Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.[verweerster 1] ,
[verweerster 2],
1.Het procesverloop
- het inleidend verzoekschrift, binnengekomen bij de griffie op 11 juni 2021, met 16 producties (nrs. 1 tot en met 16);
- het verweerschrift, tevens houdende tegenverzoeken, bij de griffie binnengekomen op 21 juni 2021, met elf producties (nrs. 1 tot en met 11);
- het verweerschrift op de zelfstandige tegenverzoeken, bij de griffie binnengekomen op 24 september 2021, met drie producties (nrs. 17 tot en met 19);
- de brief van mevr. mr. I.A. Koele van 13 oktober 2021 met vijf bijlagen (nrs. 1 tot en met 5);
- de brief van de gemachtigde van de executeur van 26 november 2021;
- de brief van mevr. mr. I.A. Koele van 3 december 2021 met twee bijlagen (nrs. 1 en 2);
- de brief van de gemachtigde van de executeur van 14 februari 2022;
- de brief van de gemachtigde van de executeur van 6 april 2022 met zes aanvullende producties (nrs. 20 tot en met 26);
- de brief van de gemachtigde van de dochters van 6 april 2022;
- de brief van de gemachtigde van de dochters van 28 april 2022 met bijlage;
- de brief van de gemachtigde van de executeur van 3 mei 2022;
- de brief van de gemachtigde van de executeur van 10 mei 2022;
- de brief van de gemachtigde van de executeur van 12 mei 2022;
- de brief van de gemachtigde van de dochters van 12 mei 2022.
2.De feiten
3.Het inleidende verzoek, de tegenverzoeken en het verweer daartegen
Primair: de executeur niet ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken;
Subsidiair: de zaak ten aanzien van alle verzoeken met uitzondering van het verzoek op de voet van artikel 147 van Boek 4 BW te verwijzen naar de kamer voor de behandeling van andere dan kantonzaken van de rechtbank en te bevelen dat de procedure in de stand waarin deze zich bevindt wordt voortgezet volgens de dagvaardingsprocedure, in welk geval de dochters concluderen tot afwijzing van de (in dat geval) vorderingen van de executeur;
Meer subsidiair: de verzoeken van de executeur af te wijzen. Verder verzoeken de dochters bij beschikking, waar mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, (I.) voor recht te verklaren dat de executeur vanaf 26 januari 2021 niet langer bevoegd is tot het beheer van de nalatenschap van de erflater als executeur; (II.) voor recht te verklaren dat de executeur door tijdsverloop sinds 21 januari 2021 geen afwikkelingsbewindvoerder meer kan zijn van de nalatenschap; (III.) voor recht te verklaren dat het beschermingsbewind over hetgeen de dochters uit de nalatenschap van hun vader hebben verkregen is geëindigd op 28 februari 2021;
Subsidiair(IV.) voor het geval wordt geoordeeld dat de executeur nog steeds executeur is, hem met onmiddellijke ingang als zodanig te ontslaan; (V.) voor het geval wordt geoordeeld dat de executeur beschermingsbewindvoerder is, dat bewind op te heffen, althans hem als bewindvoerder te ontslaan; (VI.) de executeur te veroordelen binnen een maand rekening en verantwoording aan de dochters als vereffenaars van de nalatenschap van hun vader af te leggen op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag met een maximum van € 1.000.000,--, en voorts zowel op het verzoek als het tegenverzoek de executeur te veroordelen in de kosten van het geding, salaris en op voorhand te begroten nasalaris voor de gemachtigde van de dochters daaronder begrepen, een en ander vermeerderd met de in artikel 119 van Boek 6 BW bedoelde wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na de beschikking.
4.De beoordeling
€ 3.284.880,- niet vermeld heeft, alsmede onvermeld laat dat het landgoed [naam landgoed] zonder de juiste vergunningen is verbouwd, zodat daarop de verplichting rust het landgoed in de oorspronkelijke staat te herstellen, hetgeen een prijsdrukkend effect heeft op de waarde van het landgoed, zo niet dat het landgoed in de huidige staat zelfs onverkoopbaar is.
vereffenaarvoorgesteld. Dat laatste was in overeenstemming met het meer subsidiaire tegenverzoek van de dochters om te bepalen dat de taak van de executeur was geëindigd door de aanvang van de vereffening van de nalatenschap. Zoals hiervoor reeds is overwogen is van een aanvang van de vereffening vooralsnog geen sprake. Uit de brief van de gemachtigde van de executeur van 10 mei 2022 valt af te leiden dat partijen ook overeenstemming hebben bereikt over de benoeming van mevr. mr. M. de Waij als vervanger voor de executeur. Hierna zal als zodanig worden beslist.