ECLI:NL:RBDHA:2022:7740

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
NL21.14887
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel wegens onvoldoende motivering van geloofwaardigheid seksuele geaardheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juli 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser, een Nigeriaanse man geboren in 1985, heeft aangevoerd dat hij vreest voor vervolging in Nigeria vanwege zijn biseksualiteit en zijn lidmaatschap van een cultgroep. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, waarbij hij de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser over zijn seksuele geaardheid en zijn verleden bij de cultgroep in twijfel trok. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat de staatssecretaris de Werkinstructie 2019/17 niet correct heeft toegepast en dat hij onvoldoende is gehoord over zijn situatie in Nederland.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet ter zitting is verschenen en geen verweerschrift heeft ingediend, waardoor de rechtbank niet in staat was om de argumenten van de staatssecretaris te beoordelen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende vragen heeft gesteld over de relatie van eiser in Nederland en zijn kennis van de situatie van lhbti's, wat relevant is voor de beoordeling van zijn seksuele geaardheid. Hierdoor is het horen niet in overeenstemming met de geldende richtlijnen uitgevoerd.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank de staatssecretaris ook heeft veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en motivering in asielprocedures, vooral met betrekking tot de geloofwaardigheid van verklaringen van asielzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.14887

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Martens),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopBij besluit van 12 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 16 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J.E. Hynd. Verweerder heeft zich afgemeld voor de zitting.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft gesteld dat hij is geboren op [geboortedag] 1985 en de Nigeriaanse nationaliteit heeft. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Nigeria vreest te worden vermoord door leden van de cultgroep [groepering] , waarvan hij lid is geweest, en dat hij biseksueel is, wat in Nigeria strafbaar is gesteld. Eiser loopt vanwege zijn seksuele geaardheid bij terugkeer naar Nigeria een risico op vervolging en onmenselijke behandeling.
Het bestreden besluit
2. Verweerder acht de door eiser opgegeven identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig, maar niet zijn verklaringen over zijn lidmaatschap bij, en zijn problemen met, de cultgroep [groepering] , en zijn gestelde biseksuele geaardheid. Verweerder heeft de asielaanvraag daarom afgewezen als ongegrond. [1]
Wat stelt eiser in beroep?
3. Eiser voert, kort samengevat, aan dat verweerder zijn asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig acht. Verweerder heeft Werkinstructie 2019/17 (WI 2019/17) onvoldoende in acht genomen. Uit het bestreden besluit blijkt niet dat de coördinator, bedoeld in WI 2019/17, is geraadpleegd. Over de situatie in Nederland zijn in het nader gehoor slechts drie vragen aan eiser gesteld en met betrekking tot zijn relatie in Nederland zijn in het geheel geen vragen gesteld. Verweerder moet eiser hierover aanvullend horen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet ter zitting is verschenen en geen
verweerschrift heeft ingediend. Verweerder heeft dan ook geen reactie gegeven op de door eiser in beroep aangevoerde gronden. Dit komt voor rekening en risico van verweerder. De rechtbank stelt vast dat aan eiser naar aanleiding van zijn verklaring in het nader gehoor (pagina 41) dat hij in Nederland een partner heeft, geen vragen zijn gesteld over deze relatie. Ook is er niet doorgevraagd over zijn kennis van de Nederlandse situatie van lhbti’s, terwijl zijn antwoorden op deze punten hiertoe wel aanleiding gaven. Het horen is dus niet in overeenstemming met paragraaf 2.1.3 van WI 2019/17 verricht en de gestelde biseksuele geaardheid is in zoverre niet zorgvuldig onderzocht. De verklaringen van een vreemdeling over zijn relaties en kennis van de situatie van lhbti’s in Nederland, zijn immers relevant bij de beoordeling van een gestelde seksuele gerichtheid en moeten worden meegenomen in de integrale beoordeling of verweerder een gestelde seksuele gerichtheid al dan niet geloofwaardig acht.
5. Nu eiser over de situatie en zijn relatie in Nederland onvoldoende is bevraagd, heeft verweerder eiser ten onrechte tegengeworpen dat hij hierover niet voldoende gedetailleerd heeft verklaard.
6. Verder heeft eiser aangevoerd dat niet is gebleken dat de coördinator, bedoeld in WI 2019/17, is geraadpleegd. Verweerder heeft ook op deze beroepsgrond geen reactie gegeven zodat de rechtbank niet kan vaststellen of deze coördinator is geraadpleegd.
7. Gezien het vorenstaande heeft verweerder zijn conclusie over de geloofwaardigheid
van de seksuele geaardheid van eiser niet deugdelijk gemotiveerd.
8. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden
besluit wegens strijd met het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel. [2] De rechtbank acht het niet opportuun om de overige door eiser aangevoerde beroepsgronden te beoordelen, nu het aan verweerder is een nieuwe integrale geloofwaardigheidsbeoordeling te maken. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
9. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door
eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
-
vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een
nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.