ECLI:NL:RBDHA:2022:772
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing verzoek om compensatie pensioenschade door de staatssecretaris van Defensie
In deze zaak heeft eiser, na een lange carrière van meer dan 37 jaar bij Defensie, een verzoek ingediend bij de minister van Defensie om compensatie voor pensioenschade. Dit verzoek werd gedaan op 29 april 2019, maar werd afgewezen in het primaire besluit van 13 oktober 2020. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat resulteerde in een bestreden besluit op 18 februari 2021 waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 22 december 2021 was eiser afwezig, maar zijn gemachtigde was aanwezig om de zaak te bepleiten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er eerder besluiten zijn genomen over de pensioenschade van eiser, en dat hij geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die een heroverweging van deze besluiten rechtvaardigen. Eiser heeft aangevoerd dat de minister niet had mogen besluiten om zijn verzoek door ambtenaren te laten behandelen, maar de rechtbank oordeelt dat dit wel is toegestaan. Eiser heeft ook een brief van de heer Purmer uit 2006 als nieuw feit ingebracht, maar de rechtbank oordeelt dat dit feit eerder ingebracht had kunnen worden en dus niet als nieuw kan worden aangemerkt.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, met de overweging dat eiser niet tijdig heeft gereageerd op de uitvoeringspraktijk van zijn pensioenregeling. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 2 februari 2022, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.