Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Algerijnse eiser op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw). De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hem de maatregel van bewaring was opgelegd. De rechtbank heeft het onderzoek op 15 juli 2022 gesloten en zich vervolgens gebogen over de vraag of de eiser recht heeft op schadevergoeding, nu de bewaring inmiddels was opgeheven.
De rechtbank overweegt dat de gronden voor de bewaring niet zijn betwist door de eiser, en dat er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat er een significant risico bestaat dat de eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank wijst erop dat de eiser eerder in bewaring heeft gezeten en dat er een geplande overdracht was die niet kon doorgaan vanwege de weigering van de eiser om mee te werken aan een PCR-test. De rechtbank concludeert dat er wel degelijk een redelijk vooruitzicht op verwijdering is, ondanks de claimakkoord waar de eiser naar verwijst.
Daarnaast heeft de eiser aangevoerd dat verweerder een lichter middel had moeten toepassen vanwege zijn medische problemen. De rechtbank oordeelt echter dat de medische zorg in het detentiecentrum voldoende is en dat de eiser niet heeft aangetoond dat hij zorg nodig heeft die daar niet kan worden geboden. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.