ECLI:NL:RBDHA:2022:7595

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
C/09/615738 / JE RK 21-1857
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlenging machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 juni 2022 uitspraak gedaan over het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2010. Het verzoek was ingediend door de Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, de gecertificeerde instelling, naar aanleiding van een eerdere beschikking van 23 februari 2022, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing was verlengd tot 26 juni 2022. De kinderrechter heeft de minderjarige op 16 juni 2022 in raadkamer gehoord en kennisgenomen van diverse stukken, waaronder een brief van de minderjarige en een update van de gecertificeerde instelling.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder van de minderjarige, die eerder in een onveilige situatie verkeerde, haar behandeling succesvol heeft afgesloten en dat de samenwerking tussen de moeder en de grootmoeder goed verloopt. De minderjarige ontwikkelt zich goed en vertoont geen zorgelijke signalen na bezoeken bij de moeder. De kinderrechter concludeert dat de gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing niet meer aanwezig zijn en dat de moeder in staat is om de zorg voor de minderjarige weer op zich te nemen.

Daarom heeft de kinderrechter het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/615738 / JE RK 21-1857
Datum uitspraak: 16 juni 2022

Beschikking van de kinderrechter

Afwijzing verlenging machtiging uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 30 juli 2021 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland (verder: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
- [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2010 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw 1]

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A. Heida te Dordrecht,

[de vrouw 2]

hierna te noemen: de grootmoeder.

Het procesverloop

Bij beschikking d.d. 23 februari 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank is de machtiging verlengd om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 26 maart 2022 tot 26 juni 2022 en de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
  • voornoemde beschikking d.d. 23 februari 2022;
  • de brief van [minderjarige] d.d. 9 mei 2022;
  • de update met bijlagen van de gecertificeerde instelling, d.d. 10 juni 2022.
Op 16 juni 2022 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
  • [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de grootmoeder.
[minderjarige] is op 16 juni 2022 in raadkamer gehoord.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. De draagkracht van de moeder is versterkt sinds er de afgelopen periode meer rust is in haar gezondheidstoestand. Ze heeft geprofiteerd van de behandeling en doet haar best om emotioneel beschikbaar te zijn voor [minderjarige] . Zij probeert daarbij om niet vanuit wantrouwen een samenwerking aan te gaan met de hulverlening. Toch ziet de gecertificeerde instelling dat de moeder hier nog moeite mee heeft doordat het vertrouwen in de hulpverlening in het verleden is beschadigd. Dit is een systemisch probleem geworden. De gecertificeerde instelling meent dat de pedagogische en affectieve vaardigheden en inzichten van de moeder nog onvoldoende zijn. De persoonlijkheidsstructuur van de moeder kan mogelijk onveiligheid veroorzaken voor [minderjarige] met als risico dat hij de coping van de moeder overneemt. [minderjarige] ontwikkelt zich goed bij de grootmoeder en heeft veel positieve stappen gezet. De traumabehandelingen van [minderjarige] lopen nog niet omdat hij op dit moment zijn plafond heeft bereikt. De grootmoeder en moeder zijn in staat om tijdig aan te geven wanneer hij er wel klaar voor is. [minderjarige] geniet van de bezoeken bij de moeder en er zijn naderhand geen zorgelijke signalen. De grootmoeder heeft voldoende draagkracht voor de opvoeding van [minderjarige] en [minderjarige] is gebaat bij de constructie die nu al een tijdje bestaat. Wel wil de gecertificeerde instelling de rol van de moeder nog steeds zo groot mogelijk maken. De gecertificeerde instelling heeft de visie om een gezamenlijke opvoeding te hanteren waarbij [minderjarige] merendeels bij de grootmoeder verblijft. De gecertificeerde instelling verschilt hierin van visie met de moeder en [minderjarige] .
Door en namens de moeder is verweer gevoerd. De moeder heeft naar voren gebracht dat ze wil dat [minderjarige] bij haar komt wonen. De moeder en de grootmoeder kunnen goed samenwerken en [minderjarige] zal nog steeds vaak naar de grootmoeder gaan.
De advocaat heeft naar voren gebracht dat [minderjarige] niet bij de grootmoeder was geplaatst omdat er sprake was van een onveilige situatie, maar omdat de moeder een ingrijpende operatie had waardoor zij de zorg voor [minderjarige] tijdelijk niet kon dragen. De gecertificeerde instelling heeft niet juist gehandeld en heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar de belastbaarheid van de moeder. Er is alleen een gesprek geweest met de moeder en geen diagnostisch onderzoek gedaan. De gecertificeerde instelling geeft aan dat er sprake is van een veilig opvoedklimaat bij de moeder en de moeder heeft haar behandeling succesvol afgesloten. In het verslag van de Pleegzorg staat dat er een goede samenwerking is en dat [minderjarige] geen zorgelijk gedrag laat zien nadat hij in het weekend bij de moeder is geweest. Ondanks al deze positieve ontwikkelingen komt de gecertificeerde instelling tot de conclusie dat het perspectief bij de grootmoeder zou liggen? Het is niet duidelijk waar de zorgen precies vandaan komen en waarom [minderjarige] niet terug zou kunnen naar de moeder. De moeder moet de kans en het vertrouwen krijgen om te laten zien dat zij voor [minderjarige] kan zorgen. De moeder en de grootmoeder kunnen goed samenwerken en zijn samen in staat om deze overgang goed te laten verlopen. De moeder verzoekt daarom om het verzoek af te wijzen.
De grootmoeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat de moeder en de grootmoeder alles op elkaar afstemmen. Als de machtiging niet wordt verlengd kan [minderjarige] bij de grootmoeder blijven tot het schooljaar is afgelopen. In de vakantie kunnen dan afspraken worden gemaakt voor de overgang naar de moeder.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, BW genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing niet meer, althans onvoldoende, aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat de moeder heeft geprofiteerd van haar behandeling en deze succesvol heeft afgesloten. De samenwerking tussen de grootmoeder en de moeder verloopt goed en zij zijn in staat om samen afspraken te maken en te kijken wat in het belang van [minderjarige] is. [minderjarige] ontwikkelt zich goed en vertoont geen zorgelijke signalen nadat hij in de weekenden bij de moeder is geweest. De moeder is in staat om de zorg voor [minderjarige] weer op zich te nemen en de ondertoezichtstelling en de waakvlamfunctie van het LUMC bieden hierbij voldoende waarborgen. Het is van belang dat er duidelijkheid komt voor [minderjarige] . De zomervakantie is een geschikte periode om de overgang van de grootmoeder naar de moeder te bewerkstelligen. De kinderrechter zal het verzoek daarom afwijzen.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot verlenging van de machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2022 door mr. J.C. van den Dries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 juli 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.