ECLI:NL:RBDHA:2022:7596

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
C/09/626026 / JE RK 22-469
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke bekrachtiging van schriftelijke aanwijzing in jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2022 uitspraak gedaan in een jeugdzorgkwestie betreffende de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2015. De zaak is gestart naar aanleiding van een verzoekschrift van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling optreedt. De moeder van de minderjarige is belast met het ouderlijk gezag en de minderjarige verblijft feitelijk bij haar. De kinderrechter heeft eerder op 7 oktober 2021 een ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd tot 9 oktober 2022.

De gecertificeerde instelling heeft een schriftelijke aanwijzing gegeven met betrekking tot de verzorging en opvoeding van de minderjarige, waarin verschillende verplichtingen voor de moeder zijn opgenomen. De moeder heeft ter zitting verklaard dat zij tijdens haar zwangerschap veel last had van haar bekken, wat heeft geleid tot het afzeggen van afspraken. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en heeft kennisgenomen van de verklaringen van de moeder en de jeugdbeschermer. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder enige vooruitgang heeft geboekt, maar dat er nog steeds behoefte is aan ondersteuning en begeleiding.

De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing gedeeltelijk bekrachtigd, met uitzondering van het deel dat de moeder verbiedt om met de minderjarige naar Curaçao te emigreren. De kinderrechter oordeelt dat de gecertificeerde instelling bevoegd is om aanwijzingen te geven ter bescherming van de minderjarige en dat de bekrachtigde onderdelen noodzakelijk zijn om bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/626026 / JE RK 22-469
Datum uitspraak: 30 juni 2022

Beschikking van de kinderrechter

Gedeeltelijke bekrachtiging schriftelijke aanwijzing

in de zaak naar aanleiding van het op 9 maart 2022 ingekomen verzoekschrift van:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
- [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2015 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats]

Het procesverloop

De behandeling van het verzoek is aangevangen ter zitting van 10 mei 2022. De kinderrechter heeft op die zitting de zaak aangehouden tot een nader te bepalen datum, omdat voor de moeder op 10 mei 2022 geen tolk beschikbaar was.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen.
Op 16 juni 2022 heeft de kinderrechter behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
  • [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder.
De moeder heeft ter zitting telefonische vertaalondersteuning gekregen van haar [begeleider] , verbonden aan het Leger Des Heils. Partijen hebben ter zitting expliciet bevestigd dat zij, bij gebreke van een professionele tolk, langs deze weg ondersteuning willen.

Feiten

  • De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
  • [minderjarige] verblijft feitelijk bij de moeder.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 7 oktober 2021 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 9 oktober 2021 tot 9 oktober 2022.
  • De gecertificeerde instelling heeft op 23 november 2021 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . In deze schriftelijke aanwijzing is het volgende opgenomen:

1. U geeft zicht in de opvoedsituatie door mee te werken aan de opvoedondersteuning van Middin. Dit betekent dat u afspraken nakomt en dat u zich leerbaar opstelt door tips en adviezen op te volgen;

2. U werkt mee aan hulpverlening van Pluryn, zodat het gedrag van [minderjarige] inzichtelijk wordt en passende hulp kan worden ingezet. U organiseert hetgeen nodig is, zoals vervoer, zodat [minderjarige] haar behandelafspraken na kan komen;

3. U geeft toestemming voor extra ondersteuning in het onderwijs, zodat [minderjarige] voldoende gestimuleerd kan worden in haar ontwikkeling;

4. U reageert op berichten van de jeugdzorgwerker en houdt de jeugdzorgwerker op de hoogte van belangrijke informatie, gebeurtenissen en afspraken rondom [minderjarige] . Dit betekent dat u telefonisch of via de e-mail contact opneemt met de jeugdzorgwerker wanneer een situatie thuis, op school of in het hulpverleningstraject verandert (zoals een nieuwe zwangerschap, schoolverzuim etc.);

5. U emigreert niet naar Curaçao met [minderjarige] en belast [minderjarige] niet met het idee om te vertrekken. Dit betekent dat u uw gedachten rondom emigratie niet met [minderjarige] bespreekt, zodat [minderjarige] zich volledig kan richten op school en haar ontwikkeling.

Verzoek en verweer

De gecertificeerde instelling heeft bekrachtiging van voornoemde schriftelijke aanwijzing verzocht.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. De jeugdbeschermer heeft op meerdere manieren geprobeerd de moeder te motiveren om de afspraken met de hulpverlening na te komen. Er is met de moeder gesproken over de noodzaak en het doel van de betrokken hulpverlening en er zijn verschillende kansen aan de moeder gegeven om deze te accepteren, maar het nut van de hulpverlening lijkt niet te beklijven. Pluryn heeft het dossier gesloten omdat de moeder onvoldoende draagkracht ervaart om [minderjarige] naar haar afspraken te brengen. Hierdoor kan er geen verder onderzoek worden gedaan en dat heeft weer tot gevolg dat er geen hulp kan worden ingezet die past bij de behoeften en problematiek van [minderjarige] . Daarnaast zijn er meerdere afspraken met Middin niet doorgegaan omdat de moeder niet bereikbaar was, niet in de middag wilde afspreken, ziek was of met rust gelaten wilde worden in de vakantie.
Ter zitting heeft de jeugdbeschermer verder toegelicht dat de moeder in de afgelopen periode, na het indienen van het voorliggende verzoekschrift en de bevalling van haar jongste kind, iets toegankelijker is geworden in het contact en haar afspraken beter nakomt. De moeder heeft nu één keer in de maand een afspraak met Middin, maar het is wel de bedoeling dat dit er meer gaan worden. Desgevraagd heeft de jeugdbeschermer toegelicht dat punt één en punt vier van de schriftelijke aanwijzing nodig zijn om die positieve lijn bij de moeder vast te houden. Het dossier met Pluryn is gesloten en er is geïndiceerd om de hulp bij Beter Thuis te beleggen; zij hebben evenwel aangegeven ook niet bij de moeder thuis te kunnen komen. Er is belang bij bekrachtiging van punt twee van de schriftelijke aanwijzing, omdat Pluryn te kennen heeft gegeven alsnog te willen instappen als de moeder meer commitment gaat tonen. Punt drie van de aanwijzing loopt nu voldoende. Er is een begeleider op school aan [minderjarige] gekoppeld en er is besloten om de speltherapie niet op school te laten plaatsvinden. Als Pluryn nog instapt, zal dat bij hun op de locatie worden opgepakt. Ten aanzien van de eerste zinsnede van punt vijf heeft de jeugdbeschermer desgevraagd verklaard dat zij zich er inmiddels bewust van is dat niet bij wijze van schriftelijke aanwijzing van de moeder kan worden verlangd dat ze niet naar Curaçao emigreert. Wel is het van belang dat het tweede deel van punt vijf wordt bekrachtigd, opdat de moeder [minderjarige] niet belast met volwassenzaken en de last die dat met zich brengt.
De moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij tijdens haar zwangerschap veel last had van haar bekken waardoor ze een aantal afspraken had afgezegd. Het gaat nu goed met [minderjarige] en haar begeleider op school, maar ze vindt het soms nog wel spannend. De moeder houdt vooral contact via haar begeleidster omdat die ook Papiaments spreekt. De moeder bespreekt niet meer met [minderjarige] om naar Curaçao te verhuizen, maar zij heeft daar nog veel familieleden die af en toe vragen wanneer ze weer langskomen.

Beoordeling

Op grond van artikel 1:263, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek kan de gecertificeerde instelling ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zij kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder of de minderjarige niet instemmen met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen.
Namens de gecertificeerde instelling is ter zitting verklaard dat ten aanzien van punt drie van de schriftelijke aanwijzing op dit moment geen belang meer is bij bekrachtiging. [minderjarige] heeft inmiddels een begeleider op school en er is besloten om de speltherapie niet op school te laten plaatsvinden. De gecertificeerde instelling is daarom niet ontvankelijk in dit deel van haar verzoek.
De kinderrechter stelt vast dat ten aanzien van de overige onderdelen van de schriftelijke aanwijzing aan de ontvankelijkheidsvereisten van het verzoek is voldaan.
Vervolgens wordt toegekomen aan de inhoudelijke toetsing van het besluit, waarbij de eerste vraag is of de gecertificeerde instelling, gelet op het bepaalde in artikel 1:263 lid 1 BW, de bevoegdheid toekwam de schriftelijke aanwijzing te geven. Deze toets dient ook los van hetgeen partijen hebben aangedragen, dus ambtshalve, te worden uitgevoerd.
Ten aanzien van punt vijf van de schriftelijke aanwijzing geldt voor het eerste deel daarvan, dat luidt: ‘
U emigreert niet naar Curaçao met [minderjarige]’, dat een dergelijk verbod niet valt onder de uitvoering van de taak van de gecertificeerde instelling. Dat betekent dat dit deel niet voor bekrachtiging in aanmerking komt en het verzoek voor dat gedeelte zal worden afgewezen.
Dat ligt anders voor het tweede deel van punt vijf van de schriftelijke aanwijzing, dat luidt: ‘
U belast [minderjarige] niet met het idee om te vertrekken. Dit betekent dat u uw gedachten rondom emigratie niet met [minderjarige] bespreekt, zodat [minderjarige] zich volledig kan richten op school en haar ontwikkeling.’ Deze opdracht valt wel onder de uitvoering van de taak van de gecertificeerde instelling.
De kinderrechter stelt op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting vast dat ook punt één, twee, drie en vier van de schriftelijke aanwijzing vallen onder de uitvoering van de taak van de gecertificeerde instelling. Voorts betreffen punt één, twee, drie, vier en het tweede deel van punt vijf de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Uit het verzoek en de toelichting ter zitting leidt de kinderrechter af dat deze onderdelen van de schriftelijke aanwijzing ook noodzakelijk zijn om concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] weg te nemen. De gecertificeerde instelling is dan ook ten aanzien van punt één, twee, drie, vier en het tweede deel van punt vijf bevoegd om die aanwijzingen te geven.
Ten aanzien van punt één, twee, vier en het tweede deel van punt vijf heeft de gecertificeerde instelling op dit moment ook belang bij bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing. De kinderrechter vindt dat voldoende onderbouwd is aangedragen dat de moeder, ondanks de positieve ontwikkeling in het contact, haar afspraken met de hulpverlening nog onvoldoende nakomt. Ter zitting is gebleken dat de moeder van goede wil is, maar externe steun en af en toe ook een externe prikkel nodig heeft om afspraken na te komen en zich te laten sturen. De hulpverlening is noodzakelijk voor de ontwikkeling van [minderjarige] en de kinderrechter is van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing de nodige externe en concrete prikkel biedt om de moeder daarin te sturen.
De kinderrechter zal de schriftelijke aanwijzing daarom bekrachtigen ten aanzien van punt één, twee, vier en ten aanzien van punt vijf voor zover dat betrekking heeft op ‘
U belast [minderjarige] niet met het idee om te vertrekken. Dit betekent dat u uw gedachten rondom emigratie niet met [minderjarige] bespreekt, zodat [minderjarige] zich volledig kan richten op school en haar ontwikkeling.’
Vorenstaande overwegingen leiden er toe dat als volgt wordt beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing d.d. 23 november 2021 ten aanzien van punt één, punt twee, punt vier, en ten aanzien van punt vijf voor zover dit luidt ‘
U belast [minderjarige] niet met het idee om te vertrekken. Dit betekent dat u uw gedachten rondom emigratie niet met [minderjarige] bespreekt, zodat [minderjarige] zich volledig kan richten op school en haar ontwikkeling.’;
verklaart de gecertificeerde instelling niet ontvankelijk in haar verzoek voor zover dat betrekking heeft op punt drie van de schriftelijke aanwijzing;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2022 door mr. M.H. Rochat, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat tegen deze beslissing geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.