ECLI:NL:RBDHA:2022:7743

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
C/09/622326 / FA RK 21-8473
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en verdeling van huwelijksgemeenschap tussen partijen met verschillende nationaliteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 april 2022 een beschikking gegeven in het kader van een echtscheiding tussen een vrouw met de Nederlandse nationaliteit en een man met de Iraakse nationaliteit. De vrouw had op 3 december 2021 een verzoekschrift ingediend tot echtscheiding, waarbij zij stelde dat het huwelijk duurzaam was ontwricht. De rechtbank oordeelde dat, gezien de verblijfplaats van de vrouw in Nederland en haar langdurig verblijf daar, de Nederlandse rechter rechtsmacht had om over het verzoek tot echtscheiding te oordelen. Op basis van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek werd vastgesteld dat Nederlands recht van toepassing was op het verzoek tot echtscheiding.

De rechtbank heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen, aangezien de man geen verweerschrift had ingediend. Daarnaast heeft de vrouw verzocht om de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De rechtbank oordeelde dat, nu de Nederlandse rechter rechtsmacht had over het verzoek tot echtscheiding, deze ook rechtsmacht had over de verdeling van het huwelijksvermogensregime. De rechtbank concludeerde dat het huwelijksvermogensstelsel van partijen, gezien de omstandigheden, het nauwst verbonden was met Nederland. De rechtbank heeft het verzoek tot verdeling van de huwelijksgemeenschap toegewezen, waarbij aan iedere partij het verschil in banksaldo per datum huwelijk en de datum van ontbinding van de gemeenschap werd toegedeeld.

De beschikking is gegeven door mr. drs. W.G. de Boer en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier mr. N.C. Gantenbein. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag, binnen de gestelde termijnen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Familie
zaaknummer / rekestnummer: C/09/622326 / FA RK 21-8473
Beschikking d.d. 28 april 2022 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[naam 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. K. Moene, gevestigd te 's-Gravenhage,
tegen
[naam 2] ,
zonder bekende woon en/of verblijfplaats binnen en buiten Nederland,
hierna te noemen de man.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 3 december 2021;
- het betekeningsexploot;
- het F9-formulier van 16 december 2021 van de zijde van de vrouw.
1.2.
Binnen de daarvoor gestelde termijn is door de man geen verweerschrift ingediend.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [datum huwelijk] 2020 te [huwelijksplaats] , Irak. De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit. De man heeft de Iraakse nationaliteit.
2.2.
Scheiding
2.2.1.
De vrouw heeft verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Zij heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
2.2.2.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van de vrouw zich in Nederland bevond en deze daar sinds ten minste een jaar onmiddellijk voorafgaand aan die indiening verblijfplaats had, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
2.2.3.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
2.2.4.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als niet weersproken en op de wet gegrond, worden toegewezen.
2.3.
Verdeling
2.3.1.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de tussen de partijen bestaande gemeenschap van goederen wordt verdeeld op de door haar voorgestelde wijze.
2.3.2.
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensregime van partijen.
2.3.3.
Op het huwelijksvermogensstelsel van partijen is de Verordening huwelijksvermogensstelsels van toepassing.
2.3.4
Niet is gesteld of gebleken dat partijen ten aanzien van het huwelijksvermogensstelsel een geldige rechtskeuze hebben uitgebracht.
2.3.5
Nu partijen hun eerste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats na de huwelijkssluiting niet op het grondgebied van dezelfde staat vestigden en zij op het tijdstip van de huwelijkssluiting geen gemeenschappelijk nationaliteit bezaten, wordt krachtens artikel 26, eerste lid, onder c van de Verordening hun huwelijksvermogensstelsel beheerst door het recht van de staat waarmee partijen samen op het tijdstip van de huwelijkssluiting, alle omstandigheden in aanmerking genomen, de nauwste band hadden. Het huwelijksvermogensstelsel van partijen is, alle omstandigheden in aanmerking genomen, het nauwst verbonden met Nederland.
2.3.6.
De rechtbank zal het verzoek met betrekking tot de vaststelling van de verdeling als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [huwelijksplaats] , Irak op
[datum huwelijk] 2020;
3.2.
stelt de verdeling van de huwelijksgemeenschap als volgt vast, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand:
1. aan ieder der partijen wordt toegedeeld het verschil in banksaldo per [datum huwelijk] 2020 en de datum ontbinding gemeenschap (zijnde 3 december 2021) van de op eigen naam staande bankrekening(en), zonder nadere verrekening van de saldi;
2. verklaart voor recht dat geen andere goederen tot de huwelijksgoederengemeenschap behoren;
3.3.
verklaart de beslissing met betrekking tot de verdeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. drs. W.G. de Boer, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. N.C. Gantenbein op 28 april 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.