ECLI:NL:RBDHA:2022:7722

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
AWB 21/7475
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na beslissing op beroep

In de zaak tussen de verzoeker en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2022 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning met als doel verblijf als familie- of gezinslid, welke door de Staatssecretaris op 7 mei 2021 was afgewezen. Het bezwaar van de verzoeker tegen deze afwijzing werd op 20 december 2021 ongegrond verklaard, waarna de verzoeker beroep instelde en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter overwoog dat een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Aangezien de rechtbank op dezelfde dag uitspraak had gedaan in een andere zaak (zaaknummer AWB 21/7474) en het beroep gegrond was verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand waren gelaten, was er geen ruimte meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Om deze reden werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

De uitspraak werd gedaan door mr. S. Veling, in aanwezigheid van mr. B. Tijssen als griffier. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. Een afschrift van de uitspraak is op dezelfde dag aan de partijen verzonden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/7475

uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 juli 2022 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. D. Schaap),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y.D. Ancion).

Procesverloop

Bij besluit van 7 mei 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om een verblijfsvergunning met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ afgewezen.
Bij besluit van 20 december 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en overweegt daartoe het volgende.
2. Een voorlopige voorziening is alleen mogelijk als de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer AWB 21/7474, heeft de rechtbank op het beroep beslist. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer mogelijk. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. In de omstandigheid dat, hoewel het beroep gegrond is verklaard, de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand zijn gelaten, ziet de rechtbank grond voor het oordeel dat geen proceskostenveroordeling zal worden uitgesproken.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B. Tijssen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.