ECLI:NL:RBDHA:2022:7668

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
27 juli 2022
Zaaknummer
NL22.12935
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring en de geldigheid van digitale handtekeningen in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan de eiser de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser, geboren in 1987 en van Algerijnse nationaliteit, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De eiser heeft ingestemd met schriftelijke afdoening van het beroep en heeft op 14 juli 2022 de gronden van het beroep ingediend. De staatssecretaris heeft op 18 juli 2022 een verweerschrift ingediend, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

De rechtbank heeft overwogen dat de eiser aanvoert dat de maatregel van bewaring niet rechtsgeldig is omdat deze niet is ondertekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel digitaal is ondertekend en dat er ook een exemplaar met een natte handtekening aan de eiser is verstrekt. Hierdoor is de maatregel volgens de eisen van het Vreemdelingenbesluit rechtmatig tot stand gekomen. De beroepsgrond van de eiser slaagt niet.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de gronden voor de maatregel van bewaring voldoende zijn om aan te nemen dat er een significant risico bestaat dat de eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank is van mening dat er geen aanleiding is om een minder verstrekkend middel toe te passen of te concluderen dat de staatssecretaris niet voortvarend genoeg heeft gehandeld. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.12935

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Hopman).

Procesverloop

Bij besluit van 7 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft zich desgevraagd akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Op 14 juli 2022 heeft eiser de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 18 juli 2022 een verweerschrift ingediend. Op 18 juli 2022 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt op [Geb. datum] 1987 te zijn geboren en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Eiser voert aan dat de maatregel van bewaring niet is ondertekend en hiermee niet rechtsgeldig tot stand is gekomen. De rechtbank stelt vast dat uit het dossier blijkt dat de maatregel digitaal is ondertekend. Voor zover eiser de geldigheid van deze digitale handtekening betwist nu deze is ondertekend door een collega van de opsteller van het proces-verbaal, overweegt de rechtbank als volgt. Uit het dossier blijkt dat verweerder ook een exemplaar van de maatregel met een natte handtekening aan eiser heeft uitgereikt. Hiermee is de maatregel conform de eisen van artikel 5.3 van het Vreemdelingenbesluit rechtmatig tot stand gekomen. De beroepsgrond slaagt niet.
3. Eiser heeft de gronden die ten grondslag liggen aan de maatregel van bewaring niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze gronden van bewaring – in onderlinge samenhang bezien – voldoende om aan te nemen dat een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring daarom dragen.
4. Eiser heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank over de vraag of een minder verstrekkend middel had moeten worden toegepast en of verweerder voortvarender had moeten handelen. De rechtbank is niet van oordeel dat verweerder een lichter middel had moeten toepassen en evenmin dat verweerder niet voortvarend genoeg heeft gehandeld.
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Verschueren, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.