ECLI:NL:RBDHA:2022:7513

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
NL22.5163
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na vertrek verzoeker

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S. Zwiers, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. J. Visschers, was afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de procedure heeft de gemachtigde van verzoeker op 15 april 2022 laten weten niet ter zitting te verschijnen. Eveneens heeft verweerder aangegeven niet aanwezig te zijn op de zitting van 20 april 2022, waarop het onderzoek werd gesloten. Op 30 mei 2022 werd bekend dat verzoeker met onbekende bestemming was vertrokken. De rechtbank heeft vervolgens op 8 juni 2022 de uitspraaktermijn verlengd en de gemachtigde van verzoeker verzocht te reageren op de melding van vertrek, maar hierop is geen reactie ontvangen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank op 24 juni 2022 het onderzoek heropend en partijen de gelegenheid gegeven om aan te geven of zij nog een nadere zitting wensen. Aangezien geen van de partijen hierop heeft gereageerd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat, gezien de uitspraak van 8 juli 2022 in een gerelateerde zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL22.5163
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam], verzoeker v-nummer: [nummer] (gemachtigde: mr. S. Zwiers),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. Visschers).

Procesverloop

Bij besluit van 25 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De gemachtigde van verzoeker heeft op 15 april 2022 schriftelijk laten weten dat zij en verzoeker niet ter zitting zullen verschijnen. Verweerder heeft op 19 april 2022 een verweerschrift ingediend en daarbij aangegeven eveneens niet ter zitting aanwezig te zullen zijn. Op de zitting van 20 april 2022 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en bepaald dat uitspraak zal worden gedaan over zes weken.
Op 30 mei 2022 heeft verweerder bericht dat verzoeker met onbekende bestemming (MOB) is vertrokken.
Op 8 juni 2022 heeft de rechtbank bij brief de uitspraaktermijn verlengd met zes weken. Op dezelfde datum heeft de rechtbank gemachtigde van verzoeker verzocht binnen een week te reageren op de MOB melding van verweerder. Gemachtigde van verzoeker heeft desgevraagd niet gereageerd.
De rechtbank heeft naar aanleiding van genoemd bericht van verweerder op 24 juni 2022 het onderzoek heropend. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld binnen een week na verzending van de brief van 24 juni 2022 aan te geven of zij nog een nadere zitting wensen. Nadat geen van de partijen heeft aangegeven op een zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van 8 juli 2022, zaaknummer NL22.5162, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR21427517

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.