In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juli 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser, een Nigeriaanse man geboren in 1985, heeft aangevoerd dat hij vreest voor vervolging in Nigeria vanwege zijn biseksualiteit en zijn lidmaatschap van een cultgroep. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, waarbij hij de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser over zijn seksuele geaardheid en zijn verleden bij de cultgroep in twijfel trok. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat de staatssecretaris de Werkinstructie 2019/17 niet correct heeft toegepast en dat hij onvoldoende is gehoord over zijn situatie in Nederland.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet ter zitting is verschenen en geen verweerschrift heeft ingediend, waardoor de rechtbank niet in staat was om de argumenten van de staatssecretaris te beoordelen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende vragen heeft gesteld over de relatie van eiser in Nederland en zijn kennis van de situatie van lhbti's, wat relevant is voor de beoordeling van zijn seksuele geaardheid. Hierdoor is het horen niet in overeenstemming met de geldende richtlijnen uitgevoerd.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank de staatssecretaris ook heeft veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en motivering in asielprocedures, vooral met betrekking tot de geloofwaardigheid van verklaringen van asielzoekers.