ECLI:NL:RBDHA:2022:7719

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
C/09/630845 / FA RK 22-3796
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale kinderontvoering en opname van vaststellingsovereenkomst in beschikking

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 27 juli 2022, betreft het een verzoek tot opname van een vaststellingsovereenkomst in het kader van internationale kinderontvoering. De moeder, wonende in de Verenigde Arabische Emiraten, heeft samen met de vader, wonende in Nederland, overeenstemming bereikt over de gewone verblijfplaats van hun minderjarige kind. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift en de vaststellingsovereenkomst die door beide ouders digitaal is ondertekend. Tijdens een regiezitting op 29 juni 2022, die via een videoverbinding plaatsvond, zijn beide ouders verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en was er ook een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gehuwd zijn geweest van 2014 tot 2017 en gezamenlijk gezag uitoefenen over hun kind, geboren in 2015. De moeder heeft niet gemeld bij de Nederlandse Centrale Autoriteit, maar de rechtbank oordeelt dat zij bevoegd is om te beslissen op het verzoek tot opname van de vaststellingsovereenkomst, gezien de nauwe band van het kind met Nederland. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen en de vaststellingsovereenkomst aan de beschikking gehecht, met de verklaring dat deze uitvoerbaar is bij voorraad. De beschikking is uitgesproken door mr. H. Dragtsma, rechter en kinderrechter, en griffier V. van den Hoed-Koreneef.

Uitspraak

Rechtbank Den HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 22-3796
Zaaknummer: C/09/630845
Datum beschikking: 27 juli 2022

Internationale kinderontvoering

Beschikking in het kader van het op 16 juni 2022 ingekomen verzoek van:

[X] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats 1] , Verenigde Arabische Emiraten,
advocaat: mr. M.T.N. Whiterod te Dubai, Verenigde Arabisch Emiraten.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y] ,

de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. A.P. van Stralen te Utrecht.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift.
Op 29 juni 2022 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank via een videoverbinding behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en [medewerker RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming. Het betrof hier een regiezitting met het oog op crossborder mediation in internationale kinderontvoeringszaken met als behandelend rechter, tevens kinderrechter,
mr. H. Dragtsma.
Na de zitting heeft de rechtbank kennis genomen van:
  • het F9-formulier van 29 juni 2022 van de zijde van de moeder, met als bijlage de door beide partijen digitaal ondertekende vaststellingsovereenkomst;
  • het F9-formulier van 29 juni 2022 van de zijde van de vader.

Verzoek en verweer

De moeder heeft thans verzocht – onder intrekking van de overige verzoeken in het verzoekschrift – de vaststellingsovereenkomst in de beschikking op te nemen.
De vader heeft bevestigd dat de ouders overeenstemming hebben bereikt en verzoekt eveneens de vaststellingsovereenkomst in de beschikking op te nemen.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd geweest van [datum huwelijk] 2014 tot [datum echtscheiding] 2017.
- Zij zijn de ouders van het volgende thans nog minderjarige kind:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] (hierna: [voornaam minderjarige] ).
- Partijen hebben op 14 april 2017 een ouderschapsplan ondertekend. Zij oefenen het gezamenlijk gezag over [voornaam minderjarige] uit en zijn -onder meer- overeengekomen dat de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] bij de moeder is.
- De vader, de moeder en [voornaam minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit.
- De moeder heeft zich niet gemeld bij de Nederlandse Centrale Autoriteit.

Beoordeling

De vaststellingsovereenkomst waarvan de opname in de beschikking wordt verzocht bevat de door de ouders getroffen onderlinge regeling ter zake de ouderlijke verantwoordelijkheid aangaande [voornaam minderjarige] .
Krachtens artikel 12 lid 3 van de EG-Verordening nr. 2201/2003 van 27 november 2003 is de Nederlandse rechter bevoegd te beslissen op het verzoek tot opname van de vaststellingsovereenkomst aangaande de ouderlijke verantwoordelijkheid, nu [voornaam minderjarige] een nauwe band heeft met Nederland doordat zowel de vader als de moeder de Nederlandse nationaliteit hebben, de vader in Nederland woont, en de vader en de moeder de bevoegdheid van de Nederlandse rechter op het tijdstip waarop het verzoek is gedaan op ondubbelzinnige wijze hebben aanvaard en dit door het belang van [voornaam minderjarige] wordt gerechtvaardigd.
De rechtbank zal Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
De rechtbank zal het verzoek als op de wet gegrond en in het belang van [voornaam minderjarige] toewijzen en zal een kopie van de vaststellingsovereenkomst, waarvan beide partijen ter zitting hebben verklaard dat zij die overeenkomst op 29 juni 2022, enkele minuten voorafgaand aan de behandeling ter zitting, hebben gesloten en ondertekend, aan deze beschikking hechten.

Beslissing

De rechtbank:
neemt op de door de vader en de moeder getroffen afspraken, zoals neergelegd in de (in kopie) aan deze beschikking gehechte vaststellingsovereenkomst en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. H. Dragtsma, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door V. van den Hoed-Koreneef als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 juli 2022.