ECLI:NL:RBDHA:2022:7757

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
9329548 RP VERZ 21-50459
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer met betrekking tot onjuiste urenregistratie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen TSG Netherlands B.V. en een werknemer. De werkgever, TSG, had verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer, die herhaaldelijk niet-werkgerelateerde bezigheden als gewerkte uren had ingeboekt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer in de jaren 2019 en 2020 onterecht uren heeft geregistreerd, wat leidde tot een patroon van onjuiste opgaven om een hoger salaris te ontvangen. Dit gedrag werd als ernstig verwijtbaar beschouwd, waardoor de werkgever niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten.

De werknemer voerde aan dat hij arbeidsongeschikt was en dat het gebruik van het tijdschrijfsysteem door TSG een schending van zijn privacy was. De kantonrechter oordeelde echter dat de werknemer onvoldoende specifiek verweer had gevoerd tegen de beschuldigingen van de werkgever. De kantonrechter concludeerde dat de onjuiste opgaven van gewerkte uren in 2021 niet op zichzelf stonden, maar onderdeel waren van een jarenlang patroon van misbruik.

De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 1 mei 2022, zonder recht op een transitievergoeding voor de werknemer. Daarnaast werd de werknemer veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van TSG waren vastgesteld op € 1.503,-. De kantonrechter wees ook de vordering van TSG tot terugbetaling van onterecht betaald loon af, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
NvE/c
Zaaknummer: 9329548 RP VERZ 21-50459
Uitspraakdatum: 29 maart 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap TSG Netherlands B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
verzoekende partij, verder te noemen: TSG,
gemachtigde: mr. P.P.H. Verheijden,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij, verder te noemen: [de werknemer] ,
gemachtigde: mr. J.A.C.M. van Ginniken (FNV).

1.Het procesverloop

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- de (tussen)beschikking van 24 september 2021;
- de akte uitlaten bewijslevering zijdens TSG met producties;
- de antwoord akte bewijslevering, tevens houdende eisvermeerdering zijdens [de werknemer] met producties.
1.2.
Vervolgens is de beschikking bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
[de werknemer] stelt zich op het standpunt dat door overlegging van de deskundigenoordelen van het UWV van 20 juli 2021 en 7 oktober 2021 het redelijk vermoeden van fraude is komen te vervallen, omdat [de werknemer] over de periode van 1 januari 2021 tot en met 16 april 2021 arbeidsongeschikt was en om die reden genoodzaakt was om voor zich extra pauzes in te lassen om niet opnieuw om te vallen. Dat brengt mee, aldus [de werknemer] , dat TSG niet gerechtigd was om het tijdschrijfsysteem te gebruiken ter controle van het functioneren van [de werknemer] . Dat is een schending van zijn privacy. Hij verzoekt dan ook dat de kantonrechter terug komt op zijn eerdere beslissing om TSG in de gelegenheid te stellen om nader bewijs te overleggen van verwijtbaar handelen.
2.2.
De kantonrechter ziet in het nieuw overgelegde deskundigenoordeel van 7 oktober 2021 - die van 20 juli 2021 was immers al eerder overgelegd - geen aanleiding om terug te komen op zijn eerdere beslissingen en overwegingen in de beschikking van 24 september 2021. De vraag of [de werknemer] arbeidsongeschikt was op 26 mei 2021 heeft nimmer ten grondslag gelegen aan enige overweging die heeft geleid tot de bewijsopdracht aan TSG. Die bewijsopdracht is gegeven omdat TSG zich op het standpunt stelt dat [de werknemer] (in ieder geval) vanaf januari 2019 structureel privétijd als werktijd registreert, hetgeen [de werknemer] heeft betwist. Dat TSG daarvoor onder andere het tijdschrijfsysteem gebruikt leidt nog niet als vanzelfsprekend tot een schending van de privacy van [de werknemer] .
2.3.
Zoals gezegd is TSG in de gelegenheid gesteld haar stelling te bewijzen dat [de werknemer] in 2019 en 2020 stelselmatig privétijd heeft opgenomen in de timesheet als werktijd en daarmee onjuiste opgaven heeft gedaan van zijn gewerkte uren om zo een hoger salaris uitbetaald te krijgen. Daartoe heeft zij de reeds overgelegde documenten – ingediende urenstaten, overzicht TomTom-systeem en data uit het TSG servicesysteem – gecombineerd en als nieuw overzichtsdocument overgelegd. Daarbij is toegelicht dat bij de rode markering TSG het stopmoment wel kan herleiden aan werkzaamheden/interventies, maar dat de geklokte tijden afwijken. Zo blijkt dat [de werknemer] aankomt op de locatie, de werktijd start, maar de werkzaamheden volgens het TSG servicesysteem niet worden gestart. Vervolgens blijkt dat uit het TSG servicesysteem dat [de werknemer] klaar is met de werkzaamheden, maar dat de werktijd doorloopt. [de werknemer] gaat in dergelijke gevallen na aankomst op de locatie van de interventie niet direct aan de slag en hij vertrekt na afronding van de interventie niet direct vanaf de interventielocatie. Verder volgt uit de data van het TomTom-systeem wanneer [de werknemer] wegrijdt vanaf zijn thuisadres en wanneer hij daar weer aankomt. Uit het overzichtsdocument blijkt dat [de werknemer] regelmatig de werktijd laat ingaan terwijl hij nog niet weggereden is vanaf zijn thuisadres en dat hij de werktijd laat doorlopen terwijl hij al thuis is.
Uit de oranje markering kan volgens TSG het stopmoment op geen enkele wijze worden
gerelateerd aan werkzaamheden of interventies.
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat [de werknemer] , gelet op de gedetailleerde weergave van TSG, onvoldoende specifiek verweer heeft gevoerd. Hij heeft zich alleen in algemene termen verweerd dat op de locatie niet altijd te zien is waar je moet zijn en dat het soms even duurt voordat je de juiste contactpersoon of sleutel hebt. Het systeem registreert wel dat je op locatie bent, maar je bent nog niet begonnen met de werkzaamheden. Verder moet de administratie worden ingevuld, materialen aanpassen, in- of terugboeken, bus ordenen en e-mails lezen. Hier en daar verwijst [de werknemer] naar omstandigheden die zouden volgen uit zijn eigen bijgehouden schriftelijke administratie, maar die administratie is niet ter onderbouwing overgelegd. Deze algemeenheden verklaren weliswaar enig verschil tussen de verschillende systemen, maar niet de vele extra minuten werktijd over 209 werkdagen in de periode januari 2019 tot en met februari 2021. Die extra uren varieerden tussen de 76 en 446 minuten extra werktijd per dag.
2.5.
Op grond van het voorgaande is met voldoende mate van zekerheid komen vast te staan dat [de werknemer] herhaaldelijk niet-werkgerelateerde bezigheden heeft gehad die hij in strijd met de waarheid als gewerkte uren heeft ingeboekt en heeft laten uitbetalen. Daarmee heeft TSG genoegzaam het benodigde bewijs geleverd voor de jaren 2019 en 2020. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de onjuiste opgaven van gewerkte uren in 2021 niet meer op zichzelf staan, maar dat sprake is van een jarenlang patroon van onjuiste opgaven om een hoger salaris uitbetaald te krijgen, en daarmee van ernstig verwijtbaar handelen van [de werknemer] , zodanig dat van TSG in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Dat betekent dat de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de e-grond toewijsbaar is en dat de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2022 wordt ontbonden. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure. Omdat ontbonden wordt vanwege ernstig verwijtbaar handelen van [de werknemer] is TSG geen transitievergoeding verschuldigd. De tegenverzoeken van [de werknemer] zullen dan ook worden afgewezen.
2.6.
TSG vordert voorts terugbetaling van het aan [de werknemer] onverschuldigd betaalde loon. Uit het overzicht dat als productie 16 is overgelegd blijkt dat [de werknemer] totaal 4.756 minuten onterecht heeft geschreven in januari, februari en maart 2021. Dat is omgerekend 79,27 uren of wel een bedrag van € 1.735.94, gezien het uurtarief van [de werknemer] van € 21,90. Hoewel vastgesteld kan worden dat [de werknemer] meer uren heeft geschreven dan hij daadwerkelijk heeft gewerkt, is de kantonrechter van oordeel dat vooralsnog onvoldoende duidelijk is hoe zich dat precies heeft vertaald in het teveel ontvangen salaris. Uit de salarisspecificatie van maart 2021 blijkt immers dat slechts een bedrag van € 330,91 op basis van 14,5 uur aan overuren is uitbetaald, terwijl op grond van productie 16 er aanzienlijk meer overuren zouden zijn. De vordering van TSG op dit onderdeel is dan ook onvoldoende onderbouwd en zal daarom worden afgewezen.
2.7.
[de werknemer] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 mei 2022;
3.2.
veroordeelt [de werknemer] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van TSG vastgesteld op € 1.503,-, waarvan € 996,- als het aan de gemachtigde van TSG toekomende salaris;
3.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. N.F.H. van Eijk en op 29 maart 2022 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.