ECLI:NL:RBDHA:2022:762
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.W.J. van der Meer, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 21 december 2021 de asielaanvraag van verzoeker had afgewezen als kennelijk ongegrond. Tijdens de zitting op 14 januari 2022 is verzoeker echter niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich wel heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. H.J. Metselaar.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, maar heeft dit verzoek afgewezen. De afwijzing is onderbouwd met de overweging dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL21.19898) die relevant is voor de beoordeling van het verzoek. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.