ECLI:NL:RBDHA:2022:7664

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
27 juli 2022
Zaaknummer
NL22.6619
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van beslissing op bezwaar inzake verblijfsvergunningen

In deze zaak hebben eisers, [Naam 1] en [Naam 2], beroep ingesteld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid vanwege het niet tijdig nemen van een beslissing op hun bezwaar tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De aanvraag was gedaan voor verblijf als familie- of gezinslid bij [Naam 3]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van negentien weken een beslissing heeft genomen op het bezwaar, dat was ingediend na de afwijzing van de mvv-aanvraag op 23 februari 2021. Eisers hebben op 25 januari 2022 de staatssecretaris in gebreke gesteld, waarna zij op 14 april 2022 beroep hebben ingesteld.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat de staatssecretaris in gebreke is gebleven. De rechtbank heeft de verbeurde dwangsommen vastgesteld op € 1.442,- en bepaald dat de staatssecretaris binnen twee weken na de uitspraak alsnog een beslissing moet nemen op het bezwaar. Daarnaast is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft de staatssecretaris ook veroordeeld in de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op € 379,50, en het griffierecht van € 184,- moet worden vergoed.

Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en is openbaar gemaakt. Eisers hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL22.6619

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam 1], eiser, V-nummer: [Nummer 1], en

[Naam 2], eiseres, V-nummer: [Nummer 2]
hierna gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. J.W.F. Noot),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eisers om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [Naam 3]’ afgewezen.
Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar.
Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om een verweerschrift in te dienen.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Eisers stellen te zijn geboren op respectievelijk [Geb. datum 1] 1956 en [Geb. datum 2] 2006 en de Pakistaanse nationaliteit te bezitten. Zij stellen respectievelijk de vader en de zus te zijn van de heer [Naam 3]. Hij heeft ten behoeve van hen aanvragen om verlening van een mvv ingediend.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder deze aanvragen afgewezen. Eisers hebben op 19 maart 2021 bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Daarna hebben zij op 25 januari 2022 verweerder in gebreke gesteld vanwege het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar. Vervolgens hebben eisers op 14 april 2022 dit beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingesteld.
3. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt het niet tijdig nemen van een besluit voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld.
4. Op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover van belang, kan het beroepschrift worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop het bestuursorgaan schriftelijk is meegedeeld dat het in gebreke is.
5. In dit geval is de termijn voor het nemen van een beslissing op het bezwaar op grond van artikel 76, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) negentien weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is verstreken. Het primaire besluit dateert van 23 februari 2021 en de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt op grond van artikel 69, eerste lid, van de Vw vier weken. De beslistermijn is conform artikel 7:10, tweede lid, van de Awb op 20 april 2021 opgeschort doordat verweerder eisers in de gelegenheid heeft gesteld om nog gronden van bezwaar in te dienen. Op 4 mei 2021 hebben eisers nog gronden van bezwaar ingediend en is de beslistermijn verder gaan lopen. Verweerder heeft ook nog gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid die is neergelegd in artikel 7:10, derde lid, van de Awb om de beslistermijn (vóór het aflopen daarvan) met zes weken te verdagen.
6. Uit het voorgaande volgt dat verweerder uiterlijk op 29 september 2021 een besluit had moeten nemen op het bezwaar van eisers.
7. Op 25 januari 2022 had verweerder nog geen beslissing op het bezwaar bekendgemaakt en hebben eisers verweerder in gebreke gesteld. De rechtbank stelt vast dat op dat moment inderdaad sprake was van overschrijding van de beslistermijn. Het beroepschrift is ontvangen op 14 april 2022, zodat aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is voldaan. Het beroep is kennelijk gegrond.
8. Op grond van artikel 8:55c van de Awb, en omdat hierom is verzocht, stelt de rechtbank de reeds verbeurde dwangsommen vast op € 1.442,- aangezien de maximale termijn waarbinnen dwangsommen worden verbeurd zoals neergelegd in artikel 4:17, gelezen in samenhang met artikel 7:14, van de Awb is verstreken.
9. Uit artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb vloeit vervolgens voort dat moet worden bepaald dat binnen twee weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden alsnog een besluit zal worden bekendgemaakt. Er zijn door verweerder geen aanknopingspunten naar voren gebracht die ertoe nopen om met gebruikmaking van het derde lid een andere termijn te bepalen. Wel zal de rechtbank conform het tweede lid op hierna te melden wijze bepalen dat verweerder een nadere dwangsom verbeurt voor elke dag dat hij in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
10. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 379,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift ter waarde van € 759,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). Volgens vaste jurisprudentie is deze wegingsfactor van toepassing omdat de zaak uitsluitend gaat over niet tijdig beslissen. Verder moet verweerder het door eisers betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
 veroordeelt verweerder tot betaling aan eisers van de verbeurde dwangsommen ten bedrage van € 1.442,- (veertienhonderdtweeënveertig euro);
 bepaalt dat verweerder uiterlijk twee weken na de datum van verzending van deze uitspraak een beslissing neemt op het bezwaar van eisers;
 bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- (honderd euro) aan eisers verbeurt voor elke dag dat de hiervoor gestelde beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,- (vijftienduizend euro);
 veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten ten bedrage van € 379,50 (driehonderdnegenenzeventig euro en vijftig cent);
 draagt verweerder op het door eisers betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,- (honderdvierentachtig euro) te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.