ECLI:NL:RBDHA:2022:7778

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
9272386 RP VERZ 21-78899
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervanging van de executeur in een nalatenschap met internationale aspecten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juni 2022 uitspraak gedaan over de vervanging van de executeur in een nalatenschap die zich grotendeels in Italië bevindt. De verzoeker, de executeur, stelde dat zijn taak niet was geëindigd, ondanks de stelling van de dochters van de erflater dat de nalatenschap negatief was. De rechtbank verwierp deze stelling, maar benoemde wel een vervanger voor de executeur. Dit gebeurde omdat de rol van de executeur te veel verweven was met de belastingaanslagen die in verband met het overlijden van de erflater waren opgelegd, wat de verdere afwikkeling van de nalatenschap in de weg stond.

De dochters, die de nalatenschap beneficiair hadden aanvaard, hadden geprocedeerd in Italië om de executeur te ontslaan. De Italiaanse rechter had geoordeeld dat een Nederlandse rechter geschikter was om over het geschil te beslissen. De rechtbank oordeelde dat de nalatenschap op dat moment niet negatief was, maar dat de executeur, gezien zijn rol als fiscaal adviseur van de erflater, niet langer geschikt was om de functie van executeur te vervullen. De rechtbank benoemde mevr. mr. M. de Waij als vervanger van de executeur en bepaalde dat deze vervangende executeur recht heeft op loon conform de Recofa-richtlijnen.

De uitspraak benadrukt de complexiteit van nalatenschappen met internationale aspecten en de rol van de executeur in de afwikkeling van dergelijke nalatenschappen. De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen verdeeld, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Kanton Den Haag
CB/d
Zaaknr.: 9272386 RP VERZ 21-78899
Uitspraakdatum: 24 juni 2022
Beschikking op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
verder te noemen: de executeur,
gemachtigde: mr. P.J. de Groen (De Groen & Van Lint Advocaten),
tegen

1.[verweerster 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
en
2.
[verweerster 2],
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partijen,
verder te noemen: de dochters,
gemachtigde: (eerst) mr. P.F. Schepel, thans mr. J.C.A. Herstel (JPR Advocaten).

1.Het procesverloop

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het inleidend verzoekschrift, binnengekomen bij de griffie op 11 juni 2021, met 16 producties (nrs. 1 tot en met 16);
  • het verweerschrift, tevens houdende tegenverzoeken, bij de griffie binnengekomen op 21 juni 2021, met elf producties (nrs. 1 tot en met 11);
  • het verweerschrift op de zelfstandige tegenverzoeken, bij de griffie binnengekomen op 24 september 2021, met drie producties (nrs. 17 tot en met 19);
  • de brief van mevr. mr. I.A. Koele van 13 oktober 2021 met vijf bijlagen (nrs. 1 tot en met 5);
  • de brief van de gemachtigde van de executeur van 26 november 2021;
  • de brief van mevr. mr. I.A. Koele van 3 december 2021 met twee bijlagen (nrs. 1 en 2);
  • de brief van de gemachtigde van de executeur van 14 februari 2022;
  • de brief van de gemachtigde van de executeur van 6 april 2022 met zes aanvullende producties (nrs. 20 tot en met 26);
  • de brief van de gemachtigde van de dochters van 6 april 2022;
  • de brief van de gemachtigde van de dochters van 28 april 2022 met bijlage;
  • de brief van de gemachtigde van de executeur van 3 mei 2022;
  • de brief van de gemachtigde van de executeur van 10 mei 2022;
  • de brief van de gemachtigde van de executeur van 12 mei 2022;
  • de brief van de gemachtigde van de dochters van 12 mei 2022.
1.2.
Het verzoekschrift strekt tot het benoemen van een deskundige met de opdracht tot het opstellen en uitbrengen van een advies omtrent een nadere huurprijs.
1.3.
Op 1 oktober 2021 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. Daarbij is de executeur verschenen samen met zijn gemachtigde en zijnde dochters verschenen samen met hun gemachtigde. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de gemachtigden (spreek)aantekeningen overgelegd.
1.4.
De mondelinge behandeling is voortgezet op 13 april 2022. Daarbij is de executeur verschenen samen met zijn gemachtigde en is de gemachtigde van de dochters verschenen, vergezeld van mevr. mr. I.A. Koele. De dochters hebben aan de mondelinge behandeling deelgenomen via een videoverbinding.
1.5.
Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling verder is besproken heeft de griffier zakelijke aantekeningen gemaakt die zich in het griffiedossier bevinden.
1.6.
Uiteindelijk is uitspraak bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De dochters zijn de dochters van de heer [erflater] (hierna: de erflater), die op [datum overlijden] 2016 te [plaats overlijden] is overleden.
2.2.
De erflater is op 10 september 2014 formeel vanuit Nederland naar Italië geëmigreerd.
2.3.
De erflater heeft voor de laatste keer op 14 december 2014 ten overstaan van notaris mr. R.W.B. Timmers te Lisse zijn testament (hierna: het testament) opgemaakt.
2.4.
In het testament heeft de erflater de dochters tot zijn enige erfgenamen benoemd.
2.5.
De dochters hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard.
2.6.
In het testament is de executeur tot executeur benoemd. In het testament is voorts bepaald dat de executeur tevens de bewindvoerder is over de nalatenschap van erflater.
2.7.
In Italië hebben de dochters tot in de hoogste juridische instantie, het Corte Suprema di Cassazione, geprocedeerd om de executeur als executeur te ontslaan. Het Italiaanse Hof van Cassatie bekrachtigde op 23 maart 2021 een beslissing van het Hof van Beroep te Florence van 29 juli 2019, waarin deze op haar beurt een beslissing bekrachtigde van de rechtbank te Florence van 5 december 2018, waarbij de rechtbank zich onbevoegd verklaarde op de grond dat een Nederlandse rechter geschikter was om over het geschil, waarop Nederlands recht van toepassing is, te beslissen.

3.Het inleidende verzoek, de tegenverzoeken en het verweer daartegen

3.1.
De executeur verzoekt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: (I.) voor recht te verklaren a) dat hij executeur is in de nalatenschap van erflater, b) dat zijn taak niet is geëindigd en c) dat hij de erfgenamen van erflater binnen en buiten rechte vertegenwoordigt; (II.) te bepalen dat de executeur bevoegd is de villa te [plaats] , Italië, gelegen aan de [adres] aldaar en ook het landgoed [naam landgoed] gelegen te [plaats] , Italië te verkopen en aan een koper te leveren en de dochters te bevelen alle daaraan vereiste medewerking te geven, en, voor zover vereist, hem te machtigen tot verkoop en levering van die onroerende goederen; (III.) de dochters te bevelen te gehengen en te gedogen de rechtshandelingen van de executeur te respecteren, althans subsidiair, zodanig beslissing te nemen als de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren.
3.2.
De dochters verzoeken bij beschikking, waar mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
Primair: de executeur niet ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken;
Subsidiair: de zaak ten aanzien van alle verzoeken met uitzondering van het verzoek op de voet van artikel 147 van Boek 4 BW te verwijzen naar de kamer voor de behandeling van andere dan kantonzaken van de rechtbank en te bevelen dat de procedure in de stand waarin deze zich bevindt wordt voortgezet volgens de dagvaardingsprocedure, in welk geval de dochters concluderen tot afwijzing van de (in dat geval) vorderingen van de executeur;
Meer subsidiair: de verzoeken van de executeur af te wijzen. Verder verzoeken de dochters bij beschikking, waar mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, (I.) voor recht te verklaren dat de executeur vanaf 26 januari 2021 niet langer bevoegd is tot het beheer van de nalatenschap van de erflater als executeur; (II.) voor recht te verklaren dat de executeur door tijdsverloop sinds 21 januari 2021 geen afwikkelingsbewindvoerder meer kan zijn van de nalatenschap; (III.) voor recht te verklaren dat het beschermingsbewind over hetgeen de dochters uit de nalatenschap van hun vader hebben verkregen is geëindigd op 28 februari 2021;
Subsidiair(IV.) voor het geval wordt geoordeeld dat de executeur nog steeds executeur is, hem met onmiddellijke ingang als zodanig te ontslaan; (V.) voor het geval wordt geoordeeld dat de executeur beschermingsbewindvoerder is, dat bewind op te heffen, althans hem als bewindvoerder te ontslaan; (VI.) de executeur te veroordelen binnen een maand rekening en verantwoording aan de dochters als vereffenaars van de nalatenschap van hun vader af te leggen op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag met een maximum van € 1.000.000,--, en voorts zowel op het verzoek als het tegenverzoek de executeur te veroordelen in de kosten van het geding, salaris en op voorhand te begroten nasalaris voor de gemachtigde van de dochters daaronder begrepen, een en ander vermeerderd met de in artikel 119 van Boek 6 BW bedoelde wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na de beschikking.
3.3.
Zowel de dochters ten aanzien van het verzoek van de executeur als de executeur ten aanzien van de tegenverzoeken van de dochters voeren verweer. Voor zover relevant zal het verweer hierna besproken worden.

4.De beoordeling

4.1.
In deze procedure gaat het in wezen om twee afzonderlijke geschilpunten, die in elkaars verlengde liggen, maar beide te maken hebben met de afwikkeling van de nalatenschap door de executeur. Het eerste geschilpunt is het meest verstrekkende, namelijk dat de dochters stellen dat aan de taak van de bewindvoerder een einde is gekomen, omdat de nalatenschap negatief is. In het geval de nalatenschap niet negatief is, komt pas het tweede geschilpunt aan de orde, namelijk de vraag of de executeur executeur kan of moet blijven.
4.2.
Voordat de kantonrechter zal ingaan op de inhoudelijke bespreking van het verzoek en de tegenverzoeken wenst de kantonrechter op te merken dat hij zich bevoegd acht over alle verzoeken te oordelen, ook indien een verzoek mogelijkerwijs tot de bevoegdheid van het team Handel van deze rechtbank zou behoren. Voor zover enig verzoek had moeten worden ingeleid door een dagvaarding, dan zal de kantonrechter niettemin alle verzoeken behandelen als verzoeken op basis van een verzoekschrift. Naar het oordeel van de kantonrechter verzet de goede procesorde zich tegen een mogelijke opsplitsing van de verzoeken. Mede gelet op de tijd die reeds verstreken is vanwege het voeren van de procedures in Italië en het feit dat ook in deze verzoekschriftenprocedure het beginsel van hoor en wederhoor is gewaarborgd, hebben beide partijen er belang bij dat op de verzoeken en de tegenverzoeken in één procedure door één rechter wordt beslist.
4.3.
Tussen partijen is in geschil of de nalatenschap positief of negatief is. Volgens de laatste opstelling van de executeur per 30 september 2021 is de nalatenschap tot een bedrag van € 1.511.296,83 positief. De dochters daarentegen stellen dat de nalatenschap negatief is. De reden waarom de dochters stellen dat de nalatenschap negatief is luidt dat de executeur in zijn opstelling van 30 september 2021 ten onrechte twee definitieve belastingaanslagen van de Nederlandse fiscus tot een bedrag van
€ 3.284.880,- niet vermeld heeft, alsmede onvermeld laat dat het landgoed [naam landgoed] zonder de juiste vergunningen is verbouwd, zodat daarop de verplichting rust het landgoed in de oorspronkelijke staat te herstellen, hetgeen een prijsdrukkend effect heeft op de waarde van het landgoed, zo niet dat het landgoed in de huidige staat zelfs onverkoopbaar is.
4.4.
Door te stellen dat de nalatenschap negatief is betogen de dochters dat de taak van de executeur op de voet van artikel 4:149 lid 1 onder d. BW is geëindigd, omdat de nalatenschap overeenkomstig de derde afdeling van de zesde titel (van Boek 4 BW) moet worden vereffend.
4.5.
In artikel 4:202 lid 1 onder a. BW staat dat een nalatenschap moet worden vereffend, wanneer deze door de erfgenamen onder het voorrecht van boedelbeschrijving is aanvaard (hetgeen het geval is), tenzij er een executeur is en deze kan aantonen dat de goederen van de nalatenschap ruimschoots toereikend zijn. In het voorliggende geval is een executeur benoemd en deze heeft becijferd dat de nalatenschap € 1.511.296,83 bedraagt en daarmee ruimschoots positief is. De dochters betwisten dat de nalatenschap positief en stellen zelfs dat de nalatenschap negatief is. Daardoor zou de genoemde uitzondering niet langer aan de orde zijn, zou aan de taak van de executeur een einde zijn gekomen en zouden zijzelf thans de vereffenaars van de nalatenschap zijn.
4.6.
De slotzin van artikel 4:202 lid 1 onder a. BW luidt dat bij geschillen omtrent de waardering van de nalatenschap de kantonrechter beslist.
4.7.
Tegen de aanslagen erfbelasting is namens de dochters bezwaar aangetekend. Belangrijk element van het bezwaar betreft de vraag waar de erflater woonachtig was (in Nederland of in Italië) en voor hoe lang. De dochters betogen met een beroep op artikel 4 Algemene Wet op de Rijksbelastingen dat de erflater ten tijde van zijn overlijden al meer dan tien jaar in Italië woonachtig was, omdat er vele aanknopingspunten zijn, waaruit kan worden afgeleid dat hij reeds lang meer binding had met Italië dan met Nederland. In dat licht zouden de aanslagen erfbelasting ten onrechte zijn opgelegd. Op het bezwaar moet nog beslist worden.
4.8.
Met betrekking tot de waarde van het landgoed [naam landgoed] kan de kantonrechter op basis van de hem beschikbare informatie onvoldoende oordelen of het landgoed geen of zelfs een negatieve waarde vertegenwoordigt. Indien de stelling is dat het landgoed in enige oorspronkelijke staat moet worden teruggebracht ontbreekt elke onderbouwing van de kosten die daarmee gemoeid zouden zijn. Voor zover het landgoed zelfs onverkoopbaar zou zijn en daardoor geen enkele waarde zou vertegenwoordigen, miskennen de dochters dat het landgoed niettemin een zekere waarde vertegenwoordigt, ofwel als eigen woning of als verhuurobject, in welk geval het landgoed huurinkomsten kan genereren.
4.9.
Op grond van de voorgaande overwegingen kan naar het oordeel van de kantonrechter thans niet worden vastgesteld dat de nalatenschap negatief is. Daarvoor dient tenminste de beslissing van de Belastingdienst op het bezwaar van de dochters met betrekking tot de aanslagen erfbelasting te worden afgewacht. Daarnaast zou de waarde van het landgoed [naam landgoed] beter moeten worden onderbouwd.
4.10.
Nu het oordeel van de kantonrechter is dat op dit moment niet kan worden uitgegaan van een negatieve nalatenschap is aan de taak van de executeur geen einde gekomen op grond van het bepaalde in artikel 4:149 lid 1 onder d BW in combinatie met artikel 4:202 lid 1 onder a. BW.
4.11.
Het voorgaande neemt echter niet weg dat de executeur executeur kan blijven. In deze procedure is naar voren gekomen dat de persoon van de executeur te zeer verweven is met de problematiek rondom de woonplaats van de erflater, waaruit de aanslagen erfbelasting zijn voortgevloeid. De executeur was lange tijd de fiscaal adviseur van de erflater en in die hoedanigheid was hij nauw betrokken bij de fiscale advisering van de erflater, waarvan gebleken is dat deze tot aan zijn overlijden financiële belangen in zowel Nederland als Italië had en in die zin keuzes heeft moeten maken ten aanzien van zijn fiscale status, waarover de executeur hem geadviseerd heeft. Naar het oordeel van de kantonrechter staat de hoedanigheid van fiscaal adviseur meer en meer aan een goede uitoefening van de taak als executeur in de weg, zodanig dat de kantonrechter de tijd gekomen acht een andere executeur in zijn plaats te benoemen.
4.12.
Het voorgaande houdt in dat de kantonrechter de executeur op de voet van artikel 4:149 lid 1 onder f. BW met ingang van heden ontslag zal verlenen en op de voet van artikel 8 lid 2 onder b. van het testament een vervanger zal benoemen.
4.13.
In de aanloop naar deze beschikking hebben partijen zich reeds kunnen uitlaten over de persoon van de vervanger van de executeur. Bij brief van 2 april 2022 heeft de gemachtigde van de dochters mevr. mr. M. de Waij, notaris te Arnhem, als
vereffenaarvoorgesteld. Dat laatste was in overeenstemming met het meer subsidiaire tegenverzoek van de dochters om te bepalen dat de taak van de executeur was geëindigd door de aanvang van de vereffening van de nalatenschap. Zoals hiervoor reeds is overwogen is van een aanvang van de vereffening vooralsnog geen sprake. Uit de brief van de gemachtigde van de executeur van 10 mei 2022 valt af te leiden dat partijen ook overeenstemming hebben bereikt over de benoeming van mevr. mr. M. de Waij als vervanger voor de executeur. Hierna zal als zodanig worden beslist.
4.14.
Teneinde daarover in een later stadium verschil van opvattingen te voorkomen zal de kantonrechter in afwijking van hetgeen daarover in artikel 8 lid 2 onder i. van het testament is bepaald bepalen dat de vervangende executeur wel recht heeft op loon en wel een loon dat in overeenstemming is met de Recofa-richtlijnen.
4.15.
Het feit dat de executeur als executeur ontslagen wordt betekent ook dat hij op de voet van artikel 4:151 BW rekening en verantwoording zal dienen af te leggen aan de vervanger. Deze verplichting vloeit voort uit de wet, zodat het niet noodzakelijk is deze verplichting in deze beschikking te bevestigen.
4.16.
Al het voorgaande bijeengenomen heeft tot gevolg dat de executeur geen belang meer heeft bij zijn inleidende primaire verzoek, zodat dat zal worden afgewezen. Zijn subsidiaire verzoek zal worden toegewezen, zoals hierna bepaald. Tegelijkertijd zal het subsidiaire tegenverzoek van de dochters onder (IV.) worden toegewezen. Daarentegen zullen de overige tegenverzoeken van de dochters worden afgewezen, ofwel omdat de dochters geen belang (meer) hebben bij deze tegenverzoeken, ofwel omdat de daartoe bepaalde tijd is verstreken. Dat laatste betreft het testamentaire afwikkelingsbewind, dat op grond van artikel 9 lid 2 onder b. van het testament intussen is vervallen.
4.17.
Uit het voorgaande vloeit ook voort dat de executeur geen testamentair beschermingsbewindvoerder in de zin van artikel 13 van het testament meer kan worden. Omdat niet uit te sluiten valt dat de in artikel 13 lid 2 onder a. en b. alsnog hun benoeming tot testamentair bewindvoerder zullen aanvaarden is het nu nog te vroeg om reeds op de voet van artikel 13 lid 2 laatste volzin een vervangend bewindvoerder te benoemen.
4.18.
Het tegenverzoek dat evenzeer zal worden afgewezen betreft het verzoek om de executeur in de proceskosten van de dochters te veroordelen. De kantonrechter ziet voldoende termen aanwezig om de proceskosten zodanig tussen partijen te verdelen dat elke partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
In het inleidende verzoek
- wijst het subsidiaire verzoek van de executeur toe, zoals hierna onder de tegenverzoeken is bepaald;
- wijst het verzoek van de executeur voor het overige af;
In de tegenverzoeken
- ontslaat de executeur met onmiddellijke ingang;
- benoemt tot vervanger van de executeur mevr. mr. M. de Waij, notaris te Arnhem;
- bepaalt dat de vervangende executeur in tegenstelling tot hetgeen bepaald is in artikel 8 lid 2 onder i. van het testament recht heeft op loon conform de Recofa-richtlijnen;
- wijst de overige tegenverzoeken af,
In het inleidende verzoek en de tegenverzoeken
- verdeelt de proceskosten zodanig tussen partijen dat elke partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.W.D. Bom, kantonrechter, op 24 juni 2022 en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.