ECLI:NL:RBDHA:2022:7716

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
AWB 22/3805
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering afgifte verblijfssticker en rechtmatig verblijf in Nederland

Op 26 juli 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft de weigering van de Staatssecretaris om een verblijfssticker aan de verzoeker af te geven. De verzoeker had op 23 mei 2022 verzocht om een verblijfssticker in zijn paspoort, maar deze aanvraag werd door de Staatssecretaris geweigerd. De verzoeker maakte op 20 juni 2022 bezwaar tegen deze weigering en vroeg tegelijkertijd om een voorlopige voorziening, zodat hij hangende de bezwaarprocedure een verblijfssticker zou ontvangen.

De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De kern van de zaak was of de verzoeker rechtmatig verblijf had in Nederland, zoals bedoeld in de Vreemdelingenwet (Vw). De voorzieningenrechter overwoog dat de verzoeker geen rechtmatig verblijf kon ontlenen aan een eerder ingediende verblijfsaanvraag, die door de Staatssecretaris buiten behandeling was gesteld. Ook het bezwaar tegen deze beslissing had geen schorsende werking, waardoor de verzoeker geen rechtmatig verblijf kon claimen.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij rechtmatig verblijf had en dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen had. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en er stond geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/3805

uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 juli 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Karkache),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. S.S.H. Orsel).

Procesverloop

Verweerder heeft op 23 mei 2022 geweigerd te voldoen aan een verzoek van verzoeker tot het aanbrengen van een verblijfssticker in zijn paspoort. Tegen deze weigering, die ingevolge artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) is aan te merken als een met een beschikking gelijkgestelde handeling, heeft verzoeker op 20 juni 2022 bezwaar gemaakt. Op diezelfde datum heeft verzoeker ook de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Hij verzoekt de voorzieningenrechter verweerder te bevelen om hangende de bezwaarprocedure aan verzoeker een verblijfssticker af te geven.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Ter discussie staat of verzoeker (procedureel) rechtmatig verblijf ingevolge artikel 8, aanhef en onder f en/of h, van de Vw heeft en op grond daarvan in het bezit moet worden gesteld van een verblijfssticker (artikel 3.3, eerste lid, aanhef en onder f en/of g, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000).
3.1.
Voor zover verzoeker betoogt dat hij een verblijfssticker ontleent aan een op 17 november 2021 ingediende verblijfsaanvraag, overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder deze aanvraag op 28 december 2021 buiten behandeling heeft gesteld. Verzoeker ontleent aan deze aanvraag dan ook geen verblijfsrecht op grond van artikel 8, aanhef en onder f, van de Vw meer (zie ook de uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 januari 2022, AWB 21/5836).
3.2.
Verzoekers betoog dat hij op 31 december 2021 bezwaar heeft gemaakt tegen voornoemd besluit van 28 december 2021, dat op dit bezwaar nog niet is beslist en dat hij aan dit lopende bezwaar een verblijfssticker ontleent, volgt de voorzieningenrechter evenmin. Artikel 73, eerste lid, van de Vw bepaalt dat de werking van het besluit tot afwijzing van de aanvraag of de intrekking van de verblijfsvergunning wordt opgeschort totdat de termijn voor het maken van bezwaar is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt, totdat op het bezwaar is beslist. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) eerder heeft overwogen (uitspraken 13 mei 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AP1675 en 26 november 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AN9881), is artikel 73, eerste lid, van de Vw blijkens zijn bewoordingen niet van toepassing op een bezwaar tegen het buiten behandeling laten van een aanvraag. Een bezwaarschrift tegen een dergelijke beslissing heeft al hierom geen schorsende werking en levert geen rechtmatig verblijf op als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder h, van de Vw.
3.3.
Verzoekers betoog dat hij een verblijfssticker ontleent aan zijn bezwaar tegen de weigering(en) hem een verblijfssticker te verstrekken, volgt de voorzieningenrechter ook niet. Uit de Memorie van toelichting bij artikel 73 van de Vw (Kamerstukken II, 1998/99, 26732, nr. 3, p. 73) volgt dat de wetgever het toekennen van schorsende werking aan een bezwaarschrift tegen een op grond van artikel 72, derde lid van de Vw met een beschikking gelijkgestelde handeling niet noodzakelijk heeft geacht. Artikel 73, eerste lid, van de Vw kent uitsluitend en specifiek opschortende werking toe aan een bezwaar tegen een besluit waarbij de aanvraag om een verblijfsvergunning is afgewezen dan wel waarbij een verblijfsvergunning wordt ingetrokken (vgl. de Afdelingsuitspraak van 11 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2166). Anders dan verzoeker betoogt, levert zijn bezwaar tegen de weigering(en) hem een verblijfssticker te verlenen daarom geen rechtmatig verblijf op als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder h, van de Vw.
3.4.
Verzoekers betoog dat er nog een bezwaar loopt tegen het niet aanbieden van bedenktijd door de AVIM Rotterdam en dat hij aan dit bezwaar een verblijfssticker ontleent volgt de voorzieningenrechter evenmin. Het gaat hier immers niet om een bezwaarschrift tegen een beslissing van verweerder als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Vw (zie voorgaande overweging). Dit bezwaar levert daarom geen rechtmatig verblijf op als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder h, van de Vw.
3.5.
Ook overigens is niet gebleken van lopende procedures die procedureel rechtmatig verblijf voor verzoeker opleveren.
3.6.
Dat verzoeker rechtmatig verblijf heeft in Nederland, waaraan hij een verblijfssticker kan ontlenen, heeft hij gelet op het vorenstaande niet aannemelijk gemaakt.
4. Gelet op het voorgaande heeft het bezwaar naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen redelijke kans van slagen. De voorzieningenrechter zal het verzoek daarom afwijzen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J. Eertink, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 26 juli 2022.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.