ECLI:NL:RBDHA:2022:7730

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
NL22.12181
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Turkse eiser met dienstplichtproblemen en problemen met PKK

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 juli 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij een Turkse eiser om een verblijfsvergunning asiel verzocht. De eiser, geboren in 2004, stelde dat hij in Turkije problemen ondervond met de PKK, discriminatie vanwege zijn Koerdische afkomst en dat hij de militaire dienstplicht niet wilde vervullen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, erkende de identiteit en nationaliteit van de eiser, maar achtte de verklaringen over de problemen met de PKK en de militaire dienstplicht niet geloofwaardig. De rechtbank oordeelde dat de relevante elementen van het asielrelaas onvoldoende zwaarwegend waren om te spreken van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Turkije.

De rechtbank concludeerde dat er geen zorgvuldig onderzoek was verricht naar de psychische gesteldheid van de eiser en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn referentiekader. De rechtbank verwierp de stelling van de eiser dat hij ernstige gewetensbezwaren had tegen de militaire dienstplicht en dat hij bij terugkeer in Turkije een reëel risico op vervolging zou lopen. De rechtbank oordeelde dat de geloofwaardig geachte verklaringen van de eiser niet voldoende waren om de asielaanvraag te honoreren. Uiteindelijk werd het beroep van de eiser ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.12181
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. N. van Bremen),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. F. Saglik).
ProcesverloopBij besluit van 24 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juli 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich voor de zitting afgemeld. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser, geboren op [geboortedag] 2004 en van Turkse nationaliteit, vraagt om verlening van een verblijfsvergunning asiel, omdat hij in Turkije problemen heeft met de PKK, problemen heeft met militairen, discriminatie ondervindt vanwege zijn Koerdische afkomst en hij de militaire dienstplicht niet wil vervullen.
Het bestreden besluit
2. Verweerder acht de door eiser opgegeven identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig, en ook dat eiser de militaire dienstplicht niet wil vervullen. Verder volgt verweerder eiser in zijn stelling dat hij, omdat hij Koerd is, in het verleden een forse voorwaardelijke straf voor de diefstal van een paar schoenen heeft gekregen. Verweerder acht de verklaringen van eiser over zijn problemen met de PKK en de militairen niet geloofwaardig. De geloofwaardig geachte verklaringen vindt verweerder niet genoeg om eiser een verblijfsvergunning asiel te verlenen en wijst de asielaanvraag daarom af als ongegrond. [1]
Wat stelt eiser in beroep?
3. De asielaanvraag is ten onrechte afgewezen. Er is geen zorgvuldig onderzoek verricht, omdat met de psychische gesteldheid van eiser en zijn referentiekader onvoldoende rekening is gehouden in het nader gehoor. Eiser is daarom ten onrechte tegengeworpen dat hij tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Het relaas over de problemen met de PKK en de problemen met de militairen is ten onrechte ongeloofwaardig geacht. De stelling van verweerder dat de dienstplicht kan worden afgekocht en dienstweigeraars slechts een boete krijgen, is onjuist. Verder is ten onrechte niet onderzocht of eiser ernstige onoverkomelijke gewetensbezwaren heeft om de dienstplicht te vervullen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Het betoog van eiser slaagt niet. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Zorgvuldigheid gehoor

4.1.
Het uitgangspunt in de asielprocedure is dat een vreemdeling over zijn asielmotieven wordt gehoord. Alleen ernstige tot zeer ernstige medische beperkingen kunnen leiden tot het (voorlopig) niet horen. [2]
4.1.1.
Uit het ten aanzien van eiser uitgebrachte advies van MediFirst van 16 juni 2022 blijkt dat eiser kon worden gehoord. Dat dit advies onjuist was, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij met psychische klachten kampte ten tijde van het nader gehoor. De omstandigheid dat eiser in het nader gehoor ook over aanranding heeft verklaard, is op zichzelf onvoldoende voor de conclusie dat eiser psychisch niet in staat was om over zijn asielmotieven te verklaren. Dit geldt ook met betrekking tot de niet nader onderbouwde stelling van eiser dat hij vergeetachtig is. Voor het verrichten van nader onderzoek naar de psychische gesteldheid van eiser in verband met het horen, hoefde verweerder dan ook geen aanleiding te zien. Eiser heeft verder niet geconcretiseerd hoe in het nader gehoor onvoldoende rekening is gehouden met zijn psychische gesteldheid en referentiekader, en tot welke onjuiste antwoorden dat zou hebben geleid. Er is daarom geen grond voor het oordeel dat verweerder niet van de verklaringen van eiser in het nader gehoor mocht uitgaan.

Problemen met de PKK

4.2.
Eiser heeft tegenstrijdig verklaard over de foto en de brief waarmee hij door de PKK wordt gechanteerd, en heeft niet kunnen verklaren hoe zijn moeder aan de foto is gekomen en wat precies in de brief staat. Ook heeft eiser wisselend verklaard ten aanzien van het moment dat hij werd benaderd en mishandeld door de PKK. Eiser heeft niet onderbouwd dat zijn oom door de PKK ontvoerd is geweest en een verblijfsrecht in Duitsland heeft gekregen vanwege problemen met de PKK. De omstandigheid dat de gestelde werkwijze van de PKK met informatie uit openbare informatiebronnen overeenkomt, onderbouwt het asielrelaas van eiser niet, nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de betreffende informatie juist op zijn persoonlijke situatie ziet. Gezien het voorgaande heeft verweerder de gestelde problemen van eiser met de PKK niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.

Problemen met militairen

4.3.
Verweerder volgt eiser in zijn verklaring dat hij is aangerand door een militair (hierna te noemen: M.) en dat M. hiervoor tot een gevangenisstraf is veroordeeld, maar acht ongeloofwaardig dat militairen, vrienden van M., eiser vijf jaar na de veroordeling op M. op straat hebben aangevallen als een wraakactie.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de gestelde aanval op eiser door militairen ongeloofwaardig is. Eiser heeft geen duidelijkheid kunnen verschaffen wanneer precies deze aanval heeft plaatsgevonden en hoe hij door de militairen kon worden herkend na al die tijd. De enkele stelling dat de aanval op toeval kan berusten, heeft verweerder niet ten onrechte onvoldoende geacht. Te meer nu eiser persoonlijk na de veroordeling van M. nooit van hem heeft vernomen. Het gestelde dreigberichtje van M. aan de moeder van eiser uit 2018 heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht, nu eiser over de inhoud van het dreigberichtje niets kon vertellen. Ook valt niet in te zien dat M. met zo’n dreigement het risico zou nemen opnieuw te worden gearresteerd. Verweerder heeft verder niet ten onrechte niet aannemelijk geacht dat als militairen daadwerkelijk op eiser wraak wilden nemen vanwege de veroordeling van M., zij met hun wraakactie vijf jaar zouden hebben gewacht.

Dienstplicht

4.4.
Uit het Thematisch Ambtsbericht Turkije: Dienstplicht, van juli 2019, blijkt dat hoewel dienstweigering wettelijk strafbaar is en hiervoor gevangenisstraffen opgelegd kunnen worden, tegenwoordig alleen nog geldboetes worden opgelegd. Weliswaar blijkt uit het algemeen ambtsbericht van maart 2022 dat het wettelijke afkoopbedrag van de militaire dienst is verhoogd, maar eiser heeft niet onderbouwd dat hij hieraan niet zou kunnen voldoen. Verweerder heeft zich daarom op het standpunt mogen stellen dat eiser bij weigering de militaire dienstplicht te vervullen geen onevenredig zware bestraffing te wachten staat. Dat dit juist in zijn geval anders zou zijn, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt.
Verder is niet gebleken dat eisers gestelde dienstweigering voortkomt uit een diepgewortelde overtuiging. Zo is niet gebleken dat eiser (al dan niet politieke) activiteiten heeft ondernomen waaruit zijn gestelde onoverkomelijke gewetensbezwaren blijken. Ook is niet gebleken dat eiser heeft deelgenomen aan activiteiten van organisaties die als pacifistisch bekend staan. Dat eiser hierover geen expliciete vragen zijn gesteld, doet hier niet aan af. Eiser is blijkens het verslag van het nader gehoor in de gelegenheid gesteld om te verklaren over wat zijn bezwaren tegen het vervullen van de dienstplicht zijn. Verweerder heeft de verklaringen van eiser dat hij niet wil vechten tegen de Koerden en tegen oorlog is, niet ten onrechte onvoldoende geacht om eiser als gewetensbezwaarde [3] aan te merken.
Ook heeft verweerder terecht niet aannemelijk geacht dat eiser tijdens het vervullen van de dienstplicht zal worden ingezet tegen zijn eigen volk. Uit het voornoemde thematisch ambtsbericht blijkt dat bij operaties in het zuidoosten van Turkije alleen beroepsmilitairen worden ingezet. Ook vermeldt dit ambtsbericht dat dienstplichtigen niet meer worden ingezet bij gevechtshandelingen. Het algemeen ambtsbericht van maart 2022 bevat onvoldoende aanknopingspunten voor een ander oordeel. Dat eiser bij een aanval onverwachts zou moeten vechten tegen zijn eigen volk, is speculatief en betreft een toekomstige en onzekere gebeurtenis. Verweerder stelt daarom terecht dat eiser zonder nadere onderbouwing niet in zijn stelling kan worden gevolgd dat hij tegen zijn eigen volk zal moeten vechten bij het vervullen van de militaire dienst.

Zwaarwegendheid

5. Verweerder heeft in het bestreden besluit deugdelijk gemotiveerd dat de geloofwaardig geachte relevante elementen van het asielrelaas onvoldoende zwaarwegend zijn om te spreken van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of van een reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM [4] bij terugkeer naar Turkije. Tegen dit onderdeel van het bestreden besluit heeft eiser geen afzonderlijke gronden ingediend. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas niet kan leiden tot verlening van een verblijfsvergunning asiel.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Werkinstructie 2021/12 ‘Medische problematiek en horen en beslissen in de asielprocedure’, paragraaf 4.
3.Zoals bedoeld in paragraaf C2/3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.