor een verblijfsrecht op grond van het buitenschuldbeleid. Bovendien moet verweerder onderzoeken of indien er een buitenschuldvergunning had moeten worden toegekend, dit gevolgen gehad zou hebben voor mogelijke vergunningverlening op andere gronden zoals voortgezet verblijf. Met eiseres is de rechtbank van mening dat dit onderzoek alsnog voortvarend moet gebeuren, nu het onwenselijk is om eiseres nog langer in onzekerheid te laten. De rechtbank stelt daarom een termijn van acht weken om het onderzoek naar adequate opvang alsnog te voltooien en de gevolgen daarvan vast te stellen. De beroepsgrond slaagt.
22. De beroepsgronden die zijn gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag treffen geen doel. Ook de beroepsgronden die zijn gericht tegen het niet ambtshalve verlenen van een reguliere vergunning op humanitaire gronden of op grond van artikel 8 van het EVRM treffen geen doel. Omdat verweerder ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar adequate opvang in het land van herkomst, is het beroep in zoverre wel gegrond. Dit leidt ertoe dat het bestreden besluit, zoals gewijzigd op 30 juni 2022, in zijn geheel moet worden vernietigd. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal zelf nader onderzoek moeten verrichten en een nieuw besluit op de aanvraag moeten nemen. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
23. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,00 en een wegingsfactor 1).