ECLI:NL:RBDHA:2022:7733

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
NL21.13742
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens onvoldoende onderbouwing van vrees voor rekrutering door geheime gemeenschap in Nigeria

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juli 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse man geboren in 1999, heeft asiel aangevraagd op basis van de vrees voor gedwongen rekrutering door een geheime gemeenschap, de Ogboni. Eiser heeft verklaard dat hij uit Nigeria is gevlucht omdat hij niet wil toetreden tot deze gemeenschap, waar zijn vader lid van was. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag afgewezen, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk te vrezen heeft voor rekrutering door de gemeenschap. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 juni 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser over zijn situatie en de gemeenschap tegenstrijdig en onvoldoende gedetailleerd waren. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de afwijzing van de asielaanvraag deugdelijk had gemotiveerd en dat de vrees van eiser niet aannemelijk was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen vier weken na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.13742

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.E. Muller),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopBij besluit van 22 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 16 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Idemudia. Verweerder heeft zich afgemeld voor de zitting.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser, geboren op [geboortedag] 1999 en van Nigeriaanse nationaliteit, heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij uit Nigeria is gevlucht vanwege de geheime gemeenschap [gemeenschap] (hierna: [gemeenschap]). Zijn vader was lid van de [gemeenschap] en heeft voor zijn dood in 2000, eiser als zijn opvolger bij de [gemeenschap] aangewezen. Leden van de [gemeenschap] zijn meerdere keren bij de moeder van eiser langs geweest om te vertellen dat eiser zich op zijn achttiende levensjaar bij de [gemeenschap] moet voegen. Eiser wil dat niet en heeft daarom op zeventienjarige leeftijd het land verlaten. Eiser vreest dat hij bij terugkeer naar Nigeria door de [gemeenschap] zal worden vermoord als hij zich niet bij hen aansluit.
Het bestreden besluit
2. Verweerder acht de door eiser opgegeven identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. De gestelde rekrutering door de [gemeenschap] acht verweerder ongeloofwaardig omdat eiser over de [gemeenschap] en zijn eigen situatie niet gedetailleerde, tegenstrijdige, en ongerijmde verklaringen heeft afgelegd. Verweerder vindt de vrees van eiser bij terugkeer niet aannemelijk en wijst de asielaanvraag daarom af als ongegrond. [1]
Wat stelt eiser in beroep?
3. Verweerder werpt eiser ten onrechte tegen dat hij niet veel over de [gemeenschap] weet. De [gemeenschap] is een geheime gemeenschap waarover informatie moeilijk is te krijgen. Eiser heeft voldoende onderbouwd dat hij gegronde vrees voor de [gemeenschap] heeft, omdat hij gedwongen gerekruteerd zal worden. Uit de door hem aangehaalde informatiebronnen [2] blijkt dat niet uit te sluiten valt dat hij bij terugkeer een risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [3] loopt. Verweerder gaat hieraan ten onrechte voorbij.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Het betoog van eiser slaagt niet. Verweerder heeft deugdelijk gemotiveerd waarom eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij voor (gedwongen) rekrutering door de [gemeenschap] te vrezen heeft.
4.1.
Verweerder heeft niet ten onrechte gesteld dat eiser over de groep van zijn vader bij de [gemeenschap] onvoldoende gedetailleerd heeft verklaard. Hij heeft alleen de naam en twee kenmerken van de groep genoemd en gesteld dat de groep heel groot is, maar heeft verder geen details kunnen geven. Over de reden waarom hij weinig over de [gemeenschap] weet, heeft hij tegenstrijdig verklaard. Zo heeft eiser in het nader gehoor verklaard dat hij niet eerder onderzoek naar de [gemeenschap] kon doen, maar in de zienswijze heeft hij gesteld dat hij zo min mogelijk over de [gemeenschap] wilde weten omdat hij ermee bekend is dat ze gevaarlijke activiteiten verrichten. Eiser heeft gesteld dat alles aan de [gemeenschap] geheim is en dat mensen niet kunnen weten wat de [gemeenschap] doen, maar hij heeft wel voorbeelden genoemd van activiteiten van de [gemeenschap].
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de niet gedetailleerde en tegenstrijdige verklaringen van eiser met betrekking tot zijn kennis over de [gemeenschap], afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Nu eiser stelt dat hij voor rekrutering door de [gemeenschap] vreest, valt niet in te zien dat hij zich niet zou hebben verdiept in wat de [gemeenschap]-gemeenschap inhoudt. Dit geldt te meer nu eiser heeft gesteld dat hij in Nigeria al lange tijd wist dat hij zijn vader bij de [gemeenschap] moest opvolgen. Ook heeft eiser in Italië, waar hij een asielprocedure heeft doorlopen, onderzoek naar de [gemeenschap] op het internet kunnen doen. Onder deze omstandigheden heeft verweerder de uitleg van eiser, dat de [gemeenschap] een geheime gemeenschap is waarover moeilijk informatie te krijgen is, niet ten onrechte onvoldoende geacht.
4.2.
Verweerder heeft zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet duidelijk heeft gemaakt waarom juist hij, en niet een van zijn oudere broers of zus, als opvolger van zijn vader bij de [gemeenschap] is aangewezen. Weliswaar blijkt uit de door eiser aangehaalde informatie uit gezaghebbende informatiebronnen dat niet altijd de oudste zoon de overleden ouder opvolgt bij de [gemeenschap] en niet uit te sluiten valt dat onder bepaalde omstandigheden gedwongen toetreding tot de [gemeenschap] zou plaatsvinden, maar eiser heeft niet onderbouwd dat in zijn situatie van zulke omstandigheden sprake is. Daarbij volgt uit deze informatie dat in het geval een kind zal worden gedwongen lid te worden, dit plaatsvindt als hij 21 jaar oud is, terwijl eiser stelt dat dit met 18 jaar is.
4.3.
Verweerder stelt verder terecht dat eiser ongerijmde verklaringen over de dood van zijn broers en zus heeft afgelegd en niet heeft onderbouwd hoe een verband tussen de gestelde gebeurtenissen en de [gemeenschap] bestaat. Dat de [gemeenschap] druk op de familie van eiser heeft uitgeoefend, heeft eiser niet inzichtelijk gemaakt. De overgelegde foto’s, die betrekking zouden hebben op een van zijn broers, tonen zonder nadere onderbouwing het gestelde verband met de [gemeenschap] ook niet aan.
4.4.
Ook heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat eiser onvoldoende gedetailleerd heeft verklaard over de gesprekken die leden van de [gemeenschap] over eiser zouden hebben gevoerd met zijn moeder. Eiser wist niet wanneer en hoeveel personen bij zijn moeder langs kwamen, en kon over de inhoud van de gesprekken geen gedetailleerde informatie geven. Nu eiser stelt dat deze gesprekken de aanleiding voor hem waren om uit Nigeria te vertrekken, mocht van hem worden verwacht dat hij hierover meer zou kunnen verklaren.
4.5.
Gezien het vorenstaande heeft verweerder de door eiser gestelde gebeurtenissen, die tot zijn vertrek uit Nigeria zouden hebben geleid, niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. De omstandigheid dat uit de door eiser aangehaalde informatiebronnen blijkt dat in bepaalde situaties familieleden gedwongen kunnen worden om lid te worden van de [gemeenschap], dat de praktijken van de [gemeenschap] ‘brutal en violent’ kunnen zijn en de [gemeenschap] ook gekarakteriseerd wordt als een criminele organisatie, kan hier niet tot een ander oordeel leiden, nu niet is gebleken of aannemelijk is gemaakt dat deze informatiebronnen op de situatie van eiser zien.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Immigration and Refugee Board of Canada, ‘Responses to Information Requests’, NGA106269.E, van 20 juni 2019; en het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO), ‘Country of origin information report Nigeria: targeting of individuals’ van 26 november 2018, pagina 116.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.