ECLI:NL:RBDHA:2022:7761

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
9939198 / CV EXPL 22-1732
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot wedertewerkstelling na schorsing wegens grensoverschrijdend gedrag

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 juli 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, Heembouw Wonen B.V. De werknemer vorderde wedertewerkstelling na een schorsing die volgde op meldingen van grensoverschrijdend gedrag tijdens een bedrijfsuitje. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever zorgvuldig had gehandeld door een onderzoek te laten uitvoeren naar de beschuldigingen. De werknemer had zich volgens de kantonrechter grensoverschrijdend of respectloos gedragen, wat in strijd was met de bedrijfscode. De kantonrechter weegt de belangen van de werknemer en de werkgever tegen elkaar af en concludeert dat de belangen van de werkgever zwaarder wegen. De werknemer blijft geschorst en zijn vorderingen worden afgewezen. De kantonrechter veroordeelt de werknemer tot betaling van de proceskosten aan de werkgever.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Leiden
IFD/C
Rolnummer: 9939198 / CV EXPL 22-1732
Datum: 28 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter op grond van artikel 254 Rv in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. C. de Bruin,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Heembouw Wonen B.V.,
gevestigd te Roelofarendsveen
,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.H. de Joode.
Partijen worden hierna kort aangeduid als “ [eiser] ” en “Heembouw”.

1.Procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- de dagvaarding van 28 juni 2022 met producties;
- de mail aan de zijde van Heembouw van 8 juli 2022 met als bijlage de eerste pagina van het verzoekschrift in de bodemprocedure en de brieven van 7 en 8 juli 2022 aan het kantongerecht te Leiden;
- de mail aan de zijde van [eiser] van 8 juli 2022;
- de akte van eiswijziging van [eiser] van 14 juli 2022 en de akte van eisvermeerdering en overlegging producties, met producties.
1.2.
Op 14 juli 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser] is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde en een student-stagiaire. Namens Heembouw zijn de heer [medewerker 1] en mevrouw [medewerker 2] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Beide partijen hebben pleitaantekeningen overgelegd.

2.Feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.
2.1.
[eiser] is na een jaar op detacheringsbasis op 1 april 2021 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Heembouw in de functie van Plan ontwikkelaar.
2.2.
In artikel 12 van de arbeidsovereenkomst staat dat een bedrijfscode geldt waarin onder andere gedragsregels zijn opgenomen waaraan medewerkers van het bedrijf zich dienen te houden. Volgens het artikel zal de werknemer de voortvloeiende verplichtingen uit de bedrijfscode nakomen. Ingevolge artikel 6 van de bedrijfscode worden ongewenste omgangsvormen niet getolereerd. In artikel 9 zijn de sancties op deze omgangsvormen genoemd en al naar gelang de ernst van de gedraging variëren zij van berisping, schorsing tot ontslag op staande voet.
2.3.
Op 19 mei 2022 heeft een bedrijfsuitje plaatsgevonden op Terschelling.
2.4.
Op 3 juni 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser] en de heren [medewerker 1] en [medewerker 3] van Heembouw. Aan [eiser] is medegedeeld dat er een klacht tegen hem is ingediend wegens grensoverschrijdend gedrag tijdens het personeelsuitje.
2.5.
Diezelfde dag is aan [eiser] een brief gestuurd met als onderwerp: ontoelaatbaar/grensoverschrijdend gedrag. De brief bevat onder andere de volgende tekst:

(…).
Wij hebben van een medewerkster de melding gekregen dat jij je ontoelaatbaar en ongepast jegens haar hebt gedragen. We hebben je met haar melding en de inhoud daarvan geconfronteerd en jij erkende dat dit zo heeft plaatsgevonden. We hebben je ook aangegeven dat er meerdere collega’s zijn die dit kunnen bevestigen. Diezelfde avond heb jij ook opmerkingen gemaakt tegen een aantal collega’s, waaruit deze collega’s hebben afgeleid dat jij hen bepaalde drugs zou willen aanbieden. Jij bevestigt dat je dit hebt gezegd, maar dat dit een grap was en jij geen drugs bij je had. Van deze opmerkingen hebben wij diverse meldingen gekregen.
Jouw gedrag jegens de medewerkster benoemde je als een ‘grapje’. De medewerkster zelf heeft dit echter niet als een grapje ervaren en heeft zelfs contact met jou in de afgelopen periode gedurende het werk zoveel mogelijk vermeden. Wij nemen deze situatie zeer serieus en hebben je erop gewezen dat ontoelaatbaar/grensoverschrijdend gedrag bij Heembouw niet wordt getolereerd. Mede doordat je hebt erkend zo te hebben gehandeld is de kans groot dat jouw positie door dit voorval moeilijk houdbaar zal blijven, mede ook gezien de hiërarchie die er vanuit jouw rol als planontwikkelaar is tussen jou en de bewuste medewerkster.
We hebben je in het gesprek de optie voorgehouden dat je de eer aan je zelf kan houden en kan besluiten om mee te werken aan beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Of je hiertoe bereid bent, is geheel jouw eigen keuze en die laat je ons uiterlijk maandag 6 juni a.s. weten.
Indien je besluit niet mee te werken met een beëindiging zoals hierboven beschreven, zullen we een officieel onderzoek starten. Dit kan leiden tot een ontslagprocedure. Tot nader orde, zo nodig hangende het onderzoek, stellen we je vrij van het verrichten van werkzaamheden en wordt je geacht niet op kantoor of andere werklocaties van Heembouw te verschijnen. (…)”.
2.6.
Op 5 juni 2022 heeft [eiser] als volgt gereageerd:
“(…) Deze brief beschrijft niet wat er besproken is.
Een formele reactie op de aangetekende brief zal ik opstellen in samenspraak met mijn advocaat. Deze reactie zal op z’n vroegst 7 juni 2022 worden verstuurd.
Ik respecteer de vrijstelling van werkzaamheden ondanks dat dit niet besproken is.
Het gegeven dat ik in het ongewis ben gelaten, mij werk wordt onthouden en een zorgvuldig onafhankelijk onderzoek niet heeft plaatsgevonden is voor mij heel pijnlijk en dit werkt beschadigend”
2.7.
Op 9 juni 2022 heeft de gemachtigde van [eiser] vervolgens bericht dat [eiser] betwist dat er sprake is geweest van ontoelaatbaar/grensoverschrijdend gedrag. Voorts dat [eiser] niet tijdens het gesprek op 3 juni 2022 op de hoogte is gebracht van de inhoud van de melding van de collega, en dat hij dus niet heeft erkend dat het “zo” is gegaan. Verder schrijft zij dat [eiser] stelt dat hij geen drugs heeft aangeboden aan collega’s. Zij verzoekt te bevestigen dat [eiser] weer wordt toegelaten tot zijn werk.
2.8.
Heembouw is niet bereid [eiser] toe te laten tot het werk. Zij heeft mevrouw [medewerker 4] een onderzoek laten doen en vier werknemers laten horen. Op 28 juni 2022 heeft zij de door mevrouw [medewerker 4] afgenomen verklaringen van de werknemers gemaild aan de gemachtigde van [eiser] . Tevens heeft zij gevraagd om de reactie van [eiser] hierop, en hem uitgenodigd voor een bespreking op kantoor.
2.9.
[eiser] was niet bereid om naar de bespreking te komen. Hij wenst te worden gehoord door een onafhankelijke onderzoeker en volgens hem is mevrouw [medewerker 4] dit niet.

3.Vordering en verweer

3.1.
[eiser] vordert na wijziging van zijn eis en intrekking van zijn vorderingen onder c en d om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening:
Heembouw te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis hem in staat te stellen zijn werkzaamheden op gebruikelijke wijze te hervatten in de functie van Plan ontwikkelaar met alle bevoegdheden en faciliteiten die hem krachtens de arbeidsovereenkomst toekomen, of een andere door de kantonrechter in goede justitie te bepalen wijze, onder verbeurte van een dwangsom van € 2.000,00 voor elke dag of gedeelte van een dag daarvan dat Heembouw in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen, en,
Heembouw te veroordelen tot betaling van de proceskosten, te voldoen binnen 7 dagen na dit vonnis, bij gebreke waarvan de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd wordt.
3.2.
[eiser] heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat aan de hem opgelegde schorsing geen serieus onderzoek naar alle feiten en omstandigheden is vooraf gegaan. Hij betwist dat er een zwaarwegend belang is voor de schorsing; volgens hem is er geen sprake van “een moedwillig en welbewust grensoverschrijdend handelen dat in strijd zou zijn met enige gedragscode”. Bovendien konden minder ingrijpende maatregelen volstaan, zoals werken vanuit huis. [eiser] loopt door de schorsing schade op aan zijn reputatie en zijn loopbaan.
3.3.
Heembouw voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.

4.Beoordeling

4.1.
In dit kort geding dient de kantonrechter te beoordelen of het belang van [eiser] om weer te worden toegelaten tot het werk zwaarder weegt dan het belang van Heembouw om [eiser] niet toe te laten tot het werk. Naar het oordeel van de kantonrechter wegen de belangen van Heembouw zwaarder, en wel op de volgende gronden.
4.2.
In de eerste plaats betaalt Heembouw het salaris van [eiser] door, zodat er geen financieel nadeel voor [eiser] is. In de tweede plaats betreft de periode dat [eiser] de werkzaamheden zal verrichten, een korte tijdspanne: Heembouw is gesloten van 1 tot en met 14 augustus, en [eiser] heeft vakantie op 28 en 29 juli en op 15 en 16 augustus. De zitting in de hoofdzaak zal plaatsvinden op 6 september, zodat de werkzame periode tot die zitting in totaal slechts 14 dagen bedraagt.
4.3.
Bovendien zijn er op dit moment vier verklaringen van werknemers op grond waarvan de kantonrechter aannemelijk acht dat [eiser] zich op 19 mei jongstleden grensoverschrijdend of respectloos heeft gedragen, hetgeen in strijd met de bedrijfscode is. Dit geldt in ieder geval ten opzichte van zijn collega [betrokkene] . Verder is volgens de kantonrechter aannemelijk dat [eiser] tegen twee collega’s opmerkingen heeft gemaakt die de indruk wekten dat hij hen drugs of andere geestverruimende middelen aanbood.
4.4.
Heembouw dient voorts als werkgever ook te waken voor de belangen van de andere werknemers, in dit geval bijvoorbeeld de belangen van mevrouw [betrokkene] ; de gebeurtenissen op 19 mei hebben volgens Heembouw nog immer grote impact op haar en het is voor haar van belang dat zij niet in contact komt met [eiser] .
4.5.
[eiser] heeft op zijn beurt naar voren gebracht dat de schorsing voor hem diffamerend is en dat hij schade oploopt ten aanzien van zijn reputatie en verdere loopbaan. Verder heeft hij verteld dat de schorsing een enorme impact op hem heeft en hij er wakker van ligt.
4.6.
Het eerste argument van [eiser] is niet los te zien van de redenen van de op nonactiefstelling, waarvan de kantonrechter hiervoor heeft geoordeeld deze op grond van de verklaringen van de vier collega’s aannemelijk te achten. Overigens heeft [eiser] niet onderbouwd of concreet gemaakt welke schade hij dan ondervindt. Dat [eiser] slecht slaapt, is natuurlijk vervelend voor hem, maar weegt niet op tegen de hiervoor voor 4.5 genoemde omstandigheden.
Thuiswerken?
4.7.
Volgens [eiser] kan hij alle dagen vanuit huis werken en kan er gemakkelijk een rooster worden opgesteld waarbij mevrouw [betrokkene] en hijzelf elkaar niet op de werkvloer zouden treffen. Volgens Heembouw is het echter zeer onwenselijk dat een Plan ontwikkelaar alleen vanuit huis werkt. Daar komt bij dat [eiser] op de zitting heeft bevestigd dat mevrouw [betrokkene] werkt op een afdeling die het project waaraan [eiser] werkt, ondersteunt.
4.8.
Allerlei andere organisatorische wijzigingen of wijzigingen in het rooster kunnen naar het oordeel van de kantonrechter niet van Heembouw verlangd worden, en al helemaal niet nu het gaat om een periode van 14 werkdagen tot de behandeling van de bodemzaak tussen partijen.
Onzorgvuldig handelen?
4.9.
De diverse verwijten van onzorgvuldigheid die [eiser] aan Heembouw maakt, zijn volgens de kantonrechter in dit kort geding niet aannemelijk geworden. Na de klacht van mevrouw [betrokkene] op 23 mei heeft Heembouw op 3 juni met [eiser] gesproken. Zij heeft daarbij de indruk gekregen dat [eiser] de klachten erkende, zoals zij schrijft in haar brief van 3 juni. Volgens [eiser] is de inhoud van de klacht op 3 juni niet met hem besproken, maar wel aan hem verteld dat er een klacht is ingediend door een medewerkster wegens grensoverschrijdend gedrag tijdens het bedrijfsfeest op Terschelling op 19 mei jongstleden (pleitnota nummer 10). Voor de kantonrechter is daarmee aannemelijk dat het [eiser] duidelijk was wat hem werd verweten: [eiser] heeft zelf verklaard dat hij op het feest op Terschelling na het vallen van een glas heeft besloten om de schoenzolen van de collega’s te controleren, dat hij op een gegeven moment bij een tafel kwam en een zwevend been zag, dat hij het been heeft opgetild en een likkende beweging naar collega’s heeft gemaakt als grapje, waarna hij de voet weer heeft laten zakken. Verder heeft hij verklaard dat hij aan mevrouw [betrokkene] voor zijn gedrag op 20 mei jongstleden zijn excuses heeft aangeboden. Voorts is uitdrukkelijk in de brief van 3 juni gemeld dat met [eiser] is besproken dat hij tegen collega’s de indruk heeft gewekt dat hij hen drugs aanbood; hierover heeft [eiser] ter zitting verklaard dat hij zich dit niet kan herinneren. [eiser] stelt nog over het gesprek van 3 juni dat het kort heeft geduurd en dat hem (slechts) twee vragen zijn gesteld, maar hij laat na te melden welke vragen dat zijn.
4.10.
Tevens heeft Heembouw aangekondigd dat zij een onderzoek zal starten, als zij niet met [eiser] tot overeenstemming komt over het einde van de arbeidsovereenkomst. [eiser] heeft op 5 juni gereageerd zoals onder 2.6 weergegeven; hij geeft onder andere aan de vrijstelling van zijn werkzaamheden te respecteren. Toen het partijen vervolgens niet lukte om tot overeenstemming te komen, heeft Heembouw mevrouw [medewerker 4] de opdracht tot het onderzoek gegeven zoals Heembouw had aangekondigd. Eerder was er geen reden voor een dergelijk onderzoek. De resultaten van dat onderzoek heeft Heembouw op 28 juni jongstleden aan de gemachtigde van [eiser] gestuurd, met een verzoek om een reactie daarop en de bevestiging van een gesprek op 29 juni. [eiser] heeft geen reactie op de verklaringen gegeven en heeft het gesprek afgezegd.
4.11.
Aldus heeft Heembouw volgens de kantonrechter zorgvuldig gehandeld. Na de klacht heeft Heembouw met [eiser] gesproken. [eiser] heeft diverse mogelijkheden gekregen om te reageren. Uiteindelijk heeft Heembouw mevrouw [medewerker 4] opdracht gegeven met vier medewerkers te spreken. [eiser] heeft niet duidelijk gemaakt om welke reden het onderzoek door mevrouw [medewerker 4] niet deugdelijk zou zijn: volgens [eiser] heeft mevrouw [medewerker 4] een selectief aantal collega’s gehoord. Volgens Heembouw betreft het echter juist de collega’s die iets hebben waargenomen van de gedraging van [eiser] ; het heeft volgens haar geen zin werknemers te horen die niets hebben gezien.
Conclusie
4.12.
Uit het voorgaande volgt dat de kantonrechter de vorderingen van [eiser] zal afwijzen en [eiser] zal veroordelen tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Heembouw.

5.Beslissing

De kantonrechter in kort geding, bij wijze van voorlopige voorziening:
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Heembouw vastgesteld op € 747,00 als het aan de gemachtigde toekomende salaris, onverminderd de eventueel over deze kosten verschuldigde btw;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. I.F. Dam en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juli 2022.