In deze zaak heeft de minderjarige, geboren in 2007, zich via de informele rechtsingang tot de Rechtbank Den Haag gewend met het verzoek om de erkenning door haar juridische vader, [Y], te vernietigen. Dit verzoek is ingediend met hulp van de Kinder- & Jongerenrechtswinkel. De moeder van de minderjarige, [moeder], heeft ook contact opgenomen met de rechtbank voor uitleg over de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders van de minderjarige niet met elkaar gehuwd zijn en dat de moeder het eenhoofdig gezag over de minderjarige uitoefent. De minderjarige woont bij haar moeder en heeft aangegeven dat zij niet wil dat [Y] haar juridische vader blijft.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de wettelijke mogelijkheden voor minderjarigen om zich tot de rechter te wenden. Volgens artikel 1:377g van het Burgerlijk Wetboek kan een minderjarige zich alleen in bepaalde gevallen zonder tussenkomst van een wettelijk vertegenwoordiger tot de rechter wenden. Vernietiging van een erkenning valt hier niet onder. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat de minderjarige niet-ontvankelijk is in haar verzoek. De rechtbank heeft de minderjarige geïnformeerd dat een verzoek tot vernietiging van de erkenning pas kan worden ingediend door de moeder of door de minderjarige zelf als zij 18 jaar is, en dit dient te gebeuren via een advocaat.
De rechtbank heeft de minderjarige, [minderjarige], dan ook niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot vernietiging van de erkenning door [Y]. Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. Vink, rechter en kinderrechter, en is uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting op 27 juli 2022.