ECLI:NL:RBDHA:2022:7666

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
27 juli 2022
Zaaknummer
NL22.10880
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardigheid en veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Ghanese nationaliteit, heeft op 23 oktober 2021 een asielaanvraag ingediend in Nederland. De aanvraag werd op 9 juni 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting op 8 juli 2022 in Breda heeft eiser zijn relaas toegelicht, waarin hij aangaf dat hij vanwege familieproblemen uit Ghana is gevlucht. Eiser stelde dat zijn familieleden hem bedreigden en aanvielen na de dood van zijn oma, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de geloofwaardigheid van zijn verklaringen niet ten onrechte ongeloofwaardig had geacht. De rechtbank concludeerde dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn claims en dat Ghana als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. De rechtbank oordeelde dat eiser niet onverwijld zijn asielwens had kenbaar gemaakt en dat de afwijzing van zijn aanvraag terecht was. Het beroep werd ongegrond verklaard, en eiser werd een vertrektermijn en inreisverbod opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.10880

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. A. Kortrijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.J.R.R. Brock).

ProcesverloopBij besluit van 9 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.19881, op 8 juli 2022 op zitting behandeld te Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen E.O. Tackey. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 1993 en de Ghanese nationaliteit te bezitten. Op 23 oktober 2021 heeft hij een asielaanvraag ingediend in Nederland. Op 20 december 2021 heeft Duitsland op grond van de Dublinverordening [1] ingestemd met de terugname van eiser. Op 12 mei 2022 heeft verweerder meegedeeld dat eisers aanvraag in de nationale procedure wordt opgenomen, omdat het niet mogelijk is om hem tijdig, binnen de overdrachtstermijn, over te dragen aan Duitsland.
2. Aan de asielaanvraag heeft eiser het volgende ten grondslag gelegd. In 2014 is eisers oma, bij wie hij woonde, overleden. Na haar overlijden zijn diverse familieleden naar eiser gekomen om te vertellen dat hij het goud van zijn oma aan hen moest overdragen. Eiser had echter geen goud van zijn oma in zijn bezit. De familieleden dreigden eiser te doden als hij het goud niet aan hen gaf en hebben hem ook aangevallen. Eiser werd door vijfentwintig familieleden vastgehouden, maar hij wist te ontsnappen. Eiser is daarna uit Ghana gevlucht.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Verweerder acht niet geloofwaardig dat eiser familieproblemen heeft. Redengevend daarvoor is dat eiser hierover onsamenhangende, vage en wisselende verklaringen heeft afgelegd en ook geen documenten ter onderbouwing van de problemen heeft overgelegd. De asielaanvraag van eiser is afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en h, van de Vw, [2] omdat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst en zonder gegronde reden niet zo snel mogelijk zijn asielwens kenbaar heeft gemaakt nadat hij Nederland op onrechtmatige wijze was binnengekomen.
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartegen het volgende aan. Verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met eisers referentiekader. Eiser is ongeschoold en de gemachtigde van eiser heeft de indruk dat eiser zwakbegaafd is. Eiser is zich niet bewust van maanden of jaargetijden. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte een tegenstrijdigheid tussen de verklaringen van eiser tijdens het verhoor door de AVIM [3] en het gehoor tegengeworpen. De gemachtigde van eiser heeft het proces-verbaal van verhoor namelijk niet ontvangen en daardoor kon de desbetreffende verklaring niet worden gecorrigeerd. Verder heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat eiser geen documenten ter onderbouwing van zijn relaas heeft overgelegd. Documenten hebben geen rol gespeeld in het leven van eiser en verweerder gaat ten onrechte ervan uit dat eiser tijdens het gehoor heeft bedoeld te verklaren dat hij documenten heeft achtergelaten in Ghana. Bovendien kan de door verweerder gevraagde overlijdensakte van eisers oma zijn problemen met de familieleden niet aantonen. Eiser betwist voorts dat Ghana een veilig land van herkomst is. De politie doet niets bij familieproblemen en alleen machtige mensen kunnen naar de politie toe gaan. Ook is ten onrechte tegengeworpen dat eiser zich niet zo snel mogelijk na zijn binnenkomst in Nederland heeft gemeld. Eiser heeft verklaard dat hij op 7 oktober 2021 is ingereisd, maar omdat hij niet goed is met data kan het ook zijn dat hij niet op die exacte datum is Nederland is binnengekomen. Het lukte eiser voorts niet om bij het aanmeldcentrum in Ter Apel te komen. De aanvraag is dan ook ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond, waardoor ten onrechte een vertrektermijn is onthouden en een terugkeerbesluit en inreisverbod is uitgevaardigd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Referentiekader
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser voldoende rekening gehouden met het referentiekader van eiser. De stelling dat eiser mogelijk zwakbegaafd is, is niet onderbouwd met stukken en wordt om die reden niet gevolgd. Anders dan eiser meent, heeft verweerder daarom ook geen aanleiding hoeven zien om voorafgaand aan het gehoor een psycholoog te raadplegen. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat eiser ongeschoold is niet maakt dat van hem niet mag worden verwacht dat hij meer inzicht verschaft in de redenen van zijn vertrek uit Ghana. Tijdens het gehoor is eiser voldoende in staat gesteld om dit inzicht te verschaffen, mede doordat de gehoormedewerker meermaals heeft doorgevraagd en vragen heeft toegelicht.
Geloofwaardigheid van het relaas
6. Verweerder heeft ten onrechte tegengeworpen dat eisers verklaring tijdens het verhoor bij de AVIM over de door zijn familie gedane aangifte wisselend is ten opzichte van zijn verklaringen tijdens het gehoor veilig land van herkomst. Uit het proces-verbaal blijkt dat eiser bij de AVIM met behulp van een telefonische tolk is verhoord en dat hij het proces-verbaal niet heeft ondertekend. Ook is niet gebleken dat eisers verklaringen aan hem zijn voorgelezen dan wel dat eiser op andere wijze heeft ingestemd met wat de verbalisant van de AVIM als zijn verklaring had opgetekend. Verder heeft eisers gemachtigde pas in de beroepsfase het proces-verbaal kunnen inzien, ondanks dat reeds in de zienswijze kenbaar was gemaakt dat zij daar niet over beschikte. Eiser voert terecht aan dat het daardoor niet mogelijk was om tijdig een correctie op eisers verklaring te kunnen aanbrengen. Gelet op al deze omstandigheden, heeft verweerder de (vermeende) tegenstrijdigheid tussen het verhoor bij de AVIM en het gehoor veilig land van herkomst niet aan eiser mogen tegenwerpen. Dit leidt echter niet tot een geslaagd beroep, gelet op het hiernavolgende.
7. Verweerder heeft terecht tegengeworpen dat eiser tijdens het gehoor wisselend heeft verklaard door te verklaren over zowel goud als geld van zijn overleden oma. Dat eiser het goud dat de familieleden opeisten nooit heeft gezien, heeft verweerder geen voldoende uitleg hoeven vinden voor het gebruik van deze wisselende termen. Verder heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser de reeks van gebeurtenissen niet in tijd weet te plaatsen. De enkele stelling van eiser dat hij geen benul heeft van tijd, is onvoldoende voor een ander oordeel.
8. De rechtbank stelt vast dat eiser de overige tegenwerpingen in het kader van de geloofwaardigheid van zijn verklaringen niet gemotiveerd heeft bestreden, zodat deze blijven staan.
9. Verweerder heeft voorts niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser geen documenten ter onderbouwing van zijn relaas heeft overgelegd. Ook heeft eiser geen inspanningen verricht om dergelijke documenten te bemachtigen. Verweerder heeft er daarbij niet ten onrechte op gewezen dat eiser al in 2014 is vertrokken uit Ghana en sindsdien de tijd heeft gehad om alsnog documenten, zoals documenten over de erfenis of een overlijdensakte van zijn oma, te regelen. Dat eiser meent dat de overlijdensakte van zijn oma de problemen met de familieleden niet kan aantonen, maakt niet dat verweerder niet heeft mogen verlangen dat eiser dit document kan overleggen. De overlijdensakte zou immers een begin van een onderbouwing kunnen leveren van de door eiser gestelde problemen naar aanleiding van het overlijden van zijn oma.
10. Het bovenstaande onder 7, 8 en 9 is voldoende voor de conclusie dat verweerder niet ten onrechte de door eiser gestelde familieproblemen ongeloofwaardig heeft bevonden.
Veilig land van herkomst
11. Verweerder heeft terecht overwogen dat Ghana in het algemeen is aangewezen als een veilig land van herkomst, onder verwijzing naar onder meer de herbeoordeling van 8 juli 2021. [4] De niet onderbouwde stellingen van eiser dat hij betwist dat Ghana een veilig land is en dat alleen machtige mensen hulp van de politie kunnen krijgen, zijn onvoldoende voor het oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat Ghana kan worden beschouwd als veilig land. Voor zover eiser aanvoert dat Ghana voor hem persoonlijk niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt, overweegt de rechtbank dat dit niet gevolgd wordt nu zijn asielrelaas niet ten onrechte ongeloofwaardig is bevonden.
Onverwijld melden
12. Verweerder heeft niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser onrechtmatig Nederland is binnengekomen en niet zo snel mogelijk na binnenkomst in Nederland zijn asielwens kenbaar heeft gemaakt bij de daartoe aangewezen autoriteiten. Eiser heeft namelijk op 21 oktober 2021 zijn asielaanvraag ingediend, terwijl hij tijdens het aanmeldgehoor heeft verklaard Nederland twee weken eerder, op 7 oktober 2021, te zijn ingereisd. Dat eiser stelt dat hij niet wist hoe hij in Ter Apel moest komen, heeft verweerder niet ten onrechte niet als een verschoonbare reden aangemerkt. De stelling van eiser dat hij slecht is met data en dat het daarom mogelijk is dat hij niet exact op 7 oktober 2021 is ingereisd, leidt niet tot een andere conclusie. Eiser heeft immers niet geconcretiseerd op welke datum hij dan wel is ingereisd, terwijl ook niet is betwist dat er tussen de inreis en het indienen van de asielaanvraag een periode van twee weken is verstreken.
Terugkeerbesluit, vertrektermijn en inreisverbod
13. Nu de aanvraag terecht is afgedaan als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, onder b en h, van de Vw heeft verweerder een vertrektermijn mogen onthouden op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw. Omdat eiser Nederland onmiddellijk dient te verlaten, is op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, Vw terecht een inreisverbod voor de duur van twee jaren uitgevaardigd aan eiser. Niet gebleken is van individuele omstandigheden op grond waarvan anders zou moeten worden besloten.
Conclusie
14. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
4.Kamerstukken II 2020-2021, 19 637, nr. 2755.