ECLI:NL:RBDHA:2022:7665
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2022 uitspraak gedaan in het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker wiens asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Het bestreden besluit, dat op 9 juni 2022 was genomen, verklaarde de asielaanvraag van de verzoeker kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 8 juli 2022 in Breda, waar de verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, aanwezig was. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting was ook een tolk, E.O. Tackey, aanwezig. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, maar heeft geconcludeerd dat deze niet meer nodig was, aangezien er op dezelfde dag een uitspraak was gedaan in een gerelateerde zaak (NL22.10880) die het beroep van de verzoeker behandelde.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, in aanwezigheid van mr. W. van Loon als griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.