ECLI:NL:RBDHA:2022:7580
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking beroep niet tijdig beslissen en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke asielzaak
In deze zaak heeft verzoekster op 10 april 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank Amsterdam heeft op 30 juli 2020 het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen binnen acht weken een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van de termijn. Op 9 februari 2021 heeft verzoekster opnieuw beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit. Verweerder heeft op 18 maart 2021 alsnog een besluit genomen, waarna verzoekster het beroep heeft ingetrokken en verzocht om proceskostenvergoeding.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelt dat verweerder aan verzoekster is tegemoetgekomen door het nemen van een besluit, en dat het beroep terecht was ingediend. Verweerder verzet zich niet tegen de proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de zaken van verzoekster en haar echtgenoot als samenhangend kunnen worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat dit niet het geval is, omdat de beroepen afzonderlijk zijn behandeld en op verschillende momenten zijn ingediend.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 379,50, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Deze kosten zijn berekend voor de rechtsbijstand die verzoekster heeft ontvangen. De uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, en is openbaar gemaakt.