ECLI:NL:RBDHA:2022:774
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. W.A. Berghuis, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de asielaanvraag van verzoeker op 12 oktober 2021 had afgewezen als kennelijk ongegrond. De zitting vond plaats op 18 november 2021 in Breda, waar verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk, K.E. Sanz. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. M.M.E. Disselkamp.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er reeds een uitspraak is gedaan in een gerelateerde zaak (NL21.16163), waarin het beroep van verzoeker is behandeld. Gezien deze uitspraak heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Daarnaast is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, in aanwezigheid van griffier mr. N.H. de Zeeuw, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.