ECLI:NL:RBDHA:2022:7587

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
SGR 22/2983 en SGR 22/2984
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving omgevingsvergunning en last onder dwangsom bij afwijking van bouwplan

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eisers hebben beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarbij hen een last onder dwangsom is opgelegd wegens het bouwen in afwijking van de verleende omgevingsvergunning voor een dakopbouw. De omgevingsvergunning, verleend op 7 oktober 2019, vereiste dat steenstrips op de rechterzijgevel van de dakopbouw zouden worden geplaatst. Eisers betogen dat zij niet in overtreding zijn, omdat de welstandscommissie geen steenstrips heeft voorgeschreven en dat er in overleg met de bouwinspecteur is afgesproken dat deze konden worden weggelaten. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de omgevingsvergunning niet is gewijzigd en dat eisers in overtreding zijn door het niet plaatsen van de steenstrips. Het beroep op het vertrouwensbeginsel is afgewezen, omdat er geen onderbouwing is voor de stelling dat de bouwinspecteur toestemming heeft gegeven voor het weglaten van de steenstrips. De rechtbank concludeert dat er geen concreet zicht op legalisatie bestaat, omdat de welstandscommissie het bouwplan zonder steenstrips niet zal goedkeuren. De voorzieningenrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en de last onder dwangsom in stand gelaten. Tevens is het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 22/2983 en 22/2984
uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 juli 2022 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en [eiseres], te [woonplaats] , eiseres
tezamen: eisers,
(gemachtigde: mr. C.R. Jansen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (verweerder)

(gemachtigde: mr. P. Yildirim).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij]uit [woonplaats] (de derde-partij).

Procesverloop

Bij besluit van 1 december 2021 heeft verweerder aan eiser een last onder dwangsom opgelegd omdat gebouwd is in afwijking van de verleende omgevingsvergunning. Met het bestreden besluit van 7 april 2022 op het bezwaar van eisers is verweerder bij dat besluit gebleven.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verder hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft toegezegd dat er geen uitvoering aan het bestreden besluit wordt gegeven tot twee weken na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
De derde-partij heeft schriftelijk gereageerd.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van verweerder. Eisers hebben voorts hun aannemer, [A] , meegenomen naar de zitting. De derde-partij is, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van eisers tegen het bestreden besluit over de dwangsom. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2. Op 7 oktober 2019 heeft verweerder aan eiser een omgevingsvergunning verleend voor het maken van een dakopbouw met dakterrassen (het bouwplan) op de woning aan het Dr. De Visserplein 83 te Den Haag.
3. Op 28 april 2021 heeft de derde-partij verweerder verzocht om
handhavend op te treden omdat de dakopbouw niet (geheel) conform de verleende omgevingsvergunning is uitgevoerd.
4. Bij besluit van 1 december 2021 heeft verweerder eiser een last onder dwangsom opgelegd omdat is gebouwd in afwijking van de verleende omgevingsvergunning van 7 oktober 2019. De afwijking houdt in dat geen steenstrips zijn geplaatst aan de rechterzijgevel van de dakopbouw. Eiser dient de overtreding te beëindigen op straffe van verbeuring van een dwangsom van € 7.500,-. Verweerder heeft de begunstigingstermijn meerdere keren verlengd, laatstelijk tot twee weken na de uitspraak op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
5. Eisers betogen dat zij niet in overtreding zijn, omdat de Welstands- en monumentencommissie (de welstandscommissie) geen steenstrips heeft voorgeschreven als gevelafwerking. Voor zover eisers hierin niet worden gevolgd, stellen zij dat het bouwplan in overleg met de bouwinspecteur van de gemeente Den Haag is uitgevoerd. Daarbij is afgesproken dat de steenstrips weggelaten konden worden. Van de gewijzigde situatie hebben eisers nieuwe bouwtekeningen aan de bouwinspecteur toegestuurd waardoor er volgens eisers een gewijzigde omgevingsvergunning is ontstaan. Vervolgens is de bouw, na gereedmelding, door een andere bouwinspecteur volledig gecontroleerd en goedgekeurd. Eisers mochten er dan ook op vertrouwen dat de uitvoering van de omgevingsvergunning akkoord was. Alsnog handhavend optreden, meer dan een jaar na de gereedmelding, brengt onevenredige gevolgen en kosten voor eisers met zich.
Overtreding?
6.1.
De rechtbank stelt vast dat de welstandscommissie het bouwplan heeft getoetst aan de Welstandsnota. In eerste instantie heeft de welstandscommissie een negatief advies afgegeven. Daarop hebben eisers een aangepast bouwplan ingediend dat ook niet akkoord is bevonden door de welstandscommissie. In dit laatste negatieve advies heeft de welstandscommissie, voor zover hier van belang, gevraagd de zijgevel uit te voeren in de bestaande gele steen, omdat plaatmateriaal als gevelbekleding te laagwaardig is in dit beschermde stadsgezicht en niet passend bij de bestaande architectuur. Eisers hebben vervolgens opnieuw een aangepast bouwplan ingediend, waarmee de welstandscommissie uiteindelijk heeft ingestemd. Met dit tweede gewijzigde bouwplan hebben eisers gevolg gegeven aan de door de welstandscommissie gewenste gevelafwerking. Dit volgt uit de bouwtekening die als bijlage 2 bij de omgevingsvergunning van 7 oktober 2019 is gevoegd. Uit die tekening blijkt dat de gevelopbouw wordt afgewerkt door steenstrips te plaatsen, platvol gevoegd en overeenkomstig de bestaande kleuren. Nu deze tekening onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning, voorziet het bouwplan in het maken van een dakopbouw met steenstrips als gevelafwerking.
6.2.
De rechtbank volgt eisers niet in hun betoog dat de omgevingsvergunning van 7 oktober 2019 is gewijzigd. Met het enkel toezenden van nieuwe bouwtekeningen per email aan de bouwinspecteur, ontstaat geen gewijzigde omgevingsvergunning. Daartoe is een verzoek nodig om een besluit te nemen. Van een dergelijke aanvraag is niet gebleken.
6.3.
Niet in geschil is dat eisers geen steenstrips hebben geplaatst op de rechterzijgevel. Dat betekent dat zij zijn afgeweken van de verleende omgevingsvergunning van 7 oktober 2019. Dat is verboden op grond van artikel 2.3a, eerste lid, van de Wabo. Eisers zijn daarom in overtreding.
7. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Vertrouwensbeginsel
8.1
Het beroep van eisers op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. De stelling van eisers dat door de bouwinspecteur van de gemeente is toegezegd dat de steenstrips achterwege gelaten konden worden, is niet onderbouwd. In het dossier bevindt zich een mailwisseling tussen eisers, hun aannemer en de aanvankelijke bouwinspecteur. Uit deze mailwisseling blijkt niet dat de bouwinspecteur uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor het weglaten van de steenstrips. Op verzoek van verweerder heeft deze bouwinspecteur op 5 oktober 2021 nog een schriftelijke verklaring afgelegd. Daarin verklaart zij dat zij naar verwachting gehandeld zal hebben volgens haar gebruikelijke werkwijze, namelijk dat zij navraag zal hebben gedaan bij de welstandscommissie en dat als die niet akkoord is, zij ook geen toestemming zal hebben gegeven voor de afwijking. De rechtbank overweegt dat ook hieruit niet blijkt van een toezegging. Uit het enkele feit dat de bouwinspecteur niet adequaat op de e-mails van eisers en hun aannemer heeft gereageerd, hebben eisers evenmin kunnen afleiden dat het weglaten van de steenstrips akkoord was. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in deze e-mails niet specifiek om toestemming is gevraagd de gevel anders af te werken.
8.2
In het eind-inspectierapport, na gereedmelding van het bouwplan, heeft de opvolgende bouwinspecteur van de gemeente aangegeven dat de gevelafwerking voldoet, waarbij hij heeft opgetekend dat daarover een mailwisseling is geweest met de aanvankelijke bouwinspecteur. Wat daarvan ook zij, aan dit rapport kunnen eisers niet de waarde toekennen die zij daaraan toegekend willen zien. De door de bouwinspecteur gegeven instemming naar aanleiding van de gereedmelding van de bouwwerkzaamheden strekt niet verder dan dat daarmee te kennen is gegeven dat er geen bezwaar bestaat tegen het in gebruik nemen van het verbouwde deel van de woning. De gereedmelding heeft geen legaliserende werking ten aanzien van afwijkingen van de verleende omgevingsvergunning. Daarom staat de gereedmelding niet in de weg aan de mogelijkheid die verweerder heeft om handhavend op te treden. [1]
Concreet zicht op legalisatie?
9.1.
Voor de vraag of sprake is van concreet zicht op legalisatie dient in dit geval minimaal aannemelijk te zijn dat eisers bereid zijn een omgevingsvergunningaanvraag in te dienen ter legalisering van het gerealiseerde bouwwerk zonder steenstrips. Daarnaast dient aannemelijk te zijn dat deze aanvraag, zou deze zijn ingediend, ook vergund kan worden. [2]
9.2.
Uit de adviezen van de welstandscommissie leidt de rechtbank af dat de zijgevel zonder afwerking overeenkomstig de bestaande, ter plaatse toegepaste gele steen door het plaatsen van steenstrips niet akkoord zal worden bevonden door de welstandscommissie. Dat betekent dat verweerder de omgevingsvergunning niet zal kunnen verlenen en er dus ook geen sprake is van concreet zicht op legalisatie.
Overige omstandigheden
10. De voorzieningenrechter is van oordeel dat handhaving ook anderszins niet onevenredig is ten opzichte van de daarmee te dienen doelen. Het alsnog moeten aanbrengen van de steenstrips acht de voorzieningenrechter niet onevenredig bezwarend of kostbaar voor eisers.
Conclusie en gevolgen
11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de last onder dwangsom in stand blijft. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten. Er bestaat ook geen aanleiding voor een schadevergoeding, nog daargelaten dat eisers het verzoek daartoe pas op de zitting hebben gedaan.
12. Eisers hebben geen gronden ingediend tegen de begunstigingstermijn. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat eisers meer tijd nodig hebben dan twee weken om aan de last te voldoen, omdat het momenteel lastig is om een aannemer te vinden en de levertijd van bouwmaterialen langer kan zijn. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat eisers een verzoek om verlenging van de begunstigingstermijn kunnen doen. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat verweerder een dergelijk verzoek zal inwilligen, en dat eisers geen dwangsom zullen verbeuren zodra duidelijk is dat zij binnen een redelijke termijn de overtreding ongedaan zullen maken.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.F.A. Bouwens-Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 5 september 2019, ECLI:NL:RVS:2018:2911.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 2 juli 2010 van de Afdeling, ECLI:NL:RVS:2010:BM6444.