ECLI:NL:RBDHA:2022:768
Rechtbank Den Haag
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beleidssepot en verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand in strafzaak
Op 20 januari 2022 heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, geboren in 1999, een verzoek indiende op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) om vergoeding van de kosten van zijn advocaat. Verzoeker was verdacht van openbare dronkenschap en had eerder een strafbeschikking ontvangen. De behandeling van de zaak was meerdere keren uitgesteld vanwege de coronapandemie, en uiteindelijk werd de zaak geseponeerd door het Openbaar Ministerie op 20 juli 2021, omdat het een oud feit betrof.
Tijdens de zitting op 6 januari 2022 was verzoeker niet aanwezig, maar zijn advocaat, mr. M. Hoevers, en de officier van justitie, mr. R. Knobbout, waren wel aanwezig. Verzoeker vroeg om een vergoeding van € 2.722,50 voor de kosten van zijn advocaat, maar de officier van justitie betoogde dat er geen gronden van billijkheid waren voor deze vergoeding. De rechtbank oordeelde dat de voorlopige hechtenis rechtmatig was en dat de verdenking van openbare dronkenschap niet was weggenomen, ondanks het ontbreken van een inhoudelijke beoordeling van de zaak.
De rechtbank concludeerde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren voor het toekennen van de verzochte vergoeding, mede omdat verzoeker zelf had gekozen om verzet in te stellen tegen de strafbeschikking. De rechtbank wees het verzoek af, met de overweging dat er andere wegen zijn voor een (gewezen) verdachte om een inhoudelijke beoordeling van zijn strafzaak te verkrijgen. De beslissing werd genomen door mr. L. Kelkensberg, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting.