ECLI:NL:RBDHA:2022:7642

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
NL22.6485
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning wegens schijnrelatie en inreisverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de intrekking van verblijfsvergunningen. Eiseres, een Surinaamse vrouw, had samen met haar minderjarige kinderen een verblijfsvergunning voor verblijf als familie- of gezinslid. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze vergunningen met terugwerkende kracht ingetrokken, omdat er sprake zou zijn van een schijnrelatie. Dit besluit volgde op een melding van de referent dat de relatie met eiseres was beëindigd en op een simultaan gehoor waarbij zowel eiseres als de referent verklaarden dat de relatie niet oprecht was.

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris, waarbij zij aanvoerden dat zij onder valse voorwendselen waren opgeroepen voor het gehoor en dat er geen sprake was van een strafrechtelijk verhoor. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het gehoor niet in het kader van een strafrechtelijke procedure heeft plaatsgevonden en dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat er sprake was van een schijnrelatie. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres verworpen en het beroep ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de omstandigheden die zich na het bestreden besluit hebben voorgedaan, zoals de aanvraag voor een verblijfsvergunning voor arbeid in loondienst, niet konden worden meegenomen in de beoordeling. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de intrekking van de verblijfsvergunningen of het inreisverbod te heroverwegen. De uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL22.6485
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam 1], V-nummer: [nummer], eiseres mede namens haar minderjarige kinderen:
[naam 2], V-nummer: [nummer]
[naam 3], V-nummer: [nummer] hierna tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. R. Aboukir), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij het besluit van 17 november 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de verblijfsvergunningen regulier met het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ van eisers met terugwerkende kracht ingetrokken tot 16 april 2019 en aan eiseres een inreisverbod uitgevaardigd voor de duur van twee jaar.
Bij het besluit van 16 maart 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 30 juni 2022 op zitting behandeld, samen met de zaak NL22.4499. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1981 en heeft de Surinaamse nationaliteit. Zij is op 16 april 2019 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam 4] (referent)’. De kinderen van eiseres zijn op 16 april 2019 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning met de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam 5]’. Op 18 mei 2021 heeft referent bij verweerder gemeld dat de relatie met eiseres sinds 13 mei 2021 is beëindigd. Eiseres
heeft vervolgens op 31 mei 2021 een aanvraag ingediend voor wijziging van de beperking
van haar verblijfsvergunning naar ‘arbeid in loondienst’.
2. Vanwege de verbreking van de relatie heeft verweerder op 8 juli 2021 het voornemen kenbaar gemaakt om de verblijfsvergunning van eiseres in te trekken. Op 21 oktober 2021 heeft een simultaan gehoor plaatsgevonden. Tijdens dit gehoor hebben eiseres en referent verklaard dat sprake was van een schijnrelatie. Op basis van een digitaal onderzoek (IRN-onderzoek) en deze verklaringen in het simultaan gehoor heeft verweerder bij het primaire besluit geconcludeerd dat tussen eiseres en referent nooit sprake is geweest van een oprechte duurzame en exclusieve relatie die op een lijn is te stellen met een huwelijkse relatie, maar dat sprake was van een schijnrelatie. Verweerder trekt daarom de verblijfsvergunningen van eisers in met terugwerkende kracht tot het moment van verlening vanwege het achterhouden van gegevens en verstrekken van onjuiste gegevens die – als zij bekend waren geweest – tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag voor de verblijfsvergunningen zouden hebben geleid. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.
3. Eisers kunnen zich niet verenigen met het bestreden besluit en voeren daartegen het volgende aan. Eiseres en referent zijn onder valse voorwendselen gevraagd te komen naar het kantoor van de IND voor een gehoor. Zij zijn daar namelijk strafrechtelijk verhoord als verdachte van een strafbaar feit, terwijl hen was medegedeeld dat het gehoor zou gaan over de (verbreking van de) relatie. Uit Richtlijn 2013/481 volgt dat verdachten het recht hebben om voorafgaand aan een verhoor in de gelegenheid te worden gesteld om met een raadsman te overleggen en tijdens het verhoor bijstand te krijgen van een raadsman. Nu eiseres hiertoe niet in de gelegenheid is gesteld, mogen de verklaringen die zijn afgelegd tijdens het verhoor niet worden betrokken bij de beoordeling. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte niet alle belangen van eiseres betrokken bij het uitvaardigen van een inreisverbod. Ten tijde van het bestreden besluit was sprake van een nog lopende aanvraagprocedure voor een verblijfsvergunning met de beperking ‘arbeid in loondienst’. Inmiddels is eiseres toegelaten tot een opleiding en heeft de hogeschool een verblijfsvergunning voor eiseres aangevraagd. Tot slot heeft eiseres ter zitting aangevoerd dat een onderzoek naar de oprechtheid van de relatie tussen eiseres en referent hoe dan ook niet gerechtvaardigd was omdat daarvoor geen enkele aanleiding bestond.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder heeft in het primaire besluit overwogen dat de melding van referent over de verbroken relatie en de aanvraag van eiseres tot wijziging van de beperking van haar verblijfsvergunning redenen zijn geweest voor het instellen van het onderzoek naar de relatie tussen eiseres en referent. In het bestreden besluit heeft verweerder daarnaast als reden genoemd dat eiseres niet heeft gereageerd op het voornemen van verweerder om haar verblijfsvergunning in te trekken naar aanleiding van de verbroken relatie. Ter zitting heeft verweerder daaraan toegevoegd dat het leeftijdsverschil tussen eiseres en referent ook een indicator is voor het bestaan van een schijnrelatie. Deze omstandigheden, in samenhang
1. Richtlijn 2013/48 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de
vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming.
bezien, zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende voor de conclusie dat verweerder heeft kunnen beslissen een onderzoek naar de relatie tussen eiseres en referent te verrichten.
5. In de uitnodigingen voor het gehoor is meegedeeld dat het gehoor plaatsvindt naar aanleiding van de melding van referent over de verbroken relatie. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat het doel van het gehoor teniet zou worden gedaan indien voorafgaand aan het gehoor zou worden meegedeeld dat het gehoor ziet op het vermoeden van een schijnrelatie. De rechtbank volgt verweerder in zijn stelling dat het doel van het gehoor voldoende duidelijk was en dat eiseres en referent niet onder valse voorwendselen zijn uitgenodigd voor het gehoor.
6. Anders dan eiseres meent, is er namelijk geen sprake geweest van een strafrechtelijk verhoor. Het simultaan gehoor heeft plaatsgevonden in een vreemdelingrechtelijke procedure omtrent de intrekking van de verblijfsvergunningen van eisers. Dat voorafgaand aan het gehoor door de hoormedewerker is meegedeeld dat eiseres en referent verdachten zijn van een strafbaar feit en dat zij mogen zwijgen, maakt de aard van de procedure niet anders. Niet is gebleken dat het gehoor in het kader van een ‘criminal charge’ is gehouden of dat de hoormedewerker bevoegdheden in dat kader heeft uitgeoefend. Het beroep op Richtlijn 2013/48 slaagt dan ook niet, nu deze richtlijn betrekking heeft op strafrechtelijke procedures. Verweerder was dan ook niet gehouden om eiseres en referent in de gelegenheid te stellen om tijdens het simultaan gehoor een raadsman te raadplegen.
7. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder het rapport van het simultaan gehoor ten grondslag mogen leggen aan het bestreden besluit. Op basis van dit rapport heeft verweerder terecht geconcludeerd dat sprake was van een schijnrelatie. Deze conclusie is ook niet betwist door eiseres. Verweerder heeft de verblijfsvergunning van eisers daarom terecht ingetrokken wegens het verstrekken van onjuiste gegevens dan wel het achterhouden van gegevens die tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag tot verlening van de verblijfsvergunning zouden hebben geleid.
8. Ten aanzien van de gronden die gericht zijn tegen het inreisverbod stelt de rechtbank voorop dat sprake is van een ex-tunc toets. Dat betekent dat de omstandigheden die zich pas na het bestreden besluit hebben voorgedaan in beginsel niet kunnen worden betrokken bij de beoordeling van het bestreden besluit. Om die reden worden de omstandigheden dat eiseres een opleiding volgt of gaat volgen en de betreffende hogeschool voor haar een verblijfsvergunning heeft aangevraagd buiten beschouwing gelaten. In de omstandigheid dat ten tijde van het bestreden besluit een andere procedure van eiseres nog aanhangig was, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om af te zien van het opleggen van een inreisverbod of om de duur daarvan te verkorten. Verweerder heeft voldoende toegelicht dat dit geen dermate bijzondere of zwaarwegende omstandigheid betreft en dat bezien zou worden of het inreisverbod opgeheven moet worden indien eiseres in het bezit wordt gesteld van een andere verblijfsvergunning. Ook deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR21427552

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.