ECLI:NL:RBDHA:2022:766
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag na vertrek uit opvang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, waarin deze de aanvraag niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld in enkelvoudige kamer, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig waren. Verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 11 januari 2022 de opvang heeft verlaten en sindsdien met onbekende bestemming is vertrokken. Dit werd bevestigd door een bericht van de gemachtigde van eiser, waarin werd aangegeven dat het contact met eiser sinds zijn vertrek is verbroken. Gezien deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland.
Op basis van deze bevindingen heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep. De rechtbank verwijst hierbij naar de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.