Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (verweerder)
[derde-partij]uit [woonplaats] (de derde-partij).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eisers hebben beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarbij hen een last onder dwangsom is opgelegd wegens het bouwen in afwijking van de verleende omgevingsvergunning voor een dakopbouw. De omgevingsvergunning, verleend op 7 oktober 2019, vereiste dat steenstrips op de rechterzijgevel van de dakopbouw zouden worden geplaatst. Eisers betogen dat zij niet in overtreding zijn, omdat de welstandscommissie geen steenstrips heeft voorgeschreven en dat er in overleg met de bouwinspecteur is afgesproken dat deze konden worden weggelaten. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de omgevingsvergunning niet is gewijzigd en dat eisers in overtreding zijn door het niet plaatsen van de steenstrips. Het beroep op het vertrouwensbeginsel is afgewezen, omdat er geen onderbouwing is voor de stelling dat de bouwinspecteur toestemming heeft gegeven voor het weglaten van de steenstrips. De rechtbank concludeert dat er geen concreet zicht op legalisatie bestaat, omdat de welstandscommissie het bouwplan zonder steenstrips niet zal goedkeuren. De voorzieningenrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en de last onder dwangsom in stand gelaten. Tevens is het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.