ECLI:NL:RBDHA:2022:7639

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
NL22.3238
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Kazachse nationaliteit op grond van ongeloofwaardige problemen met familie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een man van Kazachse nationaliteit, had op 20 mei 2021 een asielaanvraag ingediend in Nederland, nadat hij op 7 december 2019 het land was binnengekomen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de eiser niet tijdig zijn aanvraag had ingediend en de gestelde problemen met zijn familie in Kazachstan niet geloofwaardig werden geacht. Eiser stelde dat hij problemen had met de familie [naam 1] vanwege een lening van zijn vader en dat hij slachtoffer was van een steekpartij. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser tegenstrijdig en onvoldoende gedetailleerd waren, en dat de gestelde problemen met zijn familie niet aannemelijk waren gemaakt. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims en dat zijn vertrek naar Duitsland direct na zijn aankomst in Nederland afbreuk doet aan zijn verzoek om bescherming. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.3238

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.M. van der Roest),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

ProcesverloopBij besluit van 18 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 23 juni 2022 in Breda op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1982 en heeft de Kazachse nationaliteit. Op 20 mei 2021 heeft hij een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw [1] , omdat eiser Nederland op 7 december 2019 is ingereisd en hij de aanvraag pas op 20 mei 2021 heeft ingediend. Verweerder heeft de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Verweerder acht echter niet geloofwaardig dat eiser problemen heeft met de familie [naam 1] vanwege een lening van zijn vader. Verweerder acht eveneens ongeloofwaardig dat eiser is bekeerd tot het christendom, maar eiser heeft aangegeven dat hij dit niet als asielmotief opvoert.
3. Eiser voert aan dat hij niet concreter kan verklaren over de problemen met de familie [naam 1] dan hij heeft gedaan. Hij weet niet alle details van de afpersing van zijn vader, omdat hij destijds nog jong was en zijn vader hem zoveel mogelijk buiten de problemen wilde houden. Eiser heeft geen ook bewijzen van de afpersing. Hij wijst op het rapport van USDOS van 30 maart 2021 [2] waarin wordt vermeld dat in Kazachstan sprake is van grootschalige corruptie binnen de overheid en stelt dat er na de val van de Sovjet-Unie verwevenheid is ontstaan tussen bedrijfsleven, politiek en criminele organisaties. Volgens eiser had hij dan ook gegronde reden om geen aangifte te doen. Verder stelt hij dat zijn littekens onderbouwen dat hij slachtoffer is geworden van een steekpartij. Hij weet dat de steekpartij het gevolg is van het conflict met de familie [naam 1], want verder heeft hij geen conflicten.
Tot slot stelt eiser dat hij niet direct asiel heeft aangevraagd in Nederland, omdat hij niet bekend is met de asielwetgeving en hij daarover verkeerd is voorgelicht door derden. Zij hebben hem verteld dat als hij zou zeggen dat hij een grote geldschuld heeft, hij aangemerkt zou worden als economische vluchteling en geen kans op asiel zou hebben.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. Verweerder heeft in het voornemen uitvoerig gemotiveerd op welke punten eiser wisselend, tegenstrijdig en onvoldoende gedetailleerd heeft verklaard over de problemen die hij stelt te hebben met de familie [naam 1] vanwege een lening van zijn vader. [3] Dit wordt hem terecht tegengeworpen. Met wat eiser aanvoert, worden de tegenstrijdige en vage verklaringen niet weggenomen of nader toegelicht. Dat sprake is van corruptie in Kazachstan maakt niet aannemelijk dat eiser de gestelde problemen had of dat hij daarvan geen aangifte kon doen. Daargelaten dat er in het medisch advies van Medifirst geen melding wordt gemaakt van littekens, heeft eiser ook het causaal verband tussen die gestelde littekens en de gestelde problemen niet aannemelijk gemaakt. Zijn vermoeden dat hij deze heeft opgelopen bij een steekpartij waarvoor zijn problemen met de familie [naam 1] de aanleiding hebben gevormd, heeft hij op geen enkele wijze onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de gestelde problemen met de familie [naam 1] dan ook niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft hierbij mogen betrekken dat eiser direct na zijn eerste binnenkomst in Nederland naar Duitsland is doorgereisd en daar (bijna) anderhalf jaar lang, grotendeels illegaal, heeft verbleven. Dat doet afbreuk aan de gestelde noodzaak tot bescherming.
5. Voor zover eiser heeft aangevoerd dat verweerder zijn aanvraag ten onrechte heeft afgewezen als kennelijk ongegrond, stelt de rechtbank vast dat eiser meteen na zijn aankomst in Nederland op 7 december 2019 naar Duitsland is vertrokken en, na een langdurig verblijf in Duitsland, naar Nederland is teruggekeerd om hier alsnog asiel aan te vragen. Tegen die achtergrond heeft verweerder niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij zich niet zo snel mogelijk bij de Nederlandse autoriteiten heeft gemeld en kenbaar heeft gemaakt dat hij internationale bescherming wenst. Dat eiser, naar hij stelt, geen kennis heeft van de Nederlandse asielwetgeving en verkeerd is voorgelicht door derden, is niet onderbouwd en biedt daarvoor ook geen rechtvaardiging. De aanvraag is daarom terecht afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr.A.J.J. Sterks, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.US Department of State, 2020 Country Report on Human Rights Practices: Kazakhstan.
3.Pagina 3 tot en met 5.