ECLI:NL:RBDHA:2022:7664
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van beslissing op bezwaar inzake verblijfsvergunningen
In deze zaak hebben eisers, [Naam 1] en [Naam 2], beroep ingesteld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid vanwege het niet tijdig nemen van een beslissing op hun bezwaar tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De aanvraag was gedaan voor verblijf als familie- of gezinslid bij [Naam 3]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van negentien weken een beslissing heeft genomen op het bezwaar, dat was ingediend na de afwijzing van de mvv-aanvraag op 23 februari 2021. Eisers hebben op 25 januari 2022 de staatssecretaris in gebreke gesteld, waarna zij op 14 april 2022 beroep hebben ingesteld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat de staatssecretaris in gebreke is gebleven. De rechtbank heeft de verbeurde dwangsommen vastgesteld op € 1.442,- en bepaald dat de staatssecretaris binnen twee weken na de uitspraak alsnog een beslissing moet nemen op het bezwaar. Daarnaast is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft de staatssecretaris ook veroordeeld in de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op € 379,50, en het griffierecht van € 184,- moet worden vergoed.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en is openbaar gemaakt. Eisers hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.