ECLI:NL:RBDHA:2022:769
Rechtbank Den Haag
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beleidssepot en verzoek om vergoeding van advocaatkosten in strafzaak
Op 20 januari 2022 heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, geboren in 1996, een verzoek indiende op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) om vergoeding van advocaatkosten. De verzoekster was verdacht van wederspannigheid, maar haar strafzaak was op 6 juli 2021 geseponeerd door de officier van justitie vanwege de beperkte kring van het feit. De rechtbank heeft het verzoek op 6 januari 2022 behandeld in een openbare raadkamer, waarbij de verzoekster niet aanwezig was, maar haar advocaat, mr. N. Coffi, en de officier van justitie, mr. R. Knobbout, wel. De verzoekster vroeg om een vergoeding van € 680,00 voor de kosten van haar advocaat, maar de officier van justitie betoogde dat er geen gronden van billijkheid waren voor toekenning van deze vergoeding, gezien het beleidssepot en de verwachting dat de zaak tot een veroordeling zou hebben geleid.
De rechtbank oordeelde dat op basis van artikel 530 Sv een vergoeding kan worden toegekend aan een gewezen verdachte wiens strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, mits er gronden van billijkheid aanwezig zijn. De rechtbank concludeerde dat de strafzaak was geëindigd op basis van opportuniteit en niet wegens gebrek aan bewijs, en dat er een stevige verdenking bestond ten aanzien van wederspannigheid. De rechtbank volgde de advocaat niet in zijn standpunt dat de aanhouding onrechtmatig was en oordeelde dat er geen gronden van billijkheid waren voor het toekennen van de verzochte vergoeding. Het verzoek werd afgewezen.