ECLI:NL:RBDHA:2022:7639
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Kazachse nationaliteit op grond van ongeloofwaardige problemen met familie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een man van Kazachse nationaliteit, had op 20 mei 2021 een asielaanvraag ingediend in Nederland, nadat hij op 7 december 2019 het land was binnengekomen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de eiser niet tijdig zijn aanvraag had ingediend en de gestelde problemen met zijn familie in Kazachstan niet geloofwaardig werden geacht. Eiser stelde dat hij problemen had met de familie [naam 1] vanwege een lening van zijn vader en dat hij slachtoffer was van een steekpartij. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser tegenstrijdig en onvoldoende gedetailleerd waren, en dat de gestelde problemen met zijn familie niet aannemelijk waren gemaakt. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims en dat zijn vertrek naar Duitsland direct na zijn aankomst in Nederland afbreuk doet aan zijn verzoek om bescherming. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.