ECLI:NL:RBDHA:2022:7747

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
NL21.19097
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Iraakse vrouw wegens gebrek aan geloofwaardige dreiging met eerwraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juli 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Iraakse vrouw, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel na te zijn aangehouden op Schiphol wegens het in bezit hebben van valse reisdocumenten. Eiseres stelt dat zij bedreigd wordt met eerwraak door haar halfbroers vanwege haar verblijf in Nederland zonder mannelijke bescherming. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag afgewezen, omdat de dreiging met eerwraak niet geloofwaardig werd geacht. De rechtbank heeft de zaak op 16 juni 2022 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank concludeert dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar halfbroers op de hoogte zijn van haar verblijf in vreemdelingenbewaring en dat zij bij terugkeer naar Irak een reëel risico loopt op eerwraak. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de afwijzing van de asielaanvraag deugdelijk heeft gemotiveerd en dat er geen strijd is met artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.19097

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer]
mede namens haar minderjarige kind
[minderjarige]
geboren op: [geboortedag 1] 2021
(gemachtigde: mr. B.J.P.M. Ficq),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopBij besluit van 12 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft nadere gronden ingediend.
Verweerder heeft een aanvullend verweer uitgebracht.
De rechtbank heeft het beroep op 16 juni 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen Z. Karem. Verweerder heeft zich voor de zitting afgemeld.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1.1.
Eiseres, geboren op [geboortedag 2] 1983 met de Iraakse nationaliteit, heeft de asielaanvraag ingediend nadat zij en haar echtgenoot [A] (hierna te noemen: echtgenoot), met de Britse nationaliteit, bij hun doorreis naar het Verenigde Koninkrijk werden aangehouden op Schiphol wegens het in bezit zijn van valse reisdocumenten. Eiseres is toen tijdelijk in vreemdelingenbewaring gesteld.
1.2.
Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij in Nederland via haar zus in Koerdistan heeft vernomen dat haar halfbroers haar met de dood hebben bedreigd omdat eiseres in Nederland in de gevangenis (vreemdelingenbewaring) heeft gezeten. De halfbroers van eiseres accepteren het niet dat zij als vrouw alleen, zonder mannelijke bescherming, in een westers land heeft verbleven. Bij een terugkeer naar Irak zal eiseres daar alleen moeten wonen en dit zal niet worden geaccepteerd door haar halfbroers. Haar halfbroers zullen haar mede hierom vermoorden.
Het bestreden besluit
2. Verweerder acht de door eiseres opgegeven identiteit, nationaliteit en herkomst, en haar huwelijk met de echtgenoot geloofwaardig, maar acht de dreiging met eerwraak vanwege het verblijf van eiseres in vreemdelingenbewaring in Nederland niet geloofwaardig. Verweerder vindt de geloofwaardig geachte verklaringen van eiseres onvoldoende zwaarwegend voor de verlening van een verblijfsvergunning asiel.
Wat stellen partijen in beroep?
Standpunt eiseres
3. Verweerder acht ten onrechte ongeloofwaardig dat eiseres door haar halfbroers met eerwraak wordt bedreigd. Zo heeft eiseres uitgelegd waarom zij haar zussen in vertrouwen heeft genomen. Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd dat voor eergerelateerd geweld bescherming door de Koerdische autoriteiten in het KAR-gebied mogelijk is. Eiseres voldoet aan de voorwaarden in het landgebonden beleid [1] op grond waarvan aan een alleenstaande vrouw uit Irak een verblijfsvergunning asiel wordt verleend. Verder heeft verweerder volgens eiseres ten onrechte niet in de beoordeling betrokken dat haar echtgenoot vluchteling is en dat het onduidelijk is of de dochter van eiseres, die de Britse nationaliteit [2] heeft, ook de Iraakse nationaliteit heeft.
Standpunt verweerder
4. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar halfbroers op de hoogte zijn dat eiseres in vreemdelingenbewaring heeft gezeten. Niet valt in te zien dat de echtgenoot van eiseres haar niet zou kunnen vergezellen indien zij terugkeert naar Irak. Reeds hierom kan het beroep van eiseres op het beleid ten aanzien van alleenstaande vrouwen uit Irak niet slagen. Het standpunt in het bestreden besluit met betrekking tot het kunnen verkrijgen van bescherming in het KAR-gebied is ten overvloede. Eiseres heeft niet aangetoond dat haar dochter haar niet zou kunnen vergezellen naar Irak. Het beroep op artikel 8 EVRM [3] slaagt daarom volgens verweerder ook niet.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Vrees voor eergerelateerd geweld
5. Verweerder heeft deugdelijk gemotiveerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij te vrezen heeft voor eerwraak door haar halfbroers.
5.1.
Daargelaten of eiseres kan worden gevolgd in haar stelling dat zij haar zussen heeft geïnformeerd over haar verblijf in vreemdelingenbewaring in Nederland, stelt verweerder niet ten onrechte dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar zussen deze informatie aan haar halfbroers hebben doorgegeven. Eiseres heeft in het nader gehoor en in de correcties en aanvullingen daarop, niet nader geconcretiseerd waaruit blijkt dat haar halfbroers deze informatie hebben gekregen. Eerst in de zienswijze heeft eiseres gesteld dat haar halfbroer haar zus onder druk zou hebben gezet om informatie over de verblijfsplaats van eiseres te verstrekken. Deze stelling heeft verweerder niet ten onrechte niet overtuigend geacht, nu eiseres heeft verklaard dat haar halfbroer afstand van haar heeft genomen sinds zij getrouwd is en haar zussen inmiddels ook getrouwd zijn en niet meer van deze halfbroer afhankelijk zijn.
5.2.
Nu eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar halfbroers op de hoogte van haar verblijfsomstandigheden in Nederland zijn, heeft verweerder kunnen stellen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Irak een risico loopt om slachtoffer te worden van eerwraak. De rechtbank komt daarom niet toe aan een beoordeling van de gronden die eiseres over de bescherming door de autoriteiten in het KAR-gebied heeft aangevoerd.
Alleenstaande vrouw
5.3.
Verweerder heeft verder niet ten onrechte niet aannemelijk geacht dat de echtgenoot van eiseres haar niet kan vergezellen bij terugkeer naar Irak. De echtgenoot is immers meerdere keren naar Irak gereisd, onder andere voor zijn huwelijk met eiseres. Gelet hierop is de niet nader onderbouwde stelling dat de echtgenoot niet in Irak kan verblijven vanwege zijn Britse nationaliteit of omdat hij vluchteling zou zijn, onvoldoende voor een ander oordeel. Verweerder heeft dan ook kunnen stellen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij als gehuwde vrouw alleen zal moeten gaan wonen in Irak. Eiseres valt daarom niet onder het beleid dat verweerder ten aanzien van alleenstaande vrouwen uit Irak voert.
8 EVRM
6. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eiseres niet heeft aangetoond dat haar dochter haar niet zou kunnen vergezellen. Beide ouders van het kind zijn uit Irak afkomstig. De enkele stelling van eiseres, dat niet duidelijk is of haar dochter ook de Iraakse nationaliteit heeft, is onvoldoende om er van uit te kunnen gaan dat de dochter van eiseres haar niet zou mogen vergezellen. Verweerder heeft zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit niet tot scheiding van de gezinsleden leidt. De weigering om een verblijfsvergunning aan eiseres te verlenen levert onder deze omstandigheden geen strijd met artikel 8 EVRM op.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Paragraaf C7/15.4.4. van de Vreemdelingencirculaire 2000.
2.Op 26 februari 2022 is aan de dochter van eiseres door de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk een nationaal paspoort verleend met een geldigheidsduur tot 26 februari 2027.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).