Uitspraak
Rechtbank den haag
1.Procedure
- de dagvaarding d.d. 11 november 2021;
- de conclusie van antwoord;
- de in het geding gebrachte producties.
Rechtbank Den Haag
In deze bodemzaak vordert de werknemer, eiser, dat de omvang van haar arbeidsovereenkomst met de werkgever, gedaagde, per 1 juli 2020 wordt vastgesteld op 49 uur per week. Tevens vraagt zij om veroordeling van de werkgever tot betaling van achterstallig loon, wettelijke rente en wettelijke verhoging. De werknemer is op 1 april 2020 in dienst getreden voor 32 uur per week, maar heeft in de maanden april tot en met juli 2020 structureel meer uren gewerkt. De werkgever betwist echter dat deze extra uren structureel waren en stelt dat de werknemer in de maanden na de piek van de coronamaatregelen weer 32 uur per week heeft gewerkt. De kantonrechter oordeelt dat de extra uren als incidentele overuren moeten worden aangemerkt en dat de werknemer onvoldoende heeft aangetoond dat zij recht heeft op de gevorderde verklaring voor recht. De vordering tot betaling van achterstallig loon wordt afgewezen, maar de wettelijke verhoging en wettelijke rente over een eerder betaald bedrag worden toegewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.