ECLI:NL:RBDHA:2022:7495

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
C/09/628991 / JE RK 22-943
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in een jeugdzorgzaak met aanhoudingen van verzoeken tot wijziging omgangsregeling en deskundigenonderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders, die een geregistreerd partnerschap hebben, gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag over de kinderen. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] voor de duur van één jaar en om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinsgerichte voorziening. De ouders werken mee aan hulpverleningstrajecten, maar er zijn aanhoudende spanningen en zorgen over de opvoedcapaciteiten van de ouders. Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de ouders onvoldoende pedagogische vaardigheden hebben en dat de situatie nog niet stabiel is. De rechtbank heeft besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 30 oktober 2022, met behoud van de gecertificeerde instelling. Tevens is er een deskundigenonderzoek gelast om meer inzicht te krijgen in de opvoedcapaciteiten van de ouders. De rechtbank heeft de ouders de gelegenheid gegeven om een advocaat te vinden en heeft de behandeling van de verzoeken aangehouden tot de volgende zitting op 30 september 2022.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: I. C/09/628991 / JE RK 22-943
( [minderjarige 1] )
II. C/09/628993 / JE RK 22-944
( [minderjarige 2] )
III. C/09/604729 / JE RK 20-2958
IV. C/09/612034 / JE RK 21-1173
Datum uitspraak: 14 juni 2022

Beschikking van de meervoudige kamer

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
Verlenging ondertoezichtstelling
Aanhouding verzoek wijziging omgangsregeling
Aanhouding NIFP onderzoek
in de zaak naar aanleiding van het ingekomen verzoekschriften van:

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
en van,

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
en

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] , maar feitelijk verblijvende op een ander adres,
betreffende:
-
[minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2019 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2020 te [geboorteplaats 2]
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De rechtbank merkt de ouders en de gecertificeerde instelling als belanghebbenden aan ten aanzien van de verzoeken.

Het procesverloop

Bij beschikking van 28 januari 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank is, voor zover hier relevant, onder meer:
  • de verleende machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een gezinsgerichte voorziening verlengd van 2 februari 2021 tot 2 juli 2021;
  • het zelfstandige verzoek van de moeder tot uitbreiding van de huidige omgangsregeling met [minderjarige 1] aangehouden tot de zitting van 20 mei 2021.
Bij beschikking van 25 juni 2021 heeft de rechtbank, voor zover hier relevant, onder meer:
  • de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van 2 juli 2021 tot 2 juli 2022 verlengd;
  • de verleende machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een gezinsgerichte voorziening verlengd van 2 juli 2021 tot 2 januari 2022;
  • de behandeling van het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] voor het overige aangehouden;
  • de vader, de moeder en de gecertificeerde instelling in de gelegenheid gesteld om met een voorstel te komen voor een deskundige(n) en tevens voor de aan de deskundige(n) te stellen vragen;
  • iedere beslissing ten aanzien van het deskundigenonderzoek aangehouden;
  • iedere beslissing ten aanzien van het verzoek tot uitbreiding van de omgang met [minderjarige 1] aangehouden.
Bij beschikking van 26 oktober 2021 heeft de rechtbank:
  • het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) verzocht om te bemiddelen bij de benoeming van (een) onafhankelijke deskundige(n) ter beantwoording van de geformuleerde vragen;
  • iedere verdere beslissing aangehouden.
Bij beschikking van 30 december 2021 heeft de rechtbank, voor zover hier relevant, onder meer:
  • de verleende machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een gezinsgerichte voorziening verlengd van 2 januari 2022 tot 2 maart 2022;
  • de behandeling van het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] voor het overige aangehouden tot de zitting van 25 februari 2022;
  • iedere verdere beslissing ten aanzien van het deskundigenonderzoek aangehouden;
  • iedere verdere beslissing ten aanzien van het verzoek tot uitbreiding van de omgang met [minderjarige 1] aangehouden.
Bij beschikking van 25 februari 2022 heeft de rechtbank, voor zover hier relevant, onder meer:
  • de verleende machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een gezinsgerichte voorziening verlengd van 2 maart 2022 tot 2 juli 2022;
  • iedere verdere beslissing ten aanzien van het deskundigenonderzoek en het verzoek tot uitbreiding van de omgang met [minderjarige 1]
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder nu ook
  • voornoemde beschikkingen, inclusief de daarin genoemde processtukken;
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 6 mei 2022;
  • het advies van 13 juni 2022 van de Raad voor de Kinderbescherming als bedoeld in artikel 1:265j, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de brief van 10 juni 2022 van mr. M.P. de Jong-de Kruijf waaruit blijkt dat de advocaat de moeder en de vader niet langer bijstaat.
Op 14 juni 2022 is de behandeling van de zaak ter zitting van de meervoudige kamer met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
- [vertegenwoordigers van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
- de vader;
- de moeder met [tolk] in de Nederlandse Gebarentaal.

Feiten

- De vader en de moeder zijn een geregistreerd partnerschap met elkaar aangegaan.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
- [minderjarige 1] verblijft feitelijk in een gezinsgerichte voorziening.
- [minderjarige 2] verblijft feitelijk bij de moeder.

Verzoeken

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1]
De gecertificeerde instelling verzoekt om verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] voor de duur van één jaar en om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinsgerichte voorziening tot het einde van de ondertoezichtstelling. Aan het verzoek is het volgende ten grondslag gelegd.
De ouders werken intensief mee aan verschillende hulpverleningstrajecten op individueel en gezamenlijk niveau. De spanningen tussen de ouders blijven echter aanhouden waarbij regelmatig het veiligheidsplan wordt ingezet.
Tijdens de mondelinge behandeling is aanvullend naar voren gebracht dat de Waag gaat stoppen met de individuele en gezamenlijke therapie omdat de ouders volgens de Waag het maximaal haalbare hebben bereikt.
De gecertificeerde instelling heeft twijfels over de effecten van het traject. De situatie is nog niet stabiel en er is nog sprake van oplopende spanningen bij de vader. Bij de moeder wordt met name gezien dat zij onvoldoende leerbaar is. Naast het uitblijven van een positieve ontwikkeling bij de ouders wordt tijdens de begeleide contactmomenten gezien dat zij niet over voldoende pedagogische vaardigheden beschikken om aan te sluiten bij [minderjarige 1] . De begeleide bezoeken zijn dusdanig belastend voor [minderjarige 1] dat hij gemiddeld drie à vier dagen van slag is. De gecertificeerde instelling is van mening dat dit schadelijk is voor zijn ontwikkeling omdat zijn stresssysteem hierdoor structureel wordt aangetast. Er is dan ook volgens de gecertificeerde instelling geen ruimte voor uitbreiding van de huidige omgangsregeling. Het perspectief van [minderjarige 1] ligt volgens de gecertificeerde instelling niet bij de ouders maar in het gezinshuis. Hij ontwikkelt zich daar goed. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gecertificeerde instelling aanvullend naar voren gebracht dat er nog steeds zorgen zijn over de hechting van [minderjarige 1] en over mogelijk trauma. Nader onderzoek hiernaar is nodig.
Verlenging ondertoezichtstelling van [minderjarige 2]
De gecertificeerde instelling verzoekt om een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] voor de duur van één jaar en heeft dit verzoek als volgt gemotiveerd. De gecertificeerde instelling is van mening dat het de ouders onvoldoende lukt om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 2] zelfstandig weg te nemen. De ouders en de betrokken hulpverlening geven weinig openheid van zaken waardoor onvoldoende zicht is op de veiligheid van [minderjarige 2] . Het wantrouwen van de ouders richting de gecertificeerde instelling is groot. De gecertificeerde instelling weet nu enkel via het consultatiebureau hoe het met [minderjarige 2] gaat. [minderjarige 2] wordt medisch onderzocht omdat hij nog geen vast voedsel eet. Zoals reeds gesteld zal de Waag stoppen met de individuele en gezamenlijke therapie van de ouders en bestaan er bij de gecertificeerde instelling nog zorgen over de effecten van de behandelingen. De spanningen tussen de ouders blijven aanhouden, met regelmaat wordt het veiligheidsplan ingezet en de situatie is nog niet stabiel. De ouders hebben onlangs besloten om hun relatie te beëindigen en dit betekent dat er een nieuwe wijziging komt in het leven van [minderjarige 2] . De ouders hebben nog niet voldoende inzicht gegeven in hoe zij de omgang met [minderjarige 2] willen vormgeven. Daarnaast heeft de moeder nog geen eigen woning zodat [minderjarige 2] geen stabiele woonplek heeft. De moeder heeft op 12 mei jl. aangegeven uit veiligheidsoverwegingen niet meer bij de vader te kunnen verblijven. Alles tezamen geeft dit de gecertificeerde instelling grote reden tot zorg, zeker gelet op de leeftijd van [minderjarige 2] .

Standpunten van de belanghebbenden

De moeder heeft naar voren gebracht dat zij graag bijstand wil van een advocaat en dat het haar niet is gelukt om een advocaat te vinden voor de zitting. Zij heeft ingestemd met een korte verlenging van de maatregelen. Het verzoekschrift bevat onjuistheden volgens de moeder. De moeder heeft inhoudelijk naar voren gebracht dat zij en de vader uit elkaar willen gaan omdat de moeder een stabiele basis voor [minderjarige 2] wil regelen. Samenwonen met de vader mag volgens de moeder niet van de gecertificeerde instelling. De moeder doet haar best om [minderjarige 2] de veiligheid en rust te bieden die hij nodig heeft. De gecertificeerde instelling ziet volgens de moeder problemen die zij en de vader niet zien. Zij heeft juist contact opgenomen op 12 mei jl. met de gecertificeerde instelling om te voorkomen dat er iets zou gebeuren. De moeder meent dat zij juist heeft gehandeld en dat zij niks voor de gecertificeerde instelling achterhoudt. Ook staat de moeder open voor huisbezoeken van de gecertificeerde instelling, maar dit moet wel vooraf worden aangekondigd en er moet een tolk aanwezig zijn. Tot slot maakt de moeder zich zorgen over de omgang met [minderjarige 1] en hun band. [minderjarige 1] herkent de stem van de moeder niet meer tijdens de omgang en dit heeft te maken met het feit dat er onvoldoende aandacht is voor de dovencultuur tijdens de omgang. De moeder is van mening dat de gecertificeerde instelling zich daar meer voor moet inspannen.
De vader sluit aan bij het verzoek van de moeder om zich ter zitting te kunnen laten bijstaan door een advocaat. De vader heeft toegelicht dat hij niet gaat stoppen met zijn behandeling, maar dat dit wordt afgebouwd. Daarnaast is de vader van mening dat het niet alleen aan de ouders ligt dat de gecertificeerde instelling niet alle informatie heeft. De therapeuten willen namelijk niet overal toestemming voor geven.

Beoordeling

De rechtbank overweegt dat het belang van een goede procesorde meebrengt dat de moeder en de vader de gelegenheid krijgen een advocaat in de arm te nemen. De moeder heeft verklaard dat het haar niet is gelukt om een advocaat te vinden voor de behandeling van de verzoeken. De rechtbank heeft de moeder tijdens de mondelinge behandeling de contactgegevens van de Haagse deken van de Nederlandse orde van advocaten verstrekt zodat zij met behulp van haar maatschappelijk werker bemiddeling krijgt bij het zoeken naar juridische bijstand. De behandeling van de verzoeken van de gecertificeerde instelling zal om die reden en met dat doel voor bepaalde tijd worden aangehouden, zodat redelijkerwijs voldoende tijd voor zowel de moeder als de vader beschikbaar is om een advocaat te vinden
Nu de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de huidige machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een gezinsgerichte voorziening eindigen op 2 juli 2022, acht de rechtbank het noodzakelijk de maatregelen kort te verlengen in afwachting van de nadere zitting en daaropvolgende uitspraak. Daartoe wordt in aanmerking genomen dat vooralsnog voldoende is gebleken dat de in artikel 1:255, eerste lid, en artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden nog aanwezig zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de gecertificeerde instelling voldoende onderbouwd dat er nog zorgen zijn over de thuissituatie van de vader en de moeder. Er bestaan nog altijd spanningen tussen de vader en de moeder en met regelmaat moet het veiligheidsplan worden ingezet. Volgens de Waag is het maximaal haalbare bereikt en daarom wordt de therapie afgesloten. De gecertificeerde instelling maakt zich echter zorgen over de effecten van de therapie en meent dat sprake is van een instabiele situatie. De instabiliteit is mede gelegen in het feit dat de ouders uit elkaar willen gaan en de moeder geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. De situatie is dusdanig instabiel dat een thuisplaatsing van [minderjarige 1] momenteel nog niet aan de orde is. Ook bestaat er nog onduidelijkheid over de opvoedcapaciteiten van de vader en de moeder en over hun mogelijkheden om aan te sluiten bij [minderjarige 1] . De gecertificeerde instelling heeft toegelicht tijdens de mondelinge behandeling dat de gezinshuisouders zien dat [minderjarige 1] voorafgaand aan en na een bezoek sterke signalen laat zien. Om een beter beeld te krijgen van de opvoedcapaciteiten van de vader en de moeder en van hun mogelijkheden ook ten aanzien van een eventuele uitbreiding van de omgangsregeling, is een deskundigenonderzoek gelast.
De rechtbank is het eens met de moeder dat in het belang van de band tussen de ouders en [minderjarige 1] er voldoende aandacht moet blijven voor de dovencultuur tijdens de bezoeken.
Op basis van voorgaande overwegingen komt de rechtbank tot het oordeel dat het in het belang van [minderjarige 1] is om zijn plaatsing in het gezinshuis te continueren en dat er de komende tijd meer duidelijkheid moet komen over de mogelijkheden van de ouders. Op de volgende zitting zal het pro forma aangehouden verzoek van de ouders tot wijziging van de omgangsregeling van [minderjarige 1] tezamen met de resterende periode van de huidige verzoeken worden besproken. Daarbij kunnen hopelijk de gegevens van het NIFP betrokken worden.
Wat betreft [minderjarige 2] constateert de rechtbank dat er veel veranderingen in zijn leven zijn en dat er op dit moment onvoldoende zicht is op de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige 2] . Onduidelijk is hoe het komt dat er te weinig zicht is op [minderjarige 2] , maar de rechtbank benadrukt dat het belangrijk is dat de ouders in contact blijven en meewerken met de gecertificeerde instelling zodat er zicht verkregen kan worden op [minderjarige 2] . De zorgen die de gecertificeerde instelling heeft kunnen immers slechts worden weggenomen als zijn ontwikkeling en veiligheid volledig in beeld zijn en goed getoetst kunnen worden. Juist omdat [minderjarige 2] nog zo jong is, is zicht op zijn veiligheid van groot belang. Betrokkenheid van een jeugdbeschermer is naar het oordeel van de rechtbank dan ook nog noodzakelijk om zicht te houden en om regie te voeren met betrekking tot de hulpverlening. Zowel vanuit de kant van de ouders als vanuit de gecertificeerde instelling zal er de komende tijd hard gewerkt moeten worden om de informatievoorziening over en weer beter te laten verlopen. .
De rechtbank wenst één week voorafgaand aan de zitting van 30 september 2022 van de meervoudige kamer door de gecertificeerde instelling geïnformeerd te worden over de meest recente ontwikkelingen. Daarbij ontvangt de rechtbank graag onderbouwende bijlagen met in ieder geval:
  • Een verslag van de gezinshuisouders;
  • Bezoekverslagen van het Wilmahuis;
  • Rapportage/eindverslag De Waag;
  • Overige relevante stukken.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De rechtbank :
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van 2 juli 2022 tot 30 oktober 2022 met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
en
verlengt de aan Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland verleende machtiging [minderjarige 1] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening van 2 juli 2022 tot 30 oktober 2022;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] aan tot de zitting van
30 september 2022 om 11:30 uurde meervoudige kamer van deze rechtbank;
houdt iedere verdere beslissing die samenhangt met het deskundigenonderzoek en het verzoek ten aanzien van de omgangsregeling met [minderjarige 1] aan tot de zitting van
30 september 2022van de meervoudige kamer van deze rechtbank;
gelast de griffier op te roepen tegen voormelde zittingsdatum:
  • de gecertificeerde instelling;
  • de vader;
  • de moeder;
verzoekt de gecertificeerde instelling om één week voor voormelde zitting de rechtbank en de belanghebbenden te informeren zoals in hiervoor overwogen;
verzoekt de griffier om voorafgaand aan voormelde zitting contact op te nemen met het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie over de laatste stand van zaken.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2022 door mrs. C.F. Mewe, C.M. Koole en J.C. van den Dries, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Amelsvoort als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 12 juli 2022.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.