ECLI:NL:RBDHA:2022:7642
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning wegens schijnrelatie en inreisverbod
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de intrekking van verblijfsvergunningen. Eiseres, een Surinaamse vrouw, had samen met haar minderjarige kinderen een verblijfsvergunning voor verblijf als familie- of gezinslid. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze vergunningen met terugwerkende kracht ingetrokken, omdat er sprake zou zijn van een schijnrelatie. Dit besluit volgde op een melding van de referent dat de relatie met eiseres was beëindigd en op een simultaan gehoor waarbij zowel eiseres als de referent verklaarden dat de relatie niet oprecht was.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris, waarbij zij aanvoerden dat zij onder valse voorwendselen waren opgeroepen voor het gehoor en dat er geen sprake was van een strafrechtelijk verhoor. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het gehoor niet in het kader van een strafrechtelijke procedure heeft plaatsgevonden en dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat er sprake was van een schijnrelatie. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres verworpen en het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft ook overwogen dat de omstandigheden die zich na het bestreden besluit hebben voorgedaan, zoals de aanvraag voor een verblijfsvergunning voor arbeid in loondienst, niet konden worden meegenomen in de beoordeling. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de intrekking van de verblijfsvergunningen of het inreisverbod te heroverwegen. De uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.