In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 juni 2022 uitspraak gedaan over het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2010. Het verzoek was ingediend door de Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, de gecertificeerde instelling, naar aanleiding van een eerdere beschikking van 23 februari 2022, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing was verlengd tot 26 juni 2022. De kinderrechter heeft de minderjarige op 16 juni 2022 in raadkamer gehoord en kennisgenomen van diverse stukken, waaronder een brief van de minderjarige en een update van de gecertificeerde instelling.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder van de minderjarige, die eerder in een onveilige situatie verkeerde, haar behandeling succesvol heeft afgesloten en dat de samenwerking tussen de moeder en de grootmoeder goed verloopt. De minderjarige ontwikkelt zich goed en vertoont geen zorgelijke signalen na bezoeken bij de moeder. De kinderrechter concludeert dat de gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing niet meer aanwezig zijn en dat de moeder in staat is om de zorg voor de minderjarige weer op zich te nemen.
Daarom heeft de kinderrechter het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.